Club Brugge speelt op 22 maart de bekerfinale tegen Anderlecht. Aanleiding genoeg voor een dossier Club Brugge (volgende week komt Anderlecht aan de beurt). Als opener een diepgaand gesprek met Renaat Landuyt, de burgemeester van Brugge.

De ontmoeting is… apart: in het toilet van een restaurant aan de rand van Brugge. “Je hebt al je inleiding”, lacht burgemeester Renaat Landuyt (56). Op de parking sleutelen de mecaniciens van Trek Factory Racing aan de fietsen, de volgwagens staan klaar om naar de Driedaagse van West-Vlaanderen te vertrekken. “Ik rijd al jaren met een Trekfiets”, zegt Landuyt, gepassioneerd wielerliefhebber, opgegroeid in tijden dat Eddy Merckx iedereen tot meelopers herleidde. “Ik was geen Merckxist. Ik houd eerder van miskende talenten die eens een misstap begaan. Van knipoogfiguren zoals Roger De Vlaeminck of Stijn Devolder, die met Merckx’ discipline perfect zouden zijn.”

Tijdens de Ronde van Frankrijk zat hij uren voor het kleine scherm. De beelden van Tom Simpson,die in de Ronde van Frankrijk van 1967 op de flanken van de Mont Ventoux het leven liet, voor eeuwig en altijd op het netvlies gegrift. “Ik ben al een paar keer de Ventoux opgereden, ja. Daarvoor zoek ik elk jaar tijd.”

De liefde voor de fiets is gebleven. “Ik probeer elke zondagvoormiddag een ritje van 60 à 90 kilometer te doen. Alleen – als ik ergens een gaatje vind – of met de vrienden. Ik zie grote gelijkenissen met de politieke wereld. Je in de grote groep verstoppen en op het laatste moment toch kunnen opvallen. Of wisselende coalities proberen te maken. Boeiend.”

De burgemeester noemde zichzelf ooit een koele voetbalminnaar, een gevolg van zijn jeugdjaren in Zillebeke, een puist in de schaduw van Ieper. “Er was in ons dorp slechts even een voetbalploeg, wat wellicht verklaart waarom ik met de fiets een grotere affiniteit heb. Toen ik in Kortrijk op internaat zat, heb ik wel gevoetbald. Een vrij behoorlijke rechtsback. Wroeten. Lopen was mijn grootste kracht. Maar voetbalhelden? Neen. Ik moet wel toegeven dat ik het nu intenser beleef dan vroeger, toen ik als minister voor viptoestanden werd uitgenodigd en voetbal meer een verplichting was.”

Ingehouden enthousiasme

Een bekentenis. “Mijn eerste échte stadionervaring dateert van begin 2013, toen ik net burgemeester was en naar een match van Club ging kijken. Sindsdien heb ik nog nooit zo veel wedstrijden gezien. En: met veel meer plezier dan ik zelf ooit durfde te vermoeden. Intenser ook. Ik leef mee en word zelfs zenuwachtig.

“Een boeiende en nieuwe wereld, die ik bij manier van spreken op mijn oude dag heb ontdekt. Ik weet nu al hoe ik me later zal kunnen ontspannen. (lacht) Gelukkig word ik goed geïnstrueerd door mijn zoon, Jetze, die de voetbalmicrobe kreeg van mijn schoonvader, een echte Clubsupporter.

“Ik probeer neutraal te blijven. Niet vanzelfsprekend, want voetbal is emotie. Als Club scoort tegen Anderlecht, dan kan ik me laten gaan, maar ik heb ook geleerd dat ik tijdens de derby niet mag bougeren of er staat meteen iets op Twitter.” (lacht)

Italiaanse, Spaanse of Engelse steden ademen voetbal, in Brugge is dat minder. Akkoord?

Renaat Landuyt: “Als je in de diepte gaat, dan vind je de passie wel. Het lééft, dat voel ik tijdens huisbezoeken. Maar mochten we één club hebben, dan zou die passie wellicht duidelijker zijn. Nu houdt men zich in ten opzichte van elkaar, omdat we allemaal beschaafde mensen zijn. In Antwerpen zou dat leiden tot conflicten, bij ons tot moderatie en ingehouden enthousiasme. Typisch Brugs.

“Brugge heeft het voor- of nadeel om twee eersteklassers te hebben. En hopelijk nog lang, al worden we voor een stuk door onze luxe afgeremd. De bevolking is altijd in tweeën gesplitst. Daarom moet ik op mijn woorden letten, want je wordt door iedereen met argusogen bekeken. Ik besef het belang van het voetbal voor de uitstraling van onze stad, maar ik ben er ook van overtuigd dat we de twéé moeten steunen. Je kunt meer doen voor één kind dan voor twee, maar de liefde is even groot. We zien onze kinderen alle twee even graag.”

Dan zat Daniël Termont in Gent in een luxepositie: één stad, één club.

“Hij heeft zijn rol als burgemeester perfect gespeeld. Ons kader is duidelijk: wat we recupereren voor de verkaveling van het Jan Breydelstadion, investeren we in de nieuwe site langs de Blankenbergse Steenweg. Het succes van Club Brugge kost de stad veel geld – de veiligheidskosten zijn niet te onderschatten – maar dat nemen we er graag bij.”

Voetbal, de economie van Brugge

Is voetbal een toeristisch product?

“Als ik op de korte termijn denk, dan stel ik vast dat de buitenlandse supporters niet meteen de beste toeristen zijn. Sinds de komst van Brøndby werden we met een nieuw fenomeen geconfronteerd: stickers op de verkeersborden. Blijkbaar is dat iets typisch Deens. Echt venijn. En omdat het zo massaal gebeurt, is het onmogelijk om die stickers systematisch te verwijderen. Ik betrap mezelf er soms op dat ik aan een verkeersbord een sticker probeer los te prutsen. (lacht)

“De impact van voetbal op de lange termijn is beperkt tot Club Brugge, waarmee ik geen afbreuk wil doen aan de positieve sfeer die Cercle creëert. Wij hebben drie grote merken: Brugge zelf, Club Brugge en de Zeehaven. De bedoeling is dat die drie elkaar versterken. Dat Club naar de Blankenbergse Steenweg wil, is uit het oogpunt van stadsontwikkeling fantastisch. Via recreatie de stad en de haven dichter bij elkaar brengen. Het wonen zou zich in de richting van de zee – Lissewege, Dudzele, Zwankendamme en Zeebrugge – moeten uitbreiden. Wij moeten een stad aan de zee worden, de plannen van Club helpen ons daarbij. Die visie op stadsontwikkeling kan kloppen, zeker met de bouw van de A11, die voor een betere ontsluiting vanuit het noorden zal zorgen.

“Ik denk dat het probleem van de ruimtelijke ordening opgelost zal worden. (het gebied aan de Blankenbergse Steenweg is ingekleurd als landbouwzone, de herbestemming tot bedrijvenzone of recreatiegebied ligt bij de Vlaamse regering, nvdr) Voka, het Vlaams netwerk van ondernemingen, hekelt het feit dat het nieuwe stadionproject industrieterreinen zal innemen, maar Brugge ís geen stad van grote industrie. En: voetbal is evengoed economie. De ontspanningseconomie, waar voetbal deel van uitmaakt, levert óók een bijdrage aan de tewerkstelling. Voetbal is de industrie van Brugge, net zoals cultureel toerisme dat is. Als ik in het buitenland word aangesproken, dan is Brugge én Club Brugge altijd een herkenningspunt.”

Cercle Brugge speelt met het wapen van de stad op de shirts, Club Brugge niet. Hoe komt dat?

“Dat is een beslissing van Cercle. Een slimme zet, een techniek om te zeggen dat zij de ploeg van ’t stad zijn. Club zou dat ook moeten doen.”

Zowel Club als Cercle zet zich via communitywerking ook in voor sociale projecten in de stad. Een positieve zaak?

“Ja, al zouden ze daar veel meer mee uit moeten pakken. Als stad willen we daar graag mee in investeren, ook omdat het de band met en tussen de Bruggelingen versterkt. Voor zulke zaken mogen ze altijd bij mij of Annick Lambrecht(schepen van Sport, Mobiliteit, Energie en Evenementenbeleid, nvdr) aankloppen. Zoals Tom De Sutter bijvoorbeeld heeft gedaan, toen hij in Sint-Kruis een padelclub (een mix van tennis en squash, nvdr) wilde oprichten. Een goede spin-off van het voetbalgebeuren.”

Gênant Vlaanderen

Bezorgt het stadiondossier u slapeloze nachten?

“Neen, maar het is een bezorgdheid. Eigenlijk ben ik sinds januari 2013 op geen enkel moment verrast, alles gebeurde zoals ik het vooraf had ingeschat. Met uitzondering van de beslissing van Cercle, dat sinds december plots opnieuw de optie wil openhouden om toch in het Jan Breydelstadion te blijven. Dat maakt het niet gemakkelijker.”

Wordt u dan kwaad?

“Eerder een beetje ontgoocheld. Daardoor valt blijkbaar ook de financiële steun van Vlaanderen – 2,5 miljoen euro – weg, want een van de voorwaarden van Philippe Muyters was dat het om een gezamenlijk project op dezelfde site moest gaan. Overigens niet helemaal eerlijk: andere steden krijgen steun per ploeg.”

Dat Vlaanderen acht miljoen euro in zeven voetbalstadions investeert, vindt u te weinig?

“Gênant zelfs. Het grote, overkoepelende Vlaanderen dat amper 2,5 miljoen euro investeert, terwijl Brugge bereid is om een inspanning van 39 miljoen euro – de geschatte opbrengst van de verkaveling van de Jan Breydelsite – te doen. Acht miljoen euro voor zeven stadions, als minister zou ik daarover toch niet te veel persberichten durven rond te sturen.”

Als Cercle in het Jan Breydelstadion wil blijven, dan hebt u een probleem. Want dan zal de opbrengst van de verkaveling een stuk minder dan 39 miljoen euro zijn.

“Die schatting was al optimistisch, maar een verkaveling met of zonder stadion is inderdaad totaal iets anders. Daar lijden we wellicht de grootste schade. Het Jan Breydelstadion kostte ons op jaarbasis 900.000 euro, waarvan we slechts 600.000 euro via de huur recupereerden: 200.000 van Cercle, 400.000 van Club. Toen ik burgemeester werd, hebben we de situatie omgedraaid. Ze betalen geen huur meer, maar moeten wel voor alle kosten instaan.

“We zijn, op aanraden van Bart Verhaeghe, aan een gezamenlijk stadionverhaal begonnen, omdat het goedkoper is om op dezelfde site van het Clubstadion (44.000 plaatsen, nvdr) een kleiner stadion voor Cercle (12.000 zitjes, nvdr) te bouwen. Goedkoper ook dan het oude te verbouwen. Een goed concept, vind ik nog altijd. Een stadion voor de twee clubs is de goedkoopste oplossing, ja, maar dat kunnen we alleen afdwingen als we zelf bouwen en verhuren. We mogen niet pretentieus zijn: financieel kunnen wij dat niet bolwerken. Wij faciliteren de grond en ondersteunen alles wat gemeenschapsgericht is.

“Wij zullen Cercle niet verbieden om in het Jan Breydelstadion te blijven. Het terrein zal minder bespeeld worden en de kosten zullen daardoor kleiner zijn, maar dan nog… De stad Brugge kan zich niet permitteren om voor één ploeg bij te passen. Frans Schotte zal mij eerstdaags zijn eindrapport voorleggen, ik hoop dat daar ook een financieringsmechanisme in zit. Pas dan kunnen we ons herpositioneren.”

De gronden aan de Blankenbergse Steenweg zijn voor het grootste deel eigendom van de intercommunale TMVW – Tussengemeentelijke Maatschappij voor Watervoorziening – en daardoor vrij gemakkelijk te onteigenen. Maar een kleiner stuk is in handen van landbouwers, die geld ruiken.

(fijntjes) “Die mensen zijn wellicht enorm aan hun land gehecht. En: landbouwers hebben altijd al vlot hun weg naar de politieke wereld gevonden. (lacht) De bedoeling is dat de stad Brugge de gronden verwerft en dan in erfpacht geeft, waardoor we de garantie hebben dat ze effectief voor ontspanning en recreatie worden gebruikt. Op die manier behouden wij de controle. Het nieuwe stadion moet ook voor de stad een uithangbord zijn, een meerwaarde die we momenteel wellicht onderschatten.”

Is dit voor u een electoraal zwaar beladen dossier?

“Het leeft bij de bevolking, maar ik weiger om te denken dat alleen de dossiers die we voor 2018 kunnen realiseren belangrijk zijn. Gevaarlijk, want dan zal er nooit iets gebeuren. De gedachte dat iemand anders het lintje zal doorknippen, moet je als burgemeester durven los te laten. Ik weet dat sommigen het erg zouden vinden mocht het voor 2018 lukken, want dan zal het nieuwe stadion automatisch aan het huidige bestuur gelinkt worden. Ik heb in de politiek al zo veel meegemaakt, dat ik mentaal in een positie zit waarin ik kan zeggen dat 2020 wellicht een meer realistische datum is.”

Terwijl Club Brugge al in januari 2007 zijn stadionplannen in Loppem ontvouwde. Acht jaar geleden…

“Maar tot 2013 was het vooral een politiek debat en is er amper iets gebeurd. Nu staan we politiek op één lijn. Sinds 2013 zijn er grote stappen gezet, we hebben er alles aan gedaan om te deblokkeren. Ik bewonder de ondernemingszin van Bart Verhaeghe, met wie ik denk goede contacten te hebben. Onverwacht, zeker wanneer je in clichés denkt, want we behoren niet meteen tot dezelfde politieke familie. (lacht) We moeten blij zijn dat er nog Vlamingen of Belgen zijn die zich voor het voetbal willen inzetten.

“Het businessmodel van de stadionplannen in Loppem, toen de verkoop of verhuur van retail het stadion zou financieren, is ondertussen gedateerd. Dat heeft Verhaeghe mij uitgelegd. De markt is sindsdien zodanig veranderd, dat hij andere financieringsmechanismen moet vinden. De Blankenbergse Steenweg is een zuiver voetbalverhaal. Alles wat rond het stadion zal gebeuren, heeft rechtstreeks met voetbal te maken. We zijn allemaal jaloers op de blauwe lichtjes van de Ghelamco Arena, maar de ambitie van Club Brugge is veel groter: een stadion met uitstraling. Verhaeghe is bereid om de financiële risico’s op zich te nemen, maar hij moet nog een beetje rekenen en tellen, denk ik.”

Toen Sport/Voetbalmagazine in november 2014 het verhaal bracht dat er tussen Club en de stad verregaande besprekingen liepen over een achtergestelde lening met stadsgarantie van 25 miljoen euro, ontkende u dat daarover was gesproken. Nog altijd?

“Als stedelijke overheid zijn we bereid om mee te zoeken naar oplossingen om de financiering goedkoper te maken. Die gesprekken lopen, al heb ik het dan niet noodzakelijk over een achtergestelde lening met stadsgarantie. We zullen Club Brugge niets in de weg leggen, al zullen we door de nieuwe positie van Cercle wellicht een deel van onze inspanningen naar het oude stadion moeten verleggen. We stellen de grond ter beschikking, terwijl mobiliteit sowieso onder onze bevoegdheid valt, daarna moeten we het stap voor stap bekijken. Dat heb ik ook tegen Verhaeghe gezegd: ‘Ik vind niet dat je nu al de hele puzzel moet hebben.’ Uit ervaring weet ik dat het totale plaatje toch nooit klopt.”

Zoals in de Ghelamco Arena, waar de oorspronkelijke investering van TMVW van 6 miljoen euro uiteindelijk tot 18,5 miljoen opliep.

“Zulke toestanden wil ik niet meemaken. Eerst de ruimtelijke ordening uitklaren, daarna de grond verwerven, eventueel bekijken of er werkgeld nodig is en dan beginnen te bouwen. Ik denk dat het zal lukken.”

Het opleidingscentrum van Club Brugge verhuist naar Westkapelle. Steekt dat?

“Neen. Ik denk eerder in termen van een Brugse regio. Als je echt een grote stad wilt zijn, dan moet je verder kunnen kijken dan de stadsgrenzen. Daarom steek ik veel tijd in het overleg met de burgemeesters van de gemeenten die tegen Brugge leunen. Het blijft het opleidingscentrum van Club Brugge, niet van Knokke of Westkapelle.”

U kan de geschiedenis ingaan als de burgemeester die het stadion van Club Brugge mogelijk maakte, maar in het slechtste geval ook als de burgemeester die Club uit zijn stad verjaagde. Want als alternatieven vielen eerder al de namen van Aalter en Jabbeke.

Pieter De Crem, mijn collega uit Aalter, heeft mij meteen opgebeld om te zeggen dat er niets aan de hand was. Ik heb momenteel geen weet van een alternatieve site, maar ik laat me ook niet opjagen om zotte dingen te doen. Brugge, met zijn sterke financiën, is de beste partner en dat beseffen Club en Cercle ook. Denk ik.”

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S KOEN BAUTERS

“Acht miljoen euro voor zeven stadions, als minister zou ik daarover toch niet te veel persberichten durven rond te sturen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content