Hautrage is een deelgemeente van de Henegouwse stad Saint-Ghislain. Dat rijmt op ‘klein’, maar ook op ‘voetbalplein’, ‘zelfbewustzijn’ en ‘bestandheid tegen pijn’. Zelfs een beetje op ‘venijn’, het venijn dat nodig is om te winnen. Het zijn allemaal zaken die Hubert Cordiez gemaakt hebben tot wat hij is: iemand die knokte voor zijn ploeg, voor La Louvière, RWDM, Charleroi en vooral AA Gent, waar hij de top van zijn carrière beleefde. Al die tijd bleef hij verknocht aan zijn geboortedorp, niet ver van Bergen en de Borinage.

Honderd jaar geleden boorde men daar een mijnschacht om het zwarte goud voor de fabrieken in de regio op te delven. Cordiez woont nog altijd in de straat waar hij opgroeide en waar hij elke avond zijn schot oefende.

“Op mijn veertiende schreef ik me in bij de club van mijn dorp, die gesticht werd door Poolse arbeiders. Die gaven de club de kleuren van de vlag van hun land: rood en wit”, herinnert Cordiez zich nog levendig. “Je moest stevig op je benen staan om je tussen die kleerkasten een plaats te verwerven. Gelukkig was dat voor mij geen probleem. Als kind bracht ik uren door met ballen tegen een muur trappen. Ik imiteerde de twee idolen uit mijn tijd: Paul Van Himst wanneer ik schoot, en doelman Jean Nicolay wanneer ik de terugkaatsende bal trachtte te vangen. Het gebeurde niet zelden dat ’s avonds mijn knieën open lagen, maar dat heeft me gehard.”

In 1972 is hij zeventien wanneer hij onder coach Jean Cornelis (ex-Anderlecht) zijn debuut maakt in de eerste ploeg van La Louvière. Door zijn kracht en polyvalentie trekt hij de aandacht van RWDM. Bij de fusieclub etaleert de jongen uit Hautrage zijn kunnen in elke linie: achteraan om een spits het zwijgen op te leggen, op het middenveld in steun van Johan Boskamp, of achter spits Willy Wellens om de vijandelijke verdediging te infiltreren. De Europese campagne van 1976/77, met een halve finale in de UEFA Cup tegen Bilbao, blijft in zijn geheugen gegrift. Het was de grote ploeg van Molenbeek, met spelers als Nico de Bree, EricDumon, Kresten Bjerre, Benny Nielsen, Morten Olsen en Jacques Teugels.

“In 1978 beging ik helaas de stommiteit van mijn leven door bij Charleroi te tekenen”, vertelt hij. “Er waren daar kliekjes: Carolo’s, buitenlanders, Vlamingen… Maar ik schoot met iedereen goed op, dus interesseerde mij dat niet. Na twee jaar afzien vond ik opnieuw spelplezier bij AA Gent, een geweldige, warme familieclub.”

Cordiez speelt er 178 van zijn 336 eersteklassematchen, van 1980 tot 1987, met als trainer onder andere Leon Nollet en Han Grijzenhout. In 1984 wint hij de beker van België. Hij glimlacht wanneer hij terugdenkt aan de flamboyante voorzitter Albert De Meester en aan zijn ploegmaats Michel De Wolf, Søren Busk of Ronny Martens. “Het was de – lang vervlogen – tijd dat voetballers vrienden waren die voor hun ploegmaats door het vuur gingen. Prachtige jaren waren het in Gent. Nadien ben ik zelf trainer geworden, bij kleine clubs uit de streek en bij de reserven van RAEC Mons. Ik heb me verder ook beziggehouden met mijn voetbalschool. Overdag werkte ik in een school voor voetbal-studie in Havré, provinciaal onderwijs opgericht door Geo Van Pyperzele, waar ik bijna fin de carrière ben.”

Op 5 december wordt Cordiez zestig, volgend jaar gaat hij met pensioen. Hij ziet er nog altijd afgetraind uit. Stress kent hij niet, het liefste wat hij doet is tuinieren met zijn kinderen.

DOOR PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content