In een van mijn vorige columns schreef ik dat Aalst mijn lievelingsstad is in België. Een klein trapje lager echter staat Mechelen, ook een echte voetbalstad. In 1969 maakte ik mijn debuut met Anderlecht in eerste klasse op het veld van ‘de Malinois’. We verloren met 1-0.

Ik woonde in Machelen, op een boogscheut van de Dijlestad. Met een paar vrienden gingen we op zondagmiddag gewoonlijk naar de wedstrijden van ‘de Maneblussers’ kijken. Het gebeurde wel eens dat we er niet raakten en belandden in ‘Den Bowling’, een discotheek, toen uitgebaat door Louis Neefs, of in ‘De Sotscop’ waar ik de baas Charlie goed kende.

Zelfs als we niet naar de wedstrijd gingen kijken, stuurden we altijd iemand om kaarten te gaan kopen aan het stadion, want mijn toenmalige vrouw durfde wel eens in mijn zakken te snuffelen en vond dan het ticket. Je moest er wel voor zorgen dat de kaart was afgescheurd, anders zat je in de problemen! Op de terugweg luisterde ik naar het matchverslag op de radio, want ’s zondags gingen mijn vrouw en ik traditioneel eten bij mijn schoonouders. Mijn schoonvader wilde dan alles weten van wat er op het veld gebeurd was, want hij was een supporter van Malinois. Het was dan handig dat je de uitslag kende!

Onder de Sint-Romboutstoren bestaat er ook nog een andere ploeg: de Racing. Bij de nationale UEFA’s trok ik veel op met Eddy Smets en Mane Devos. Vooral Eddy was een beul, hij speelde toen al rechtsachter in het eerste elftal van groen-wit. Tijdens een junioreninterland tegen Portugal trapte hij de linksbuiten van de Portugezen bijna doormidden.

Ik heb nog tegen RC Mechelen in eerste klasse gespeeld. In de kleedkamer van de bezoekers hing een onfris geurtje, slechte riolering of zoiets. Ik vroeg aan de terreinafgevaardigde of er misschien een lijk begraven lag in de vestiaire, waarop hij al lachend antwoordde: “Al jaren!” Tijdens de match kreeg ik een trap van Eddy Smets op mijn dijbeen en moest ik het veld verlaten. De volgende woensdag miste ik de interland tegen Oost-Duitsland. Van je vrienden moet je het hebben!

Tijdens mijn legerdienst speelden Hugo Broos en ik samen bij ‘De Jassen’, de nationale ploeg van het leger. We gingen veel op stap met twee jongens van KV Mechelen, Ivo Van Herp, de toenmalige topschutter van rood-geel, en William Selleslagh, die ook in het eerste elftal speelde. Op Beerschot wonnen we de Kentishbeker, 2-1 tegen Frankrijk. Op de terugweg naar onze kazerne in Heverlee besloten we een tussenstop te maken in ‘De Sotscop’. Onze commandant, Albert Bers, lichtjes aangeschoten, was in gesprek met een plaatselijke schone. Wij besloten te vertrekken maar we waren ‘den Albert’ een beetje uit het oog verloren. Halverwege kwamen we tot de vaststelling dat we iemand waren vergeten, maar we besloten toch maar door te rijden. Hoe Bers thuis geraakt is, weet ik niet, maar de volgende morgen waren we er niet gerust in bij het appel. “We gaan hier iets meemaken”, fluisterde Broos mij toe. Maar onze commandant kwam lachend de kamer binnen, repte met geen woord over het voorval en we mochten tot onze grote verbazing naar huis vertrekken.

Later moesten we met het leger een wedstrijd spelen in Lecce, tegen Italië. We vlogen ernaartoe met een oude Flying Boxcar, een echt museumstuk. De hele vlucht met een zwemvest op de buik en een parachute op de rug. We moesten een tussenlanding maken in Marseille om bij te tanken en iets te eten. Dat was ook geen zicht, wij met onze rammelbak tussen al die moderne jets van de Franse luchtmacht. Ik was er niet gerust in, want onze piloot kapte rustig een fles wijn naar binnen om nog maar te zwijgen van de copiloot.

Het toestel maakte een hels lawaai en Ivo Van Herp kreeg verschrikkelijke pijn aan zijn oren. In ons hotel aangekomen haastte hij zich naar zijn kamer om een beetje te rusten. Tijdens het avondeten ontbrak Ivo op het appel, maar ook op zijn kamer was hij niet te vinden. We begonnen ongerust te worden. Na veel zoeken vonden we hem. Hij zat al bijna een uur geblokkeerd in een van de liften met zijn pijnlijke oren.

In 1974 moesten we de voorlaatste match van het seizoen thuis spelen tegen KV Mechelen. Als we wonnen, waren we kampioen en dan was de moeilijke laatste wedstrijd uit tegen Beveren nog maar een formaliteit! De champagne stond al klaar in de ijskast. Het werd 2-2. Van Herp scoorde en was de hele match een gesel voor onze verdediging. Na de wedstrijd, in de kleedkamer, zei ik tegen Hugo Broos: “We hadden hem beter in de lift laten zitten in Lecce.”

Gille Van Binst

“Hoe onze commandant thuis geraakt is, weet ik niet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content