Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor dit blad geregeld een figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze week: Wilfried Van Moer, ook bekend als ‘Kitchi’ of ‘Pit’.

Eén moment uit mijn voetbalcarrière zal mij altijd bijblijven. Het was een van de eerste keren dat ik als jong manneke werd opgeroepen voor de nationale ploeg. Het was een thuiswedstrijd tegen Italië voor de kwartfinale van het EK’72. De match werd op Anderlecht gespeeld. De heenwedstrijd was in Milaan, in het legendarische San Siro, op 0-0 geëindigd. De normaal zo zelfverzekerde Italianen liepen er dan ook vrij nerveus bij, en met reden, want Wilfried Van Moer maakte er in de loop van de eerste helft 1-0 van. Wilfried, ‘de kleine generaal’, speelde een sterke partij en ontregelde het middenveld van de Azzurri, hij leidde de dans! Dat moest Mario Bertini, de beul van Inter, ook zijn opgevallen, want hij besloot Van Moer te elimineren. Daar zorgde een te late tackle op het rechterbeen van Wilfried voor. Ik hoorde de krak tot op de bank, het geluid van een droge tak die brak. Het heeft niet mogen baten voor de squadra want de – toen Witte – Duivels wonnen met 2-1.

De vreugde om de overwinning werd enigszins overschaduwd door de beenbreuk van Wilfried Van Moer, want België was zijn leider kwijt voor de halve finale van het EK tegen West-Duitsland. De ongerustheid was terecht, want we verloren met 1-2 van de Duitsers. Wie weet wat er was gebeurd als we over een fitte Van Moer hadden kunnen beschikken!

Het monument van Standard stond als speler bekend om zijn spelinzicht, loopvermogen en inzet. Het respect bij zijn generatiegenoten was dan ook groot. Paul Van Himst verklaarde ooit in een tv-interview: “Als het Anderlecht van de jaren zestig over een speler als Van Moer had kunnen beschikken, dan waren we onklopbaar geweest in België en zelfs in Europa!” Nico Dewalque, oud-ploegmaat van de drievoudige Gouden Schoen bij Standard, voegde eraan toe: “Van Moer was misschien de enige speler van onze tijd die zou meekunnen in het hedendaagse voetbal.”

Het Congootje in Beveren

De laatste keer dat ik Wilfried had ontmoet, was al een tijdje geleden, tijdens de boekvoorstelling van wijlen Rik De Saedeleer. Toen spraken we af dat we eens samen iets zouden gaan eten, maar het kwam er nog niet van. Misschien het moment om daar verandering in te brengen, dus ging ik op bezoek bij de voetballegende in Zonhoven.

De spelers van Standard noemden je allemaal ‘Kitchi’. Waarom?

Wilfried Van Moer: “Dat heb ik te danken aan de Joegoslavische linksbuiten Antal Nagy. ‘Wilfried’ kon hij waarschijnlijk niet uitspreken en daarom noemde hij mij maar Kitchi, wat in zijn taal ‘kleine’ betekende. De andere spelers hebben die bijnaam vrij vlug overgenomen en later ook de supporters. Als ik mij ergens vertoonde in Luik, hoorde ik van alle kanten roepen: Kitchi, Kitchi!”

Het was nog oorlog toen je werd geboren in 1945, je hebt toch geen Duitse roots?

“Neen, nen Duits moest er bij ons niet binnenkomen. Ik ken een beetje talen, maar Duits… neen, dat heb ik nooit willen leren. Mijn ouders hadden een volkscafé. Jaren aan een stuk heb ik verhalen moeten aanhoren over de oorlog en wat die Duitsers allemaal hadden uitgespookt. Na een tijdje word je zo een beetje anti, maar dat is allemaal voorbij nu, de wereld is veranderd.”

Je bent in Beveren geboren, dus in de jeugd beginnen te voetballen bij SK Beveren?

“Ja, in de jeugd heb ik daar nog gevoetbald met Jean Jansssens, Freddy Buyl, Robert Rogiers, Omer Janssens enzovoort… We zijn allemaal begonnen bij de cadetten en geëindigd in de eerste ploeg. Er liep daar ontzettend veel talent rond bij Beveren! Toen we jong waren, kwamen we dikwijls bijeen in het ‘Congootje’, een wijk van Beveren, daar lag een voetbalpleintje waar we konden sjotten. Jean-Marie Pfaff woonde daar samen met zijn broers en zussen in twee woonwagens. Ik heb de familie Pfaff goed gekend. Hun vader kwam dagelijks bij mijn ouders op café.

“Het was trainer Fons De Winter die mij als rechtsbuiten in het eerste elftal heeft opgesteld toen ik amper een week zestien jaar was geworden. Beveren speelde toen in vierde klasse. In mijn eerste match scoorde ik twee goals tegen Maccabi.

“In 1963 werden we kampioen met Beveren en promoveerden we naar derde, waar ik nog twee seizoenen heb gespeeld. Daarna is FC Antwerp gekomen.”

Was er buiten Antwerp nog interesse van andere clubs?

“Ik ben feitelijk de enige van de jeugdspelers van Beveren die weggegaan is, de rest is gebleven. Er was nog belangstelling van Racing White, dat toen in eerste klasse speelde, maar ik was elektrieker van beroep en de baas voor wie ik werkte, zat in het bestuur van Antwerp. Die heeft er dan ook alles aan gedaan om mij bij de Great Old te krijgen. Het had zo zijn voordelen. Toen ik er speelde, moest ik ’s maandags bijvoorbeeld nooit komen werken, ik mocht uitrusten na de match, maar werd toch doorbetaald. In Beveren waren ze ferm kwaad dat ik vertrok, maar ze hebben me waarschijnlijk laten gaan voor het geld, 2,5 miljoen frank (62.000 euro, nvdr). Ze hebben vier spelers gekocht met wie ze zijn gepromoveerd naar tweede klasse en vanaf dan zijn ze blijven groeien. Voor veel oudere supporters is niet Van Moer de beste speler ooit van Beveren, maar Omer Janssens. Sommigen zijn het nog niet vergeten dat ik ben vertrokken!”

Spelers in de gracht

Bij Antwerp ben je Harry Game tegengekomen.

“Ja, dat was een typisch Engelse trainer. Harry Game heeft een belangrijke rol in mijn loopbaan gespeeld, hij maakte van mij een middenvelder. Hij had nogal speciale trainingsmethodes. Elke vrijdag moesten we geen voetbalschoenen aantrekken maar spikes. Dan gingen we sprintjes trekken op de atletiekpiste: 20, 50, 70 en 100 meter. Hij stopte er pas mee als iedereen op sterven na dood was. De spikes mochten dan uit en de training werd afgesloten met een matchke korfbal.

“Een duurloop bij hem was ook iets speciaals. Hij stopte maar als er nog twee of drie spelers wankelend overbleven. De rest hing dan tegen een boom of lag in een of andere gracht. Fysiek waren we wel in orde, dat kan ik je verzekeren, maar op voetbalgebied… dat was iets anders. Het spelletje was simpel voor hem, je hebt de bal achteraan, je geeft er een vlam op naar voren en je loopt als een gek achter dat lederen ding aan. Men noemde Antwerp in zijn tijd ‘de parachutisten’! Ik probeerde dan ook de bal achteraan te gaan opvragen, maar dat was niet eenvoudig, gewoonlijk vlogen de ballen onbereikbaar boven mijn hoofd.”

Je bent drie jaar bij Antwerp gebleven?

“Inderdaad, twee jaar waren we een middenmoter, het derde jaar zijn we gezakt naar tweede klasse en dat was volgens de supporters mijn schuld. Ik zou niet meer voluit gespeeld hebben omdat ik al getekend had bij een andere ploeg. De ene dag stond er in de krant dat ik naar Anderlecht zou gaan, de dag erop dan weer naar Club Brugge, maar dat was allemaal onzin. Door het winnen van de Gouden Schoen was er natuurlijk interesse van andere ploegen, maar ik had met niemand al een akkoord.

“Het eerste serieuze contact was met Club Brugge. Daar ben ik naartoe geweest om medische testen af te leggen en om met Jozef Hutsebaut mijn contract te bespreken. Ik heb daar een overeenkomst getekend, voor mij was alles in orde, maar schijnbaar nog niet voor Antwerp. Club wilde 6 miljoen frank (148.000 euro, nvdr) betalen, maar Eddy Wauters hield het been stijf, hij wou 6,5 miljoen. Constant Vanden Stock, toen nog werkzaam bij Club Brugge, wilde dat half miljoen uit zijn eigen zak bijpassen, maar dat werd hem geweigerd door de raad van bestuur van de club. Dat zou de reden geweest zijn waarom Vanden Stock het volgende seizoen is opgestapt in Brugge en naar Anderlecht is vertrokken.

“Een uur voor het einde van de transferperiode is Standard gekomen en dat was wel bereid de door Antwerp gevraagde som op tafel te leggen. Wauters heeft mij dan voor de keuze gesteld: of tekenen voor Standard, of meegaan met Antwerp naar tweede klasse. Ik kon niet anders dan kiezen voor de Rouches. Pas op, ik was maar de tweede keuze van de Luikenaars! Roger Petit wilde absoluut Prudent Bettens van Waregem, maar die onderhandelingen waren afgesprongen. Gelukkig maar, want anders had ik in tweede klasse kunnen gaan spelen!”

Standard was dus niet je eerste keuze?

“Neen, ik had normaal gekozen voor Club Brugge. Die hadden mij onder andere een villa beloofd in Knokke. Vooral mijn vrouw was enthousiast. Zij hield van de kust en wilde daar dolgraag wonen. De ontgoocheling bij haar was groot toen ik haar vertelde dat het Luik was geworden.”

En Anderlecht in heel dat verhaal?

“Paul Van Himst moest van zijn voorzitter, Albert Roosens, vragen of het mij zou interesseren om naar Anderlecht te komen. Natuurlijk wilde ik naar Anderlecht, je zou gek moeten zijn om niet te gaan! Maar verder heb ik niets meer gehoord. Ze hebben toen een Fransman, Yves Herbet, gekocht.”

Een Mercedes van Petit

Christian Piot vertelde mij sterke verhalen over de grote baas van Standard, Roger Petit.

“Ik heb hem zeven jaar meegemaakt. Ik moet wel zeggen: Roger Petit was niet alleen een groot zakenman, maar iemand die ook iets van voetbal kende. Hij voerde zo een beetje een machtsstrijd met Constant Vanden Stock.

“Petit kon keihard zijn. Ik heb nooit grote problemen met hem gehad, maar hij kon soms wel verrassend uit de hoek komen. Wij was een toernooi gaan spelen op Majorca, er was een drietal Spaanse ploegen die interesse hadden in mij en Nico Dewalque. Ze stuurden een paar afgevaardigden om een informatief gesprek met Petit te hebben. Nico en ik zijn die mensen gaan ophalen op de luchthaven van Zaventem en met hen naar Sclessin gereden. Daar mochten ze gewoon niet binnen van Petit! Daar stonden we dan… We hebben die mannen dan maar terug naar Zaventem gevoerd, wat moesten we anders doen? Ik was lastig en toen ik er hem later over aansprak, zei hij: ‘Wees maar kalm of ik laat je in derde klasse spelen.’ Je was dan rap kalm, geloof mij.

“Soms haalden we wel eens stommiteiten uit en dan moesten we bij hem op het matje komen. Zoals die keer dat ik na een ochtendtraining samen met Nico Dewalque en Léon Dolmans de stad in trok en vergat naar de namiddagtraining te komen. Ik moest dan op zijn bureau komen waar hij lachend zei: ‘Ge hebt weer den imbécile uitgehangen, nietwaar? Ik zal u vlug eens een boete geven van 50.000 frank (1240 euro, nvdr) en voor uw vrienden hetzelfde tarief. Zegt gij het hun maar, ze moeten daarvoor niet tot hier komen.’ En hij begon nog harder te lachen!

“Petit had ook wel zijn goede kanten. Op een zekere dag zei hij tegen mij: ‘Ik ben tevreden over u, ga maar een Mercedes kopen, ge krijgt die van mij.’ Ik kocht natuurlijk de grootste. Hij, Standard dus, betaalde en schonk die wagen aan mij. Wat ik toen niet wist, was dat je op een gift belastingen moest betalen. Twee jaar later kreeg ik de rekening gepresenteerd, daar had hij mij wel bij mijn pietje. Petit was onvoorspelbaar, de ene dag kreeg je een Mercedes, de andere dag moest je je studs betalen als je die ging afhalen bij de conciërge. Echt, dat is gebeurd!

“Op het laatst voelde hij zich onaantastbaar en dat is zijn ondergang geworden. Neem nu die fameuze omkoopaffaire met Waterschei. Hij had gewoon in een boekje alle namen genoteerd van de personen aan wie er geld was uitgedeeld, met de bedragen op de koop toe. De Bijzondere Belastinginspectie heeft alles gevonden en toen was het gedaan met Roger Petit.”

Van blessureleed ben je niet gespaard gebleven.

“Dat zal wel zijn! Ik heb vier keer mijn rechterbeen gebroken: twee keer mijn scheenbeen en twee keer mijn kuitbeen. De ergste breuk was in die wedstrijd tegen Italië. Bertini heeft dat opzettelijk gedaan, daar ben ik zeker van. Ik heb nog twintig minuten met die blessure verder gepikkeld tot aan de rust. In de kleedkamer stond Raymond Goethals te roepen: ‘Een piqûre erin, een piqûre erin!’ Maar dat heb ik niet gewild, ik voelde dat het ernstig was. Ik ben dan samen met een verzorger, te voet, naar een kleine polykliniek op 200 meter van het Anderlechtstadion gegaan. Ze hebben daar een paar foto’s genomen van mijn been en ik kon terug te voet naar het plein. De match was al gedaan toen ik er aankwam.”

De Rik en de Polle

Drie keer de Gouden Schoen gewonnen, dat kan ook niet iedereen zeggen!

“Neen, maar toen werd er rond dat gebeuren nog zo geen heisa gemaakt in de media als nu. Men kreeg die trofee op het veld voor een match en dat was het dan. De eerste keer winnen is fantastisch, de tweede keer is het oké en de derde keer is men het al gewoon.

“Toen ik mijn eerste Gouden Schoen won, speelde ik bij Antwerp en werkte ik nog. Mijn baas is mij toen komen vertellen dat ik hem had gekregen. Ik was blij, maar uitbundige taferelen van geluk waren er niet bij. Bij de uitreiking van die eerste Gouden Schoen was mijn exemplaar nog niet klaar. Ze zijn er dan maar eentje van Paul Van Himst gaan lenen om af te geven. Ik stond daar schoon in het midden van het veld met die schoen, maat 45… Ik heb hier trouwens geen enkele meer staan, ieder van mijn drie kleinkinderen heeft er één gekregen. Gelukkig heb ik maar drie kleinkinderen, anders zou ik een probleem hebben gehad.”

Op 34-jarige leeftijd was er de terugkeer van Wilfried Van Moer in de nationale ploeg.

“Rik De Saedeleer heeft de bal aan het rollen gebracht. Na een uitwedstrijd van de nationale ploeg zat Rik altijd naast Guy Thys in het vliegtuig. De Saedeleer vond dat België geen slechte ploeg had, maar ze misten iemand op het middenveld die de lijnen uitzette. Ik was in zijn ogen de ideale man daarvoor. Thys had zich denkelijk laten ompraten door Rik, want hij is met mij een paar keer komen spreken om mij te overtuigen terug te keren naar de Rode Duivels. Guy Thys kon goed praten, hij was een psycholoog, in tegenstelling tot Raymond Goethals die een pure tacticus was. Bij Thys hadden de spelers inspraak.

“Ik was in het begin niet zo enthousiast, want ik wilde niet afgaan als een gieter. Ik speelde bij Beringen, daar was het niveau tweemaal lager dan in de nationale ploeg. Daarbij baatte ik een goedlopend café uit op de markt in Hasselt, waarmee ik meer verdiende dan met het voetbal. Dus ik zat niet te wachten op een vergiftigd geschenk. Ik was evenwel goed bevriend met Erik Gerets en René Vandereycken en omdat zij in die ploeg speelden, besloot ik om het toch maar eens te proberen. Je kunt maar één keer op je bek gaan, dacht ik zo.

“De eerste match na mijn terugkeer wonnen we met 2-0 tegen Portugal, ik was goed voor een doelpunt en een assist. De trein was weer vertrokken voor een paar jaartjes nationale ploeg. Onder Guy Thys heb ik nog 27 keer gespeeld, maar Goethals vond ik toch ook een fenomeen. In het begin zei hij niet veel tegen mij, later noemde hij mij altijd Pit – waarom, dat weet ik nog altijd niet, ik had het hem moeten vragen.”

Jij bent zelf ook nog bondscoach geweest.

“Ja, dat is de grootste stommiteit die ik in mijn leven begaan heb! Ik deed scoutingwerk voor de Belgische voetbalbond toen Polle Van Himst bondscoach was. In 1994 waren de prestaties van de nationale ploeg ondermaats. De KBVB vroeg mij om assistent te worden van Van Himst in opvolging van Michel Sablon. Polle had daar geen problemen mee, integendeel. In 1996 werd Van Himst ontslagen en vroegen ze mij om hem op te volgen. Dat had ik nooit mogen doen, want Van Himst had mij feitelijk binnengebracht. Hij is daarom een tijdje lastig geweest op mij – en hij had gelijk, daar was ik verkeerd. Ik had de drie resterende matchen nog moeten afwerken om dan zelf ook op te stappen. Maar ja, het ging allemaal zo snel en men praatte op je in… Een paar maanden later was het al over, na een nederlaag in een vriendschappelijke match tegen Nederland. Ik zou niet genoeg gecommuniceerd hebben met de pers, dat was de reden van mijn ontslag. En dat is waar, ik moet niet veel hebben van de pers. Goed dat jij het was, want een andere had niet moet komen voor een interview! Je hebt geluk gehad.”

DOOR GILLE VAN BINST – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik had eigenlijk gekozen voor Club Brugge. Die hadden mij een villa beloofd in Knokke, mijn vrouw was enthousiast.”

“Roger Petit was niet alleen een groot zakenman, maar iemand die ook iets van voetbal kende.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content