Radiomaker en voormalig sportjournalist Armand Schreurs heeft het unieke voorrecht om als Ajaxminnende Belg mee te schrijven aan het Ajax Magazine. ‘Ik ben daar een zeer gerespecteerd curiosum.’

Het is bedrieglijk rustig in Patisserie Giovanni. De ochtend loopt op zijn laatste benen en de voetbalactualiteit is van zijn dagelijkse portie commentaar voorzien. Opgevouwen in een hoek ligt de bijbel, ook La Gazzetta dello Sport genoemd. Mannen doden de tijd tot de pastalunch met cappuccino en rondkijken.

De Italiaanse uitbaters, hoewel afkomstig van het zuidelijke Messina, zijn hevige fans van AC Milan. Aan de muur hangen foto’s van la mammaEnza in een innige omhelzing met Marco van Basten. Geen betere illustratie van de voetbalverhoudingen thuis bij Armand Schreurs dan de Nederlandse ex-voetballer, Ajacied én Milanist : vader Ajaxfan sinds de late jaren zestig, zoon verknocht aan Milan. Hier, in een Italiaanse patisserie aan de Leuvensesteenweg in Schaarbeek, niet ver van het VRT-gebouw, haalt Schreurs dan ook met zeker duivels genoegen en onder de gespeelde banbliksems van Enza, een Ajaxshirt (kindermaat !), een Ajaxvaantje en het jongste nummer van het Ajax Magazine tevoorschijn.

Bijna tien jaar inmiddels maakt Schreurs deel uit van de redactie van het Ajax Magazine. Een Belg in de organisatie van een van ’s werelds roemrijkste clubs ! “Ik ben daar een zeer gerespecteerd curiosum”, lacht hij. Met trainer Morten Olsen had hij, door zijn afkomst, een bijzondere band. “Morten sprak voetbal-Vlaams. Hij zei : ‘We spelen op verplaatsing’, maar dat kennen ze niet in Nederland. Voor hen is dat ‘een uitwedstrijd’. Mooie tijd was dat.”

Schreurs koestert een jarenlange liefde voor het Nederlandse voetbal. Sinds zijn 20ste jaar is hij een regelmatige bezoeker van de thuiswedstrijden van Ajax. Zijn eerste gesprek met de hoofdredacteur, op het Rembrandtsplein, herinnert hij zich als een emotioneel examen. “Dat was een plechtig moment. Ineens kon ik gaan werken voor de club waarvan ik altijd supporter was geweest. Ik kan dan ook meepraten over een hoop dingen. Dat is essentieel. Ik moet weten wie Pim van Dord is natuurlijk : oud-mandekker, die nu de kinesist is van de club. En wie weet dat toen Cruijff kwam, Wiggemanse voor hem uit de ploeg is gegaan ? Ajax zat in mijn wereld. Ik zou dit niet kunnen voor Feyenoord.”

“Ach,” bedenkt hij, “iedereen van mijn generatie houdt van Ajax. Iedereen trok naar Amsterdam eind jaren zestig. Ik ook. Amsterdam was het wereldcentrum van de hippiecultuur en het had een voetbalploeg die drie Europacups op rij won. Alles hing toen samen. Mensen van mijn generatie hebben allemaal een Ajaxperiode gehad in hun jeugd. We studeerden en maakten kennis met het totaalvoetbal. Een systeem dat nooit eerder vertoond was, gestoeld op de polyvalentie van de spelers. Bij een hoekschop moesten verdedigers als Barry Hulshoff mee naar voor om te koppen. Dat was nieuw. Verdediger of aanvaller, ineens liep dat allemaal door mekaar. Zéér interessant.”

Ajax heeft 45.000 abonnees in zijn stadion. Toen het met zijn maandelijkse magazine begon, haalde dat een oplage van 20.000 exemplaren. Vandaag is dat opgelopen tot 40.000 stuks. Kranten in Nederland, vertelt Schreurs, besteden veel minder aandacht aan sport dan in België. Het Parool is niet, zeg maar, Het Belang van Limburg van Amsterdam. “Daardoor ontstond de behoefte aan een eigen medium. Er is een markt van mensen die Ajax op de voet willen volgen.”

Het blad kadert in een totaalvisie op topvoetbal, die zijn Belgische redacteur in één woord samenvat als : voetbalcultuur. “Ajax heeft Europacups gewonnen, het heeft met Johan Cruijff een uniek icoon en het heeft daar een hele voetbalcultuur aan vast gehangen, met enerzijds een grote aandacht voor het verleden en anderzijds een sterke nadruk op dat imago van ‘wij zijn de voetbalschool van Europa’. Je mag die rijke traditie echt niet onderschatten. Elke Ajaxfan wil die onderhouden. Hier leeft een sterk clubgevoel, maar ook geschraagd door iets moderns : de voetbalschool. Tien jaar geleden wonnen ze hun laatste Europacup met bijna uitsluitend spelers uit een cirkel van 80 km rond Amsterdam. Dat meedelen, is prettig voor een club. Je jonge talenten tijdig aan het publiek voorstellen. Fierheid.”

Engeland kent al langer de clubbladen, maar ze dienden Ajax inhoudelijk niet tot voorbeeld. Feyenoord kopieerde het Amsterdamse initiatief, PSV deed een poging en in België zetten Anderlecht, Standard en Genk schuchtere stappen. Maar ze missen iets, zegt Schreurs : een totaalvisie. Neem nu Anderlecht : dat besteedt zijn magazine uit, is waarschijnlijk blij dat het er een goede prijs voor krijgt en bekommert zich verder niet om de invulling. Toch zijn ze goed bezig in Brussel, haast Schreurs zich te zeggen. “Ik vind Anderlecht de laatste seizoenen hard werken aan clubcultuur. Dat maakt mij gelukkig, want voor de mensen is dat iets moois. Op zijn open dag brengt het nu telkens een speler uit zijn verleden. Het heeft ook zes Europacupfinales gespeeld en er drie gewonnen. Prijzen gepakt dus. Af en toe moet je een cup laten zien.”

RC Genk vindt Schreurs ook een vermelding waard. “Een innoverende club. Helemaal mee met de nieuwe ontwikkelingen. Nu weer met de digitale reclameborden. En in de nieuwe uitbouw van het stadion hebben ze terrassen gebouwd. Dat heeft maar één club in België.”

Traditie heeft Genk dan weer niet en om nog maar eens de impact daarvan te illustreren, komt Schreurs weer uit bij Barry Hulshoff. “Barry had altijd werk in België. Ik heb hem eens gevraagd hoe dat kwam, want nergens kon hij resultaten voorleggen. Bleek dat hij altijd over Ajax vertelde, waarna die clubbesturen dachten : die moeten we pakken. Barry heeft op zijn Ajaxreputatie twintig jaar kunnen trainen in België.”

Het magazine is maar één van de vele manieren waarop Ajax zijn filosofie uitdraagt. Met Ajax Travel & Events heeft de club zelfs een eigen reisbureau. Dat biedt de fans voetbalreizen over heel Europa aan. “Past weer in hun totaalvisie op voetbalcultuur in de breedste zin”, zegt Schreurs. “Ook de Ajaxfan wil wel eens naar het sterrenelftal van Real Madrid of Manchester United gaan kijken. Door de Champions League ken ik de ploegopstelling van Barcelona beter dan die van Westerlo of Moeskroen. Ik zie ze vaker spelen op televisie dan de meeste Belgische ploegen. Op die behoefte speelt Ajax in. Ik ben al met mijn zoon in een vliegtuig vol Amsterdamse cafébazen naar Celtic Glasgow geweest. Héérlijke reizen !”

Ajax heeft ook zijn talkshow met oud-spelers waarmee het de hort op gaat in Nederland. “Fantastisch idee !”, juicht Schreurs. “Heb ik zelf ook nog gedaan voor RC Genk, ten tijde van Johan Boskamp. Maandagavonden. Altijd bomvolle zalen. Vier spelers, Boskamp en iemand van het bestuur. En de winkel met de merchandising ging mee. Genk had een jonge traditie, maar het was de club die op korte tijd de meeste prijzen pakte. Dat zorgde voor een hype.” Nog altijd zijn er de maandelijkse supportersavond in het themacafé van het Fenixstadion. “Genk heeft gevoeld dat het heel direct met de mensen moet communiceren. De fan moet een vraag kunnen stellen aan de voorzitter. Er is veel kritiek op Jos Vaessen, maar dit is een groot pluspunt.”

Visie, geen nattevingerwerk. Hoe Ajax aan scouting doet, noemt Schreurs om duimen en vingers van af te likken. “Zij hebben Amsterdam onderverdeeld in twaalf zones. Elke zone heeft zijn scout, van die heren in een lange regenjas. De Ajaxscout van de buurt ! Hij trekt naar het pleintjesvoetbal, op zoek naar kinderen uit kansarme gezinnen die bij geen club zijn aangesloten. Mag ik u erop wijzen dat daar al uit zijn gekomen : Seedorf, Davids en Kluivert ? Volgens mij bestaat dat in Brussel en Antwerpen ook. Daar gaat talent verloren. Het Josaphatpark in Brussel is het schrijnendste voorbeeld dat ik ken in België. Elke woensdagmiddag krioelt het daar van de voetballende kinderen. In het stadion speelt een derdeprovincialer die de massa niet aankan. Daar ligt een taak voor de overheid en de scouts van de topclubs. Op elke straathoek kan een Maradona spelen. Zal ik je eens wat zeggen ? Dat van die twaalf zones was een idee van Cruijff. Daarom hou ik van die club.”

Het is natuurlijk niet altijd bingo wat Ajax doet. Dat beseft Schreurs wel. Om maar iets te noemen : de voetbalscholen in Afrika gaven niet het beoogde resultaat. Maar het blijft een inspirerende club. De trend om elk seizoen met een ander uitshirt uit te pakken ? Door Ajax gezet, weet de Belg. Oud-vedetten het jonge talent toevertrouwen ? Ajax doet het. “Ik heb Van Basten en Van ’t Schip nog bij Jong Ajax zien werken. Onvoorstelbaar ! Ik zie het in België nog niet zo gauw gebeuren.”

Terwijl bij ons geen enkele club erin slaagt een toernooi te organiseren, scheert Ajax hoge toppen met zijn Amsterdam Tournament (deze zomer met Arsenal, Porto en Boca Juniors) en het trekt de wereld rond met zijn ploeg. Buiten het voetbalseizoen is de Amsterdam Arena de thuishaven van de Amsterdam Admirals, het American footballteam waar 30.000 toeschouwers op afkomen. Michael Jackson trad er op en wijlen André Hazes kreeg er een groots eerbetoon. Schreurs : “De moderne tijd brengt met zich dat dit soort tempels voor meerdere dingen gebruikt kunnen worden. Ook daar moet je de nieuwe mogelijkheden zien.”

Zeker, benadrukt Armand Schreurs, hij haalt journalistieke bevrediging uit zijn werk voor het Ajax Magazine. Op het moment dat Wesley Sonck niet met de pers sprak, had hij toch maar mooi een groot verhaal met de ondertussen voor Borussia Mönchengaldbach spelende aanvaller. Spelers moeten te allen tijde beschikbaar zijn voor het clubblad. “Wij kunnen ook langer met hen praten. Dat is dankbaarder werken.”

Bovendien werkt de redactie in alle vrijheid. Kritiek op de eigen ploeg mag. Móét zelfs. “In Nederland kun je geen blad uitbrengen zonder zelfkritiek. Anders ben je ongeloofwaardig. Wij hebben een vaste redacteur die het hele jaar de trainer interviewt. Dat is elke keer een kritisch stuk, onderschat dat niet.”

Het is, zegt hij, in alle opzichten een prikkelende ervaring om Ajax van binnenuit te beleven. “Professionalisme in een grote club zit in de details. Ik heb gezien tot wat dat allemaal kan leiden. Dat was een aangename verrassing. Zij zien overal kansen en doen daar ook iets mee. Dat is zeer prikkelend voor iemand die van voetbal houdt. Ajax is beursgenoteerd, maar het is ook een emotioneel bedrijf. Die emo-kant is zo mooi aan voetbal, daar moet je oog voor hebben, want het is wat mensen erbij houdt. Sport blijft een emotionele business. Iedereen die erbij betrokken geraakt, doet dat vanuit een emotionele overweging.”

Maar Ajax is ook tópsport en topsport, leerde Schreurs, is keihard. “De talenten kunnen zich op hun traject geen fout veroorloven. Ajax heeft maar één team per leeftijd. De sociale rol, zeggen zij, is voor anderen. Nederland haalt 23 medailles op de Olympische Spelen omdat hun benadering van topsport, vind ik, heel interessant en welomschreven is. De gezelligheid komt achteraf, eerst resultaten. Dat leidt tot een heel harde methode van onder tot boven. Wie niet meekan, valt af. Alle gemakzucht wordt eruit geknipt. Ik kan daar best mee leven.”

Waar zit dan toch de warmte ? “In wat Bobby Haarms, Mister Ajax, ooit zo gezegd heeft : ‘Kom je met een Ajaxtrui het veld op, sta je meteen 1-0 voor’. De warmte is dat ik fier ben met die trui. Kijk, Nederlanders zijn wereldveroveraars. Als er morgen profvoetbal wordt gespeeld aan de zuidpool, zullen de eerste trainers Nederlanders zijn. De bluf waarmee de Ajaxjongens spelen, vind ik zó mooi. Daarom ben ik blij dat wij nu Kompany en Vanden Borre hebben. Sommigen vinden die bluf arrogant, ik niet. Ik vind hem vooral mooi. Daarom ben ik blij dat wij vroeger Stéphane Demol hadden en nu Kompany en Vandenborre.”

door Jan Hauspie

‘Iedereen van mijn generatie houdt van Ajax.’

‘Ik vind Anderlecht de laatste seizoenen hard werken aan clubcultuur.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content