Cameron Vandenbroucke: ‘Feminisme? Dat is niets voor mij’

© belgaimage - christophe ketels
Alain Eliasy Journalist bij Sport/Voetbalmagazine

Cameron Vandenbroucke, ‘dochter van’ en renster bij Lotto-Soudal, heeft een plan. Vanaf 2021 wil ze zich helemaal toeleggen op het wielrennen. Ze wil aftasten of ze net als haar vader, die op 12 oktober exact 10 jaar geleden overleed, de Belgische wielerfans in vervoering kan brengen.

Een paar uur voor dit interview lag Cameron Vandenbroucke ergens in een greppel te bekomen van een bijna-botsing met een personenwagen. De netels kietelden haar zongebruinde onderbenen en gaven de nodige prikkels om haar te doen beseffen dat ze aan een groot drama was ontsnapt. ‘Ik had voorrang, maar de bestuurder van de auto heeft mij wellicht niet gezien’, vertelt ze. ‘Naast de weg liep er gelukkig een gracht en ik ben er met volle snelheid in gereden om een aanrijding te vermijden. Ik was in shock… Mijn opa heeft het al dikwijls herhaald: ‘Je vertrekt met de fiets, maar je weet niet of je ooit terugkomt.’ De risico’s van het vak zeker? Maar de dood van Bjorg Lambrecht heeft mij opnieuw doen inzien dat wielrennen een gevaarlijke sport is.’

Ik kan begrijpen dat er jaloezie is, maar dat is niet mijn fout.’ Cameron Vandenbroucke

In het vredige Ploegsteert, met zijn ettelijke begraafplaatsen uit de Eerste Wereldoorlog, is het net iets makkelijker om de dagelijkse beslommeringen te vergeten. Het dorpje op de weg tussen Mesen en de Franse industriestad Armentières lijkt wel het einde van de wereld. Cameron is er geboren en getogen. Er wordt enthousiast naar haar gewuifd wanneer dorpsgenoten haar met de fiets zien voorbij knallen voor of na een trainingstocht langs de Leie. ‘Ik zou niet kunnen aarden in een grootstad als Brussel. Laatst was ik in Parijs en ik vond het verbluffend om te zien hoeveel mensen er op straat rondliepen. Ik verkies de rust en gezelligheid van mijn dorp.’

Je trad in 2018 in de voetsporen van je vader door een contract te tekenen bij Lotto-Soudal. Maar je had ook carrière kunnen maken in de atletiek.

CAMERON VANDENBROUCKE: ‘Toen ik een jaar of zes was, ging ik geregeld fietsen. Na een jaar ben ik gestopt omdat ik vaak viel. Ik koos voor atletiek en specialiseerde mij in de 800 meter. Ik werd enkele keren Belgisch kampioen indoor, outdoor en in het veldlopen, en ik had het potentieel om aan EK’s of WK’s deel te nemen. Zonder dat ongeluk, waarbij ik mijn enkel brak na een smak tegen een auto, zou ik nog altijd aan atletiek doen…’

Wat heeft je doen besluiten om naar het wielrennen over te stappen?

VANDENBROUCKE: ‘Ik lag even stil door mijn ongeval, maar na een tijdje heb ik mij opnieuw ingeschreven in mijn atletiekclub. Ondanks twee operaties is het niet meer goedgekomen met mijn enkel. Ik kon geen kracht meer zetten op mijn gewricht en door overcompensatie liep ik elders blessures op. Soms moest ik maanden revalideren, maar na een derde mislukte poging om terug te keren ben ik gestopt. Ik ben thuis op een hometrainer beginnen te fietsen om in conditie te blijven en daarna reed ik met papy op mijn gemak rondjes van 30 kilometer. Ik deed het eerst niet graag – het was een opstapje om ooit terug te keren in de atletiek – maar ik kreeg de smaak snel te pakken. Wie had ooit gedacht dat ik weer op een fiets zou kruipen?’

Denk je niet: het moest zo lopen?

VANDENBROUCKE: ‘Die crash was mijn lot. Het was zo voorbestemd… Ik ben een Vandenbroucke en het fietsen zit in onze genen. Voor mijn opa is wielrennen zelfs zijn hele leven. Het eerste onderwerp waarover hij mij ’s morgens aanspreekt is de fiets. Bij mooi weer is hij al aan het plannen waar we eventueel zouden kunnen rijden . Achteraf bekeken is het spijtig dat ik niet eerder ben begonnen.’

Je hebt wel de moeilijkste weg bewandeld door dezelfde stiel uit te oefenen als je vader. Ben je ’s morgens nooit wakker geworden met de gedachte dat je een normaal leven zou willen leiden?

VANDENBROUCKE: ‘Ik haat dat ‘gewoon zijn’. Veel mensen volgen het normale traject: puberen, studeren, werken, een gezin stichten, enzovoort. Voor je het weet, heb je het gevoel dat je leven voorbij is. Dat zie ik niet zitten. Van jongs af heb ik een ander leven geleid dan andere meisjes en dat ging mij goed af.’

SJOFELE KOERSTENUES

Je bent met veel zaken tegelijk bezig: wielrennen, een kledinglijn opgedragen aan je vader, modellenwerk en je studies. En je moet de media afhouden. Is dat niet te veel voor een twintigjarige?

VANDENBROUCKE: ‘Ik leef van dag tot dag. Ik kan niet plannen en daardoor heb ik al afspraken gemist. Dankzij papy heb ik goddank nooit een wedstrijd gemist. ( denkt lang na) Op dit moment komt de fiets op de eerste plaats. Ik zit in mijn laatste jaar communicatiewetenschappen, maar als ik niet slaag… Tant pis! Dan is het maar zo. Daarna geef ik mij twee jaar om het vak te leren en als een echte prof te leven. Lukt het niet? Dan zoek ik werk en zal ik mij uitleven in kermiskoersen.’

Het toeval wil dat je je wielercarrière begonnen bent in kermiskoersen.

VANDENBROUCKE: ‘Op hetzelfde moment vorig jaar reed ik vooral UFOLEP-wedstrijden in Frankrijk. In mijn allereerste wedstrijd eindigde ik meteen vierde. Omdat het niveau bij de vrouwen flink tegenviel, koerste ik vooral in de categorie voor mannen boven de 55 jaar. Die heren vonden het helemaal niet erg om door een vrouw ingehaald te worden. Integendeel. Ze waren blij dat ik met hen reed en ze lieten mij spontaan door wanneer ik naderde.’

Je zei ooit dat je vrouwen op een fiets maar niets vond.

VANDENBROUCKE: ‘Vroeger zagen wielrensters er maar sjofel uit in hun veel te grote koerstenue dat niet aangepast was aan hun morfologie. Dat ligt al een tijdje achter ons. De uitrustingen zijn op maat van de dames gemaakt, er is meer media-aandacht en het vrouwenwielrennen in het algemeen blijft zich in positieve zin ontwikkelen.’

Heb je toch niet de indruk dat vrouwelijke wielrenners vooral mooi moeten zijn om de aandacht van pers en sponsors te trekken?

VANDENBROUCKE: ‘Dat speelt zeker een rol. Mijn teamgenote Puck Moonen is daar een goed voorbeeld van. Ze heeft veel volgers op Instagram en daardoor wordt ze niet serieus genomen als wielrenster. Ze wordt gezien als een knap ding. En ze krijgt kritiek omdat ze meer met Instagram bezig zou zijn dan met fietsen. Jammer. Instagram biedt zoveel mogelijkheden op het vlak van sponsoring dat het dom zou zijn om het niet te gebruiken. Daarnaast moeten wij vrouwen gewoon tonen wat we waard zijn op de fiets. Dat is de enige manier om onze criticasters de mond te snoeren.’

Cameron Vandenbroucke: 'Ik ben qua karakter een kopie van mijn vader. Volgens mijn grootouders ben ik minstens zo irritant als hij.'
Cameron Vandenbroucke: ‘Ik ben qua karakter een kopie van mijn vader. Volgens mijn grootouders ben ik minstens zo irritant als hij.’© belgaimage – christophe ketels

Waar sta jij in het debat over de loonkloof tussen mannen en vrouwen in het wielrennen?

VANDENBROUCKE: ‘We zouden best meer mogen verdienen – de kloof met de mannen is té groot – maar ik vind dat we niet mogen klagen. Al zeker niet bij Lotto-Soudal. We hebben een eigen camper, die weliswaar kleiner is dan die van onze mannelijke collega’s, en we krijgen een auto ter beschikking. En uiteindelijk malen we minder kilometers af dan de mannen. Ik ben dus blij met wat ik heb.’

Jouw feministische ploegmaats zullen het graag lezen…

VANDENBROUCKE: ( haalt de schouders op) ‘Feminisme is niet echt mijn ding… Je m’en fous!

Jij kreeg kritiek omdat je louter dankzij je naam een contract zou hebben versierd bij Lotto-Soudal. Hoe zijn de reacties in het peloton?

VANDENBROUCKE: ‘Ik weet dat bepaalde meisjes hun beklag hebben gedaan omdat ik meteen bij Lotto-Soudal aan de slag kon, terwijl zij al jaren in het peloton zitten en naar eigen zeggen hun plaats verdienen bij een grote ploeg. Had ik moeten weigeren om die meisjes een plezier te doen? Ik kan begrijpen dat er wat jaloezie is, maar het is niet mijn fout.’

Voel je je bekeken in het peloton?

VANDENBROUCKE: ( knikt) ‘Ik word voortdurend in de gaten gehouden. Ik heb in een van mijn eerste wedstrijden moeten opgeven en iedereen bekeek mij raar. Ik kon bijna horen wat ze dachten. Wat mij het meeste stoort, is dat mensen denken dat ik binnenkort mijn eerste grote wedstrijd zal winnen. Ik sta aan het begin van mijn carrière en vrouwen zijn pas op latere leeftijd op hun best. Marianne Vos steekt erboven uit en zij is intussen 38 jaar. Niemand mag dus van mij, een 20-jarige beginnelinge, verwachten dat ik plots een heel peloton kan domineren. Niet-kenners snappen dat niet. Eigenlijk moet ik Remco Evenepoel bedanken. Hij zuigt alle aandacht op en ik kan rustig mijn ding doen.’ ( lacht)

Ik kan me opbeuren door aan het hemd van mijn papa te ruiken. Na tien jaar is zijn geur nog niet vervaagd.’ Cameron Vandenbroucke

GEEN GEWONE VADER

Op 12 oktober zal het precies tien jaar geleden zijn dat je vader gestorven is. Hoe heb je zijn dood vernomen?

VANDENBROUCKE: ‘Ik werd gewoonlijk gewekt door mijn moeder, maar op een morgen zag ik mijn opa over mijn bed hangen. Ik vond dat op zich al vreemd. Ik vroeg wat er aan de hand was en ik zag zijn gezicht samentrekken in een grimas. Ik dacht meteen dat er iets was gebeurd met mamy – voor mij lag dat voor de hand. En toen hoorde ik opa het volgende zeggen: ‘Je weet dat je papa op vakantie is in in Senegal. Wel, er is iets met hem gebeurd en je zal hem nooit meer terugzien.’ Ik liep de trappen af en zag mijn moeder en oma in tranen in de woonkamer zitten. Maar ik kan mij niet herinneren dat ik die dag gehuild heb.’

Wat doe je normaal gesproken op 12 oktober?

VANDENBROUCKE: ‘Niets. Ik zal niet zeggen dat het een gewone dag is, maar ik doe niets speciaals. In tegenstelling tot mijn bomma, die haar tranen niet kan bedwingen als ze over papa praat, ben ik geen emotioneel type. Ik hoef mij op de sterfdag van mijn vader niet te isoleren van de rest. Ik tel de dagen ook niet af tot het zover is. Het is mij al overkomen dat ik er door anderen aan herinnerd word dat het 12 oktober is. Ik vind het het wel een beangstigende vaststelling dat ik pas 20 jaar ben en al de helft van mijn leven zonder mijn vader heb doorgebracht. Dáárvan krijg ik hartzeer. Ik kan mezelf opbeuren door aan het hemd te ruiken dat papa droeg toen hij stierf. Na tien jaar is zijn geur nog niet vervaagd…’

Jouw vader wordt nu nog beschouwd als een halfgod. Ben je er al uit waarom hij zo populair was in België?

VANDENBROUCKE: ‘Het lag voornamelijk aan zijn merkwaardige persoonlijkheid. Hij was een rockster die lak had aan regels en daarom was hij uniek. Welke coureur haalt het in zijn hoofd om op voorhand aan te kondigen aan welk huisnummer hij een demarrage zal plaatsen in een grote klassieker? Je moet een genie zijn om zoiets te doen… Ik ben dus niet verrast dat het Belgische wielerpubliek zo gehecht was aan hem. Op wedstrijddagen word ik minstens één keer aangeklampt door iemand die nog met papa heeft gereden of een anekdote heeft over hem. Nu en dan komen er zomaar mensen bij ons thuis aanbellen. Om een shirt te kopen of om over mijn vader te praten.’

Ben je tien jaar na zijn dood tot bepaalde inzichten gekomen over hem?

VANDENBROUCKE: ‘Ik heb intussen alle dvd’s en documentaires over hem gezien. Nu pas weet ik dat hij waanzinnige dingen gepresteerd heeft. Het grenst zelfs aan het onwaarschijnlijke. Maar hij was geen gewone papa. Hij had een speciaal leven. Al was ik mij daar niet echt van bewust. Aan de reacties van de mensen zag ik dat hij beroemd was en daarom voelde ik een soort gêne wanneer ik bij hem in de buurt was. Van één ding ben ik zeker: hij zag mijn zus en mij doodgraag.’

Welke karakteristieken heb je van hem geërfd?

VANDENBROUCKE: ‘Ik ben qua karakter een kopie van mijn vader. Volgens mijn grootouders ben ik minstens zo irritant als hij. En blijkbaar heb ik op de fiets exact hetzelfde postuur. Wat ik mis, is zijn zelfvertrouwen. Of beter gezegd: hij wilde de buitenwereld doen geloven dat hij overliep van zelfvertrouwen. Hij wist hoe goed hij was, en dat hij in topvorm iedereen kon verslaan, maar in het dagelijkse leven was hij onzeker.’

Heeft hij ooit tegen jou gezegd dat je wielrenster moest worden.

VANDENBROUCKE: ‘Nooit! Misschien aan opa… Mocht het kunnen, zou ik hem die vraag willen stellen. Wat vind je ervan dat ik nu op een fiets zit?’

VDB laten voortleven

Begin april zette Cameron Vandenbroucke haar eerste stappen in de modewereld met de lancering van een kledinglijn ter nagedachtenis van haar vader. De verkoop van de Cyclo Club Marcel limitededition-collectie, ontworpen in samenspraak met modeketen ZEB, werd niet toevallig opgestart in de periode voor Luik-Bastenaken-Luik. La Doyenne is de wielerklassieker waar Franck Vandenbroucke zich in 1999 in het collectieve geheugen van de Belgische wielerfans fietste. Cameron moest dus niet lang nadenken toen haar gevraagd werd om het gezicht te zijn van het VDB-kledingmerk. ‘Ik sta graag voor de lens en ik ben de dochter van Franck Vandenbroucke. Dus ik dacht: waarom zou ik het niet doen?’, aldus Cameron Vandenbroucke. ‘Mocht ik niet van fotografie houden, dan zou ik er geen problemen mee gehad hebben dat een ander meisje het merk zou promoten.’

Vooral de shirts met opschriften als ‘VDB Forever’, ‘Ik ben God niet’ en ‘Francesco Del Ponte’ vallen op. Dat laatste opschrift is een verwijzing naar de schuilnaam die Vandenbroucke in 2006 gebruikte tijdens een lokale wedstrijd in Italië. Op zijn vervalste fietsvergunning prijkte zelfs een foto van… Tom Boonen. Voor Cameron zijn de T-shirts een manier om de herinneringen aan haar vader te laten voortleven. ‘Het kledingmerk, de documentaires die over hem gemaakt worden… Ik besef meer en meer dat de mensen mijn vader nog lang niet vergeten zijn. Al die hommages zijn dubbel en dwars verdiend, want papa heeft zo veel betekend voor het Belgische wielrennen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content