François Sterchele dwarrelt niet meer rond op het Kiel en plots komt er aanvallend angstwekkend weinig uit de bus, de goede bedoelingen en gevestigde namen ten spijt. Volg wat je denkt, niet wat je voelt, is het nieuwe motto. Even wennen.

Stoere taal bij trainer Harm van Veldhoven op de openingsspeeldag. Voor de camera verklaarde hij smalend te verwachten dat de topschutter dit seizoen weer in het kamp van Germinal Beerschot zou gezocht moeten worden. Daags nadien deed hij daar aan de telefoon nog een ferme schep bovenop, toen hem gevraagd werd wie hij bij die uitspraak in de eerste plaats in gedachten had : “Ik heb er drie goede, hoop dat zij gezond met de zaken omgaan en op de plaatsen één, twee en drie eindigen. En dan mag François Sterchele vierde worden.” Doorspekt met wat humor was de niet mis te verstane onderliggende boodschap dat Van Veldhoven wel een en ander verwachtte van Tosin Dosunmu, Aristide Bancé en Sanharib Malki. En ‘een en ander’ viel vrij simpel te concretiseren : goals. Maar na vijf speeldagen weegt de oogst ondraaglijk licht : Dosunmu : 0, Bancé : 0, Malki : 1. Die laatste was van de schamele vier gescoorde doelpunten die de Ratten nog maar op hun conto hebben, trouwens de enige écht uitgespeelde veldgoal die Germinal Beerschot zélf maakte. Bij de eerste hielp Johan Gerets van Dender met een owngoal, bij de derde zette Hernán Losada een strafschop om tegen RC Genk – nadat Daniel Cruz er eerder in die match nota bene een gemist had – en bij de laatste kopte Ederson Tormena een vrije trap van Pieterjan Monteyne binnen.

Het contrast tussen zijn eerste uitspraak en de woorden die weerklonken na het 2-1-verlies bij Zulte Waregem, kon haast niet schriller. “Maak van mijn spitsen geen supervedettes”, smeekte hij bijna. Was hij daar dan zelf niet al een beetje mee begonnen ?

Vraagtekens

Als reden om ze niet als supervedettes te bestempelen, schoof Van Veldhoven het moeilijke jaar naar voren dat elk van hen achter de rug heeft. Een factor die Germinal Beerschot uiteraard voor de competitiestart kende. Voor de twee plaatsen die François Sterchele en Jurgen Cavens maanden geleden steevast invulden, zijn er nu drie – of vier, zo u wil – kandidaten die eigenlijk vooraf allemaal een vraagteken achter hun naam hadden. Dosunmu beleefde vorig seizoen een kwakkeljaar : voor Nieuwjaar kon hij bij Nancy niet aarden, na de winterstop kwam hij terecht in een zwalpend Zulte Waregem, waar het ook al niet wou lukken. Bancé kwam bij het Oekraïense Metalurh Donetsk amper aan spelen toe en voelde zich daar allerminst in zijn sas. Zouden die twee Afrikanen het juk van dat zwarte jaar van zich kunnen afwerpen ? Malki kwam vorig seizoen over van Roeselare – waar hij bijna de hele heenronde had gespeeld en zes goals had gemaakt – maar sprokkelde in de schaduw van Cavens en Sterchele amper een dikke tweehonderd speelminuten, scoorde daarin niet en speelt nog geen twee jaar op het hoogste niveau in België. Zou hij een volwaardige rol bij een subtopper nu al aankunnen ? En ten slotte Cavens, al past die niet helemaal in het rijtje, omdat Van Veldhoven hem niet ziet als iemand die je centraal voorin posteert voor de afwerking. Op het vlak van die afwerking doorspartelde Cavens overigens een seizoen om snel te vergeten : niet één goal in de heenronde en vijf nadat de kerstman was gepasseerd. Zijn waarde kwam veeleer tot uiting in de combinatie met zijn maatje Sterchele, hij leek bijna te voelen waar die liep. Maar zijn spitsbroeder zocht andere oorden op. Zou Cavens zonder hem een nieuwe rol – of dezelfde rol, maar met andere mensen rond zich – kunnen opnemen ?

Uitproberen

Germinal Beerschot ging de strijd met al die vraagtekens aan. Het laatste kon – afgaande op de speelminuten die Cavens tot nu toe kreeg – in de beginfase van de competitie nog niet worden uitgegomd. En dat lijkt ook heimelijk vervat te zitten in wat Van Veldhoven over hem zegt : “Jurgen dringt zich de laatste weken goed op.” Meer dan enkele late invalbeurten zat er voorlopig nog niet in voor Cavens.

Met de drie andere spitsen probeerde Van Veldhoven al alle mogelijke combinaties uit : Malki-Dosunmu, Malki-Bancé en Bancé-Dosunmu. En dus kan hij moeilijk stellen dat hij het juiste recept al gevonden heeft. “Ik voel wel dat ik iedere keer verder kom,” zegt de coach, “ik denk dat ik er bijna ben. Je zoekt naar díé invulling waarbij het voor elke speler perfect is.”

Tot dat moment luidt het dat “het offensieve rendement onvoldoende is”. En de aandachtige toehoorder ontwaart bij het commentaar dat Van Veldhoven daarop geeft, één regelmatig terugkerend woord : bewegingen. “Niet dat ze stilstaan”, geeft de trainer wat meer duiding, “maar velen maken dezelfde beweging.” En dan komen ze elkaar op het veld wel eens van veel te kortbij tegen. “Juist lopen ten opzichte van elkaar, op dat vlak kunnen we nog veel vooruitgang boeken. Dus is de boodschap : trainen, trainen, trainen, zodat de spelers automatismen aanvoelen, begrijpen welke beweging je verlangt zodat ze elkaar beginnen te coachen.”

Looplijnen, daar draait het dus om. “Ook zonder bal”, benadrukt Van Veldhoven. “Als je het voetbal van vandaag ziet, is dát bijzonder belangrijk. Mijn spelers zijn nog te balverliefd, ze willen hem allemaal, doen iets te weinig díé actie die een ander laat infiltreren. Daarvoor, denk ik soms, zijn ons type spelers het minst geschikt.”

Bizar is wel dat verscheidene voetballers die Van Veldhoven vroeger meemaakten als coach, looplijnen steevast naar voren schoven als “een aspect waar meer uit te halen viel.” Die spelers geven aan dat onder Van Veldhoven niet altijd even duidelijk was wie waar moest lopen.

Totaalvoetbal

Nog een remmende factor – en misschien wel de belangrijkste – is dat bijvoorbeeld iemand als Dosunmu in het verleden niet altijd gewend was zich te moeten schikken naar geplogenheden van een opgelegd stramien. Vroeger dartelde de Nigeriaan in een eerder vrije rol over de grasmat, liep hij zijn gevoel achterna. In een interview met dit blad twee seizoenen geleden zei hij het nog : “Voetbal draait om instinct.” Maar Van Veldhoven vraagt zijn jongens om hun intuïtie wat los te laten. “Met als bedoeling completer te worden”, aldus de trainer. “En nee, dat gaat niet in tegen hun natuur. Ze moeten hun stijl gewoon wat aanpassen in functie van elkaar. Misschien was het omdat Tosin nog te veel vasthield aan dat instinct, dat hij dat beetje extra niet kon brengen vorig seizoen. Het is verleidelijk om te blijven teren op wat je vroeger naar successen leidde.”

Dat dergelijke spitsen eerder geneigd zijn hun intuïtie te volgen, onderscheidt hen trouwens van iemand als Sterchele, aldus nog de trainer. “François leest openingen veel makkelijker, loopt goed tussen de linies, is daar soms sluwer in. Beredeneerder.” En daar wil Van Veldhoven eigenlijk ook met deze jongens naartoe : “Wij moeten voor elkaar die bewegingen kunnen maken die ons toelaten een totaalvoetbal te brengen waarbij op termijn iederéén gevaarlijk is.” En dus moet een jongen als Tosin de bal al eens dieper komen opvragen. Van Veldhoven vindt de Nigeriaan het gevaarlijkst als die naar een van de flanken kan uitwijken en zag dat voor zichzelf onder meer bevestigd toen een penaltyfout op Tosin gemaakt werd tegen Genk of toen Tosin tegen datzelfde Genk Tiago Silvados Santos tot een overtreding dwong die de Braziliaan zijn tweede geel kostte.

Toch kan je niet om de vaststelling heen dat Dosunmu het moeilijk heeft met zijn nieuwe rol. Waar hij vroeger op zijn eentje naar doel liep, moet hij nu eerst nog volk passeren om daarna eventueel nog een laatste pass te versturen. Heel andere koek. In deze rol wordt Dosunmu bijna nooit in de rug van de verdediging de diepte ingestuurd, waar hij met zijn snelheid veel verdedigers kan overtroeven. “Als je dat wél doet,” countert Van Veldhoven, “ben je niet echt meer aan het voetballen. Dan trap je het leer eigenlijk lukraak naar voren, terwijl wij nu de zaken voetballistisch proberen te creëren.” Sommige waarnemers doen een dergelijke uitleg af als populistisch en vragen zich af waarom dat geen voetbal zou zijn.

Verbetenheid

Trouwens, de ploeg van Van Veldhoven ontsnapt ook nu niet altijd aan de verleiding om de bal gewoon naar voren te keilen. Vooral als Bancé, die kanjer van 1,90 m, daar staat te wachten. Hoewel de trainer zijn manschappen vraagt om te allen tijde de combinatie te blijven zoeken, valt aan die tactiek bij momenten met de beste wil van de wereld niet te weerstaan, zeker niet in wedstrijdfasen waarin de groep nog per se iets wil forceren, zo bleek al verscheidene keren.

In het kader van dat totaalvoetbal mag ook Bancé zich niet beperken tot louter de rol van ankerpunt, waarbij hij zich centraal aanspeelbaar opstelt, terwijl anderen langs de flanken infiltreren. “Hij kan zich ook heel nuttig maken door de bal gewoon even te verleggen naar de andere flank, voor overlapping te zorgen. En hij kan de man zijn voor doel die de laatste tik geeft.” Maar voorlopig ligt het rendement ook bij de spits uit Burkina Faso veel te laag, lijkt hij nog wat scherpte te missen. Dat vraagteken, weet je wel. Bij hulptrainer Marc Schaessens valt ook het woord ‘verbetenheid’. Er moet geen mentaliteit zijn die vraagt : “Zal ik hem erin trappen ?” ; wel een die roept : “Ik trap hem erin !” Schaessens : “En dat gaat vaak over één seconde vroeger vertrekken.”

Blijft nog over : Malki. Wie dacht dat de Belgische Syriër in de schaduw van de twee Afrikanen zou doorgroeien, had het verkeerd voor. Hij startte al in vier van de vijf gespeelde competitiewedstrijden en viel bij de andere match, tegen Genk, in. Dat neemt niet weg dat ook die jongen nog wat zoekt en tast naar zijn rol. Als Van Veldhoven de troeven opnoemt die hij in Malki ziet, haalt hij zijn snelheid aan, zijn scorend vermogen, “en absoluut zijn mentaliteit. Soms kan hij door zijn instelling nog iets meer afdwingen dan een ander.” Van Veldhoven ziet in Malki eigenlijk eenzelfde type als Dosunmu ; iemand die naar de flank kan uitwijken om vandaar te infiltreren.

Met dat in het achterhoofd opperde de trainer na de match tegen Genk dat het in de toekomst misschien mogelijk wordt om met én Malki én Bancé én Dosunmu te starten, waarbij de eerste vanop links kan infiltreren en de laatste vanop rechts. In dat scenario zou wel een middenvelder moeten sneuvelen. Tot nu toe speelden Cruz en Losada op de flanken. “Zij zorgden voor beweeglijkheid, een balcirculatie die mocht gezien worden, goed voetbal.” Maar technisch vernuft en veel balbezit zijn in deze sport nog altijd niet inruilbaar voor goals. Als Van Veldhoven aangeeft dat zijn spelers graag met het leer lopen, is dat zeker met een knik naar deze jongens. Cruz is nu wel even out, maar straks komt Gustavo Colman terug en dat maakt de keuzekwesties in het hoofd van Van Veldhoven niet simpeler.

Het waren trouwens Cruz en Losada die de afgelopen weken wel eens voor een overbevolking van het centrale deel van de aanval zorgden door naar binnen te snijden. Bovendien bleek andermaal dat zij niet die laatste pass in de benen hebben. Ze kijken wel rond om een vrijstaande maat te vinden, maar doen dat net een cruciaal tikje later dan bijvoorbeeld Cavens. Vandaar dat die laatste nog het meest van al beantwoordt aan het profiel van ‘man van de assist’.

Aanvallend voetbal

Naast twee spitsen en twee offensieve flankspelers probeerde Van Veldhoven ook al om met King Osei Gyan centraal op het middenveld een vijfde aanvallend denkende voetballer in zijn ploeg te droppen. Zonder succes overigens, want ook die jongen wist nog niet goed wat en hoe. Uit alles blijkt wel dat Van Veldhoven krampachtig zijn best doet om zijn belofte van voor het seizoen – om aanvallend voetbal te brengen – koste wat het kost wil nakomen. De trainer slaagt er echter maar niet in de trein vlotjes naar voren te laten denderen, laat staan hem de doellijn te laten overschrijden, “en dus moet je misschien beginnen te overwegen om wat meer zekerheid in te bouwen”, krabbelde hij na Zulte Waregem-Germinal Beerschot al wat terug.

Het is moeilijk je van de indruk te ontdoen dat Van Veldhoven na zijn periode bij Cercle Brugge met de weelde die hij op het Kiel terugvond, een iets te opportunistisch plan uittekende en zich met bepaalde ideeën wat vastreed. Bovendien probeert hij jongens die al hun hele leven een zekere stijl gewend zijn of een bepaalde rol opnemen, wat om te vormen. Niet iedereen is ervan overtuigd dat dat een goed idee is.

Ondertussen zijn er geen flitsende resultaten, en amper goals, om het speurwerk wat te verhullen. Juichmomenten maken het uitblijven van de toverformule draaglijker, zonder wordt het goede werk snel vergeten. En dan weerklinkt dat gefluister in de tribunes almaar luider : “Er zit veel meer in deze ploeg dan er momenteel uitkomt.” Zelfs al zijn er nog maar vijf matchen gespeeld, de nervositeit in het kritische Antwerpen is nooit ver weg. Dat grote ploegen als Genk en Brugge al op bezoek kwamen, geldt tegenwoordig op het Kiel trouwens niet echt meer als een excuus voor de mindere start, want die matchen werden vorig seizoen – toen ze weliswaar veel later vielen – gewonnen.

“We mankeren dat tikje meeval”, klinkt in de optimistische hoek wel eens. Maar dát doorboort eigenlijk de kern van het ‘bewegingsprobleem’ van Germinal Beerschot. En Van Veldhoven realiseert het zich maar al te goed : “Je dwingt geluk af. Nu zie je hen vaak nog met twee naar de eerste paal gaan, of merk je dat niemand zich klaarzet om een eventuele tweede bal op te vangen.” Maar los van wat precies oorzaak en gevolg is : dat het leer op verlaten plaats x onaangeroerd wegrolt, terwijl op plaats y twee man staat, heeft amper wat te maken met geluk. S

Door Kristof De Ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content