Zondag wacht Club Brugge op Standard een warm onthaal. Hoe zit dat met de sfeer in Luik? Brandt de Hel nog of is het vuur de afgelopen jaren gedoofd?

Het is minuut 63 en op Sclessin leidt Standard tegen Zulte Waregem met 3-0 wanneer vanuit Tribune IV de supporterskern PHK voor het eerst ‘Aux Armes!’ inzet. Na een paar seconden stilte barst aan de overkant het stereo-effect los in Tribune III, waar de Ultra’s Inferno zitten. Het is een kippenvelmoment, typisch voor de thuiswedstrijden van Standard, nadat de sfeer gaandeweg over het stadion is neergedaald. Bij de aftrap straalde Sclessin nog een vreemde geladen rust uit. Géén indrukwekkende spreekkoren, alsof ook de aanhang van Standard na de tik op Anderlecht een krop in de keel heeft gekregen, en er in plaats van papiersnippers twijfel over de tribunes is neergedaald.

Maar wanneer de thuisploeg de bezoekers van bij de aftrap naar de keel grijpt en scoort, zwelt de sfeer aan. In de slotfase daagt de PHK in Tribune IV de fans van Zulte Waregem uit, in het Nederlands: ‘Waar is da feestje? Hier is da feestje!’

Na afloop slenteren de spelers van Zulte Waregem door de mixed zone naar de uitgang, uitgeteld voor de titel. Hoe heeft Karel D’Haene die op Antwerp voetbalde en in Turkije met Trabzonspor voor kolkende stadions speelde, de sfeer ervaren? Is er dit jaar minder Luikse passie? Hij vindt van niet. “Ik vind dit qua sfeer nog altijd het beste stadion in België, misschien omdat de tribunes zo hoog zijn. Ik heb niet de indruk dat het er minder hevig aan toegaat dan een paar jaar geleden, maar misschien is dat ook omdat men ons nu wel als een bedreiging aanvoelt en ons probeert te intimideren, terwijl dat een paar jaar geleden nog niet zo leefde.”

Liverpool

In de perszaal moet Frédéric Waseige eens hard lachen met de vraag of de hel uitgebrand is. Waseige is analist voor Sport/Foot Magazine en verslaat de meeste duels op Sclessin voor Be.Tv wanneer hij niet door Europa reist langs de grote voetbalstadions. Hij heeft een verleden aan de overkant, bij Club Luik, dat niet wegraakt uit vierde klasse, maar dat in zijn actieve spelersperiode kortstondig de macht in Luik overnam – gedurende een jaar of drie. Hij heeft ploegmaats meegemaakt die het in hun broek deden voor de derby op Sclessin. “Dit stadion is een indrukwekkende arena, het enige stadion waar ik een sandwich met hesp op mijn kop kreeg. Iedereen heeft het altijd over Liverpool. Ik was er een paar weken geleden nog. Wanneer de kop voor het begin van elke speelhelft ‘You’ll never walk alone’ zingt voor de aftrap, zet ik mijn koptelefoon af. Zo indrukwekkend, een kippenvelmoment. Maar tussen die twee zangmomenten door is die magie weg. Het publiek staat achter zijn ploeg, maar zingt niet meer. Op Standard zingt men negentig minuten lang. Het valt me elke keer weer op. Behalve Dortmund ken ik geen enkel ander stadion als dit, qua beleving. Het is fantastisch, maar het is ook een veeleisend publiek, vooral voor de eigen spelers.”

Jelle Van Damme heeft de menigte voor de aftrap opgezweept”, zegt Nadine Descendre van supportersclub Red Champions na Standard-Zulte Waregem. “De fans zijn gek op hem, want hij maakt zijn truitje altijd nat. Op Sclessin hangt elektriciteit in de lucht, maar het zijn de spelers die de stroom moeten aanschakelen. De fans willen een team dat met overgave strijdt en dat zo snel mogelijk voor gevaar zorgt op de helft van de tegenstander. Een afwachtende houding, of wat mooie trucjes met de bal, dat pakt hier niet. Standard heeft mooie dingen getoond dit seizoen, maar er zijn ook moeilijke momenten geweest. Op die ogenblikken vond ik dat de steun vanuit de tribunes anders was dan voorheen. Onze fans zijn veeleisender geworden. Winnen moet. Onze clubleden vinden dat de Hel nog steeds brandt zoals voorheen, maar je mag niet vergeten dat Standard in de jaren zestig voor 45.000 man speelde en nu maar voor 28.000. De mentaliteit van de mensen en de voetbalbeleving is veranderd, de huidige fans zijn kinderen van hun tijd.”

Vanop een afstand ziet Sclessin er netjes aangekleed uit. Maar zelfs met de viptenten en de welgevulde loges blijft Standard een volksclub, zegt Eddy Janssis,sinds kort de nieuwe voorzitter van La Famille des Rouches. “Zonder de gewone fans zou er geen Hel bestaan”, zegt de Limburger. “Maar in 2014 worden de discussies niet meer in de kantines gevoerd, zoals 20 jaar geleden, maar via de sociale media. Dat maakt dat Standard bij de fans nog heviger leeft dan tevoren. Het stopt nooit.”

Een bom

“Sommige scheidsrechters zijn, denk ik oprecht, het slachtoffer geworden van de psychose die op Sclessin heerst. Ze verliezen een deel van hun mogelijkheden, geconfronteerd met een menigte die ze niet in de hand kunnen houden. Waarom zou die menigte zichzelf in de hand houden als niemand hén in de hand houdt? Zelfs hun eigen spelers zijn daar niet toe in staat. Want Standard mag dan wel het beste publiek hebben, het is ook een veeleisend publiek. Het krijgt snel de handen op mekaar voor een warm applaus, maar ze gaan ook snel fluiten. De supporters blijven hun club trouw totterdood, maar zo lang ze leven, willen ze waar voor hun geld.”

De passage, brandend actueel, is niet van Guy Luzon, evenmin van Igor De Camargo. Ook niet van Michel Preud’homme of van Dominique D’Onofrio, toch ervaringsdeskundigen. Ze is véél ouder, dateert uit 1970 en is van de hand van Raymond Arets,die als journalist een boek schreef over de Rouches en Sclessin, ‘Standard, le grand défi‘.

René Hauss werd als trainer drie keer kampioen met de Rouches (1969, 1970 en 1971, terwijl hij Standard trainde van 1968 tot 1973) en omschreef de sfeer op Sclessin als volgt: “Ik vond er een warme, spontane ambiance, zoals ik er tevoren nergens een had beleefd. Ik heb er een paar aanvaringen gehad, maar dat hoort bij de job van trainer. Ik heb steeds tegen iedereen vrijuit gezegd wat ik dacht. Maar ik heb het publiek van Sclessin niet altijd begrepen. Soms had ik de indruk dat de harde kern samengesteld was uit successupporters. Ook ik heb moeten leren verliezen. Dat is zwaar, maar voetbal is maar een spel. Lieve God, wat is dat publiek moeilijk tevreden te stellen! Het ontvlamt snel. Dat een van zijn geliefde spelers het niet waagt om een verkeerde pass te geven, want hij krijgt meteen de volle laag. Ik zou graag zien dat supporters begrijpen dat het op sommige momenten het belangrijkst is om te winnen.”

Telenetanalist Eddy Snelders laat na de wedstrijd tegen Zulte Waregem de schmink van zijn gezicht halen. Snelders voetbalde zelf een paar jaar op Sclessin. Hij komt er elke keer graag terug. “Ik ken geen ander stadion dat zo op zijn grondvesten trilt. Indrukwekkend, maar een kleine harde kern supporters probeert via de tribunes wel druk te zetten op het bestuur. Dat heb ik als speler van Standard in mijn tijd nooit ervaren.”

Ook Philippe Albert, nu analist bij Be.TV en voorheen vaak als aartsvijand te gast met Charleroi en Anderlecht, vindt niet dat de sfeer minder is geworden. “Die is hetzelfde als een paar jaar geleden. Dit is een publiek van gepassioneerde voetbalfans. Ik vond het hier altijd leuk voetballen, ik was altijd extra gemotiveerd door die beleving in het stadion. Eén keer de wedstrijd op gang gefloten, hoorde ik niets meer. Het stadion had mogen ontploffen, ik had het niet gehoord.”

Carl Hoefkens werd ooit op Sclessin kampioen met Lierse (1997), kwam er later met Germinal Beerschot, Club Brugge en dit seizoen opnieuw met Lierse. Hij vindt de sfeer even indrukwekkend als voorheen. “Toen ik er voor het eerst terugkeerde met Club, was dat in het jaar dat Standard kampioen werd. Ik vind dat het er qua sfeer heviger en intenser aan toegaat dan tien jaar geleden. Sclessin is echt indrukwekkend. Het is de laatste vijf jaar qua ambiance een bom geworden, top in België, samen met Club. Club is meer de Engelse stijl, meer gezangen en minder vlaggen, Standard is op zijn Italiaans. Maar als het wat minder loopt op het veld, is het niet alleen moeilijk voor de bezoekers, maar ook voor de thuisspelers.” Hij zag ook de beelden van vorige zomer, toen de ontevreden fans het bureau van de voorzitter binnendrongen. “Op het veld heb ik in elk geval niets gemerkt van onvrede tegen de eigen club.” Zelf voelde Hoefkens zich er als tegenspeler nooit geïntimideerd. “Integendeel. Ik vind het er juist prettig spelen. Soms grijpt de sfeer je helemaal in het begin aan, maar daarna vergeet je dat als tegenspeler.”

Na de twee recente titels is een avondje (of een middagje) Standard een event geworden. Eddy Janssis herinnert zich nog hoe dat gegroeid is. “Toen we met Standard naar Liverpool en Everton trokken, waren wij het die voor sfeer zorgden. Men hoorde alleen de Standardfans. Ons stadion gaat een hoofdrol spelen in het titeldebat. Met alle respect, maar onze tegenstanders hebben dat voordeel niet. Tegen Zulte Waregem kon je al proeven hoe dat een verschil maakt. Het wordt zondag warm, héél warm voor Club.”

Soms geselt de thuisaanhang ook de eigen vedetten. Michy Batshuayi mocht dat al ondervinden. Sclessin koestert zijn goudhaantje, maar pikt het niet wanneer hij voor eigen rekening gaat spelen. Ook levende legende Wilfried Van Moer,die nog alle thuiswedstrijden bijwoont, maakte een moeilijk eerste seizoen mee in de rood-witte kleuren. In een van zijn boeken (Nummer 8) heeft hij het over de jaargang 1968/69. “Mijn eerste wedstrijd was tegen Union. We wonnen met 5-1. Zodra het spel vertraagde, begon het publiek in de handen te klappen. Ze spaarden zelfs Erwin Kostedde en Antal Nagy niet, die respectievelijk drie en twee goals maakten. Het publiek van Sclessin is erg veeleisend en onderhevig aan stemmingswissels. Ze aanbidden je, maar maken je even snel af. Eind 1970/71 werd ik na een zege op Club Brugge (2-3) opgehemeld, na wat ik zelf de beste wedstrijd uit mijn loopbaan vond, maar een week later vonden ze me de hoofdschuldige van de nederlaag die Anderlecht ons aansmeerde. Op een bepaald moment was ik de hatelijke gezangen die ik naar het hoofd kreeg zo beu dat ik naar de bank stapte en van plan was van het veld te gaan. Paul Van Himst hield me tegen en kalmeerde me: ‘Ik snap je reactie, ik heb dat hier ook meegemaakt. Binnen een week of twee sluiten ze je weer in de armen.'” Het kwam inderdaad gauw weer goed tussen Van Moer en het Luikse publiek, toen hij de Rouches naar de titel voerde.

Batshuayi, vrijdag in de slotfase weer toegejuicht, weet wat hem in de twee komende thuiswedstrijden te doen staat.

DOOR PIERRE BILIC EN GEERT FOUTRÉ – BEELDEN BELGAIMAGE

“Behalve Dortmund ken ik geen enkel stadion met zo’n beleving als Sclessin.”

Frédéric Waseige

“Ik vind Sclessin qua sfeer nog altijd het beste stadion in België.” Karel D’Haene

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content