Ooit gold hij als een groot talent. Bram Verbist werd omwille van zijn lichaamsbouw Brambo genoemd en cultiveert die bijnaam: voor de foto poseert hij gewillig als een soort van Sylvester Stallone. Na jaren op de bank en een half seizoen in de anonimiteit van vierde klasse is de Antwerpse doelman terug: hij is de nummer 1 van Cercle Brugge.

Het carrièreverloop van een keeper lijkt soms verdacht veel op het cardiogram van een hartpatiënt. Neem nu Jan Moons ; eerst rustig bij Genk, dan in het woelwater van Lier, nu weer in de relatief kalme omgeving van Germinal Beerschot. Of Frédéric Herpoel ; huppelde in een zeer recent verleden nog mooi met Gent door de competitie en nu, ja, wat nu ? Doelman Bram Verbist (24) past in dat grillige rijtje. Tot vorig seizoen moest hij op het Kiel Luciano laten voorgaan. Maar als tweede doelman pikte hij wel af en toe een match mee op het hoogste niveau, 33 in drie seizoenen.

Ongeveer een jaar geleden verhuisde Verbist naar tweedeklasser Tienen, en begin 2007 leek zijn vrije val compleet, toen toenmalig vierdeklasser Eendracht Aalst zijn volgende werkgever werd. Maar waar begon Verbist het nieuwe seizoen ? Op de grasmat van een met 20.705 toeschouwers gevulde Cristal Arena, met Cercle Brugge op bezoek bij RC Genk. Dat had hij enkele weken tevoren niet eens dúrven dromen. Als hij erop terugblikt, lacht hij en is het enige wat weerklinkt : ” Amai… ,” op een manier zoals alleen een Antwerpenaar dat uitspreekt, ” ik zen wel content.”

Qua taal is de toon daarmee gezet voor de rest van het gesprek. De manier waarop Verbist zich gedraagt, doet een beetje denken aan die van muzikant en televisiemens Axl Peleman ; zonder gêne klappen met Jan en alleman, gesprekken die lopen als een trein, woorden die komen uit het hart. Ze zijn gekruid met een portie smakelijke humor en gedrenkt in dat bij momenten hilarische dialect. “Ik ben een redelijk sociale jongen. Dat is eigenlijk pas echt naar boven gekomen toen ik bij Ajax zat. Daar schelden ze je op training soms plots verrot. Als je dan niks terugroept, zijde ne platte vis.”

Als Verbist de kronkelweg beschrijft die hem tot in het doel van groen-zwart gebracht heeft, blijkt dat net zijn complexloosheid en vlotheid in de omgang bepalende factoren waren.

De dupe

Franky Van der Elst was in het seizoen 2002/03 trainer op het Kiel en gaf Luciano in het begin van het seizoen de voorkeur op Verbist. Maar nadat de Braziliaan eens rood had gekregen, was het de beurt aan zijn negentienjarige doublure. Die greep zijn kans met beide handen. ‘Brambo’ – zoals hij toen door zijn ploegmaats al werd genoemd, vanwege zijn lichaamsbouw – werkte een hele reeks competitiewedstrijden af.

Het volgende seizoen streek Marc Brys neer op het Kiel. “Hij had het heel moeilijk om te kiezen tussen mij en de Luci“, weet Verbist nog. “Hij heeft mij dat zelf gezegd. Uiteindelijk trok ik aan het kortste eind. Ik heb Brys dat nooit kwalijk genomen, een coach moet knopen doorhakken. Luciano heeft zich dan wel jaar na jaar kunnen ontwikkelen tot de keeper die hij nu is in Groningen. Als ik dat tikkeltje geluk had gekend, en Brys gezegd had : ‘Bram, jij bent het’, dan had ík bij wijze van spreken nu misschien in Groningen gezeten.”

Na twee seizoenen waarin hij op het Kiel per seizoen maar enkele wedstrijden mocht afwerken, snakte Verbist weer naar speelgelegenheid. “Ik mocht testen afleggen bij Dinamo Boekarest. De trainer daar was tevreden, zei me dat ik er tweede keeper kon worden. Maar daar had ik geen zin in. Ik ben dan naar Tienen getrokken, dacht : laat ik één seizoen naar tweede gaan, me weer wat in de kijker spelen, dan staat de trein opnieuw op de rails. Ik mocht aan het seizoen beginnen. We wonnen met 2-0 tegen Waasland. Maar de volgende vijf matchen pakten we maar één punt. En altijd zware cijfers : 4-2, 1-4, 0-3, 5-1 … Elke keer een één-tegen-éénsituatie of een dekkingsfout, dingen waar je als keeper niks kan aan doen. De trainer kwam bij mij en zei : ‘Bram, het is echt je fout niet, maar ik moet íets doen, om een schokeffect te bekomen.’ Ronny Schuermans, met wie die verdediging drie jaar had samen gespeeld en die ondertussen weer hersteld was van een blessure, kreeg opnieuw zijn kans. Er werd met 0-2 gewonnen in Kortrijk. Die ploeg begon te draaien, ik geraakte er niet meer in. De dupe van de situatie.”

Met de vingers draaien

“Rond Nieuwjaar kwam dan Eendracht Aalst. Vierde klasse. Een serieuze stap. Ik twijfelde. Maar ik wilde spelen. En Aalst is een club met een naam, redeneerde ik. Veel supporters. Daar kom je misschien weer wat in beeld, tegenover als je anoniem op de bank van Tienen blijft zitten…

“’s Avonds trainen, dat was het moeilijkste. Vanaf mijn vijftiende was ik gewoon geweest om dat overdag te doen, en om nadien rustig in mijn zetel te zitten. Ik weet niet wat het was, maar op het einde van de dag dat veld op, ik vond dat echtnie plezaant. Ik was in mijn profstatuut gebleven, zat de ganse dag met mijn vingers te draaien. In het begin ga je dan op je eentje lopen, maar als het weer dan wat verslechtert, verwatert dat…”

Toen Verbist met Aalst kampioen geworden was in vierde, wou hij weer hogerop. “Nederland misschien, dacht ik. Ajax staat op mijn cv, dat helpt daar. Tweedeklasser Emmen was geïnteresseerd. Dat leek geen slecht begin. Ik ging testen. Het verliep goed. Tot ik er een spierscheur opliep. Kruis erover. Naa moete weten… Ik ben in heel mijn carrière nooit geblesseerd geweest. En nu… op zo’n cruciaal tijdstip… Toen begon ik wel even te zweten.”

E klapke doen

“En dan plots – ik was net weer fit – belde Danny Van de Velde, keeperstrainer bij Cercle Brugge. Die kende me nog van vroeger. Ook in de tijd dat ik bij Germinal Beerschot speelde, was het al mijn gewoonte om vóór elke match goedendag te gaan zeggen bij de mensen van de andere ploeg die ik kende, e klapke doen. Zeker bij de keeper, je hebt altijd wel iets te vertellen. En Danny, toen al keeperstrainer bij Cercle, kwam daar elke keer bij staan. Zo geraakten we aan de praat. Hij had mijn naam blijkbaar in zijn achterhoofd gehouden en vroeg nu of ik nog vrij was. Ik stond op hun lijstje, samen met Pieter Merlier en Sven Van der Jeugt. Even later mocht ik gaan testen. Groot feest, dat kan je je voorstellen.

“De stap van vierde naar eerste was niet onoverkomelijk, omdat ik er eigenlijk maar één jaar tussenuit geweest was. Er waren wel fysieke oefeningen waar ik echt op mijn tanden moest bijten, maar ik heb dan een karakter dat moeilijk neen kan zeggen, ga tot op het tandvlees, verstand op nul, blijven meegaan.”

De testen waren bevredigend, Verbist kon bij groen-zwart de strijd aangaan met jeugdproduct Rubin Dantschotter (21). Die had vorig seizoen al tien wedstrijden van het hoogste niveau mogen proeven, en had dat niet onaardig gedaan. Maar toen moest niks, en het vooruitzicht dat hij dit seizoen eerste keeper zou worden bleek (te) zwaar te wegen op de introverte jongeman. Verbist is met zijn vrolijke uitbundigheid de antipool van Dantschotter, lijkt met zijn houding impliciet te zeggen : ‘Wie doet mij iets ?’ Zoiets helpt een keeper. Op het veld, maar ook ernaast, als de trainer een keuze moet maken tussen een dergelijke speler en een jongen die zich eerder schuchter toont, nog wat twijfelt aan zichzelf. Verbist kan je bezwaarlijk een gebrek aan zelfvertrouwen aanwrijven. De kronkels in zijn carrière hebben nooit geknaagd aan zijn geloof in eigen kunnen : “Overal waar ik geweest ben, zeiden ze : ‘Amai, goeie keeper !’ Gewoon telkens pech gehad.”

Dat Dantschotter een paar weken voor de competitiestart met zwaarmoediger gedachten rondliep, had Verbist naar eigen zeggen niet in de gaten. Hij klinkt eerlijk als hij het zegt. “Ik was zo met mezelf bezig dat ik daar niet op gelet heb.”

Vader

Dat Verbist nu weer tussen de grote jongens mag lopen, heeft veel weg van een godsgeschenk. “Dat besef ik maar al te goed”, benadrukt Verbist. “Zit je nog één of twee jaar langer in vierde, dan vergeet ook iemand als Van de Velde je naam.” Toen Verbist op de fandag ook tegenover de Cerclesupporters zijn dankbaarheid uitte, was het wel even schrikken. “Ik zei : ‘Ik ben blij dat ik bij deze mooie club deze kans krijg.’ Begonnen er daar toch een paar te joelen en ‘boe’ te roepen, zeker… Ik dacht : miljaar, wat is dat hier ? Tot er één in mijn oor fluisterde dat ik ‘vereniging’ moest zeggen ( lacht). Die hadden mij niet gewaarschuwd, zeg…”

Deze nieuwe carrièrekronkel kwam voor Verbist op een perfect moment ; op 28 juli werd hij voor de eerste keer vader, van Celeste. “Dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Vierde klasse, dat kan je financieel niet blijven volhouden. Bij een club als Aalst verdien je toch 50 à 60 procent minder dan bij Germinal Beerschot. Je kan dan een jaartje teren op je spaarrekening, maar die dient daar eigenlijk niet voor. En zeker met zo’n kindje erbij, dan moet je een job zoeken naast het voetbal. Ik heb gezien wat dat betekent. Bij Aalst had je een kerel, die was postbode. Stond op om vijf uur, begon om zes uur en had gedaan rond twee uur. ‘Dan doe je toch een dutje ?’, vroeg ik hem. Niks van ; dan de kinderen van school halen, met hen eten, hen wegbrengen, naar de training komen en hen achteraf weer gaan halen. Ongelooflijk. Voor zulke jongens doe ik mijn hoed af. Ik denk niet dat ik dat zou kunnen.

“Ik heb de andere kant van de medaille gezien en kus nu elke dag mijn twee pollekes dat ik ’s morgens en ’s middags naar de training mag. Je beseft des te meer dat je een zalig beroep hebt, terwijl je dat voordien eigenlijk normaal vond. Ik rijd nu met plezier al die kilometers van Oosterlo naar Brugge, echtig woar. En als vader heb je dan nog die extra stimulans, die extra drive om ertegenaan te gaan. Weet je, toen we tegen Zulte Waregem onze eerste drie punten pakten, was mijn eerste gedachte : nu kan ik weer een schone cent op haar spaarrekening zetten.” S

Door Kristof De Ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content