Op vrijdag 19 februari wordt Vincenzo Scifo 50 jaar. Een goed moment om het met hem over de evolutie van het voetbal te hebben. Als extra onthult hij voor het eerst zijn gesprekken met Maradona, Platini, Cantona, Wenger, Wilmots en Adamo.

Op zijn zeventiende werd hij prof en hij is nooit meer weggegaan uit het voetbal. Hij heeft gereisd, titels gewonnen, vier WK’s gespeeld en stond vier keer in de top tien van de Ballon d’Or. Onderweg is hij uiteraard veel vedetten tegengekomen. Enzo Scifo blikt terug, in schuifjes van tien jaar, op de grote evoluties en de kleine anekdotes.

1966

Je bent geboren in 1966, net als Romário, George Weah, Christo Stoitsjkov en Gianfranco Zola. Welke spelers van jouw generatie bewonderde je het meest? En met wie had je het beste persoonlijke contact?

ENZO SCIFO: ‘Voor ik prof werd, was ik vooral fan van Diego Maradona. Ik had een poster van hem, in het shirt van Barcelona. Er waren nog wel spelers die ik bewonderde, maar hij deed me dromen. En dan kwam die doldwaze dag… Anderlecht speelde tegen Barcelona voor de inhuldiging van het gerenoveerde stadion in 1983. Ik had aan het einde van het vorige seizoen enkele vriendschappelijk wedstrijden mogen meespelen en in de zomervakantie tekende ik mijn eerste contract. In de voorbereiding mocht ik af en toe meedoen, maar ik had nog nooit op de grasmat van het Astridpark gestaan. Toen Barcelona kwam, zat ik op de bank en ik was daar al heel blij mee. Beeld het je in: ik keek niet naar de match, ik keek alleen naar Maradona. Ik was zeker dat ik toch niet zou spelen, dus ik kon me rustig op hem concentreren. Een halfuur voor het einde liet Paul Van Himst me opwarmen. Ook toen had ik alleen oog voor Maradona. Dan riep Martin Lippens me terug naar de bank, ik zou invallen. Opeens kreeg ik overal koude rillingen. Tegelijk kreeg ik vleugels. Zodra ik op het veld stond, keek ik waar hij was. Dat was misschien wel het emotioneelste moment uit mijn carrière. Meer nog dan een EK, een WK of een Europacupfinale. Later heb ik Maradona nog vaak ontmoet. Toen ik bij Inter speelde en hij bij Napoli. Ook op het WK’86 in Mexico. En ook twee keer toen ik met Bordeaux tegen Napoli speelde. In het Parc Lescure hoorde ik opeens iemand roepen: ‘Hé, Vincenzino!’ Het was Maradona. Hij zei: ‘Ik weet niks over Bordeaux, alleen dat jij hier speelt.’ We hadden het toen vooral over Luciano Moggi, die ik goed kende. Moggi werkte als sportief directeur bij Napoli en betekende veel voor Maradona.’

In 1966 werd Anderlecht kampioen. Routine. De derde van vijf titels op rij. Anderlecht is een ploeg die altijd mooi voetbal bracht. Ondertussen is er wat veranderd, ook op vlak van mentaliteit. Wat is jouw oordeel?

SCIFO: ‘Ik denk dat ik er niet ver naast zit wanneer ik zeg dat Anderlecht altijd een identiteit heeft gehad… Ik heb er twee periodes gespeeld. Het was al minder toen ik terugkeerde, maar de spirit was er nog altijd. Je voelde je verbonden met dat shirt, je was daar om te winnen, er was druk. Ik denk niet dat de spelers zich vandaag nog met clubkleuren identificeren. Ze komen naar Anderlecht omdat het een goeie club is, niet omdat ze die in hun hart dragen. Een springplank, zo zien ze het. En het salaris dat ze krijgen, helpt niet echt. Toen ik bij de kern kwam, werd ik aangepakt. Ik respecteerde niet alles, speelde zoals bij de jeugd. Toen zei men: ‘Hé, gast, je zit hier niet meer bij de jeugdploegen! Aanpassen of opkrassen.’ Men liet me goed verstaan dat ik maar best voor de ploeg kon spelen. Als ik voor mezelf zou spelen, was het vlug gedaan geweest. Ik denk dat het nu anders is. Je kunt je gedacht niet meer zeggen tegen de jongeren, want ze verdienen al veel geld terwijl ze nog niks gewonnen hebben.’

1976

In 1976 werd Michel Platini voor het eerst geselecteerd voor de Franse nationale ploeg. Was hij een referentie voor jou?

SCIFO: ‘Wat betreft zijn kwaliteiten was hij niet goed, niet heel goed, maar uitzonderlijk. Ik kon me niet zo vinden in zijn stijl, maar wat een efficiëntie! Op een dag hebben we elkaar ontmoet op een evenement van Unicef in Spanje. We hebben lang over het spelletje gepraat. Hij zei me: ‘Het verschil tussen jou en mij is dat ik altijd meer zou scoren dan jij.’ Ik begreep niet meteen waar hij naartoe wou, hij was tenslotte niet zo snel op het veld. Hij verklaarde zich: ‘Jij houdt van mooi voetballen. Mij kan dat niet schelen. Ik wil doeltreffend zijn.’ Hij trok er zich niks van aan dat hij een halfuur onzichtbaar was als hij nadien kon scoren. In Italië maakte hij er twintig tot dertig per jaar, meer dan de beste aanvallers. Iedereen kende hem en toch lukte dat. Michel Platini was zéér intelligent. Hij speelde evenveel met zijn hoofd als met zijn voeten. Je moest maar even met hem praten om te merken dat hij boven de rest uitstak. Hij was daarom niet geleerd, maar wel slim. Hij dacht sneller dan de anderen.’

1986

Vincent Kompany is geboren in 1986. In België is niet iedereen pro Kompany. Roept dat herinneringen op?

SCIFO: ‘Uiteraard. Zowel voor hem als voor mij was het vaak: ‘Ja, maar…’ Ik kon daar niet goed mee om, dat vreet aan je. Op mijn negentiende was ik al gecontesteerd en dat is nooit veranderd. In het buitenland kreeg ik alleen maar complimenten, maar geregeld, wanneer ik voor de nationale ploeg kwam spelen, kreeg ik alles in mijn nek. Soms vrij heftig. Ik kende mijn kwaliteiten, maar ook mijn gebreken. Had ik alleen maar kwaliteiten gehad, dan zou ik niet bij Torino en Monaco gespeeld hebben, maar bij Barcelona. Maar om dan zo snel onder vuur te liggen… Ik kon dat indertijd niet zeggen, maar had ik één arm en een vierkant hoofd gehad, dan zouden ze niks negatiefs over mij gezegd hebben… Het ‘probleem’ was dat men mij altijd hield voor de sierlijke speler die veel geld verdiende. Van het moment dat ik dan eens een mindere match speelde, was het: Scifo krijgt het in zijn bol. Soms werd ik bewierookt in België, er waren momenten dat men mij echt op een voetstuk plaatste, overdreven zelfs. Dat is het spel van de pers, in twee richtingen. Het is anders met de mensen op straat of in het stadion, die zeiden me nooit dat ik moest stoppen met breed te spelen of dat ik dit of dat niet mocht doen.’

1996

In 1996 overheerste Eric Cantona de Engelse competitie. Hij had een heel ander profiel dan jij: bad boy, vechtjas. Heb je met zulke types nooit problemen gehad in de kleedkamer? Nooit zin gehad hen op hun plaats te zetten?

SCIFO: ‘Vreemd genoeg niet, neen. Voor mij was het: leven en laten leven! Ik heb bij Bordeaux een half seizoen met Eric Cantona gespeeld. Hij kleedde zich om naast mij, dat was speciaal. Die kerel deed zijn ding, sprak nooit met iemand. Hij trok zich van de anderen niks aan, of die indruk gaf hij althans. Wanneer hij aankwam, zei hij goeiendag, dat was het. Ik voelde mij niet op mijn gemak, ik had het er moeilijk mee een halfuur naast een gast te zitten die geen woord zei. Dus ben ik op hem afgestapt. Ik stelde hem wat stomme vragen, zoals: heb je al een huis gevonden? Stilaan ontspande hij. En uiteindelijk, als er iemand in de groep was met wie hij overeenkwam en wel eens praatte, was ik dat. Later hebben we elkaar teruggezien en samen een wedstrijdje strandvoetbal gespeeld. Cantona was best een toffe en vriendelijke kerel als je hem wat kende. Maar hij moest je eerst goed leren kennen voor hij zich blootgaf. Hij zegt zelf dat hij heel weinig echte vrienden heeft. Op voetbalvlak vond ik hem in Engeland fantastisch. Dan heb ik het niet over de speler die geweld uitlokte, maar over de artiest, de technisch verfijnde en uitermate elegante voetballer.’

In datzelfde jaar werd Arsène Wenger manager van Arsenal. Twintig jaar later is hij daar nog steeds, hoewel de trofeeën niet volgen. Hij is een uitzondering in een wereldje waar coaches aan de lopende band ontslagen worden.

SCIFO: ‘Als men mij vraagt wie mijn voorbeeld is als trainer, antwoord ik altijd: Arsène Wenger. Ik heb veel soorten trainers meegemaakt, sommige hard, andere zacht. Ik had Wenger bij Monaco. Hij is iemand op wie je direct wou gelijken. Een bezadigde man. Ik identificeer me meer met hem dan met Georges Leekens bijvoorbeeld… Ik heb met hem al over Arsenal gesproken. Hij vertelde me dat de dag dat hij daar tekende, hij ervan overtuigd was dat hij daar zijn loopbaan ook zou afsluiten. Omdat de visie van het bestuur duidelijk was. Bij Arsenal verkopen ze geen gebakken lucht. Niet aan de fans, niet aan de coach. Ze willen niemand doen geloven dat ze op een dag Cristiano Ronaldo zullen aantrekken. Ze weten dat dat te hoog gegrepen is voor hen. Wenger heeft diezelfde bedachtzaamheid, daarom dat hij er nog altijd is. Had het bestuur hem twintig jaar geleden gezegd dat ze de Champions league wilden winnen, dan had hij er niet getekend.’

2006

In 2006 won Italië het WK. Heb je er soms aan gedacht of je carrière anders gelopen zou zijn had je voor de Italiaanse nationaliteit gekozen?

SCIFO: ‘Wel, ik had voor Italië kunnen spelen, maar ik heb er goed aan gedaan voor België te kiezen. Ik ben hier geboren en ik heb mezelf nooit als Italiaan gezien. Ik heb niks Italiaans buiten mijn uiterlijk en mijn naam… Op het ogenblik dat de Italiaanse voetbalbond mij benaderde, hebben mijn ouders gezegd dat ik goed moest nadenken. We hebben een kleine familieraad gehouden, met mijn vader, moeder, broer en zus. Twee dagen later stond mijn besluit vast. Ik heb de zaak niet laten aanslepen zoals sommige spelers van nu die er een eeuwigheid over doen.’

Het is ook het jaar dat Andrés Iniesta voor het eerst werd opgeroepen voor de Spaanse nationale ploeg. Hij is het symbool van Barça, maar hij doet vast elke trainer dromen?

SCIFO: ‘Ja, en jonge trainers als ik kunnen daar hun tanden op stukbijten. Je probeert – alle verhoudingen in acht genomen – hetzelfde te doen. Vragen om de bal naar voren te trappen met het excuus dat je geen goal kunt binnenkrijgen als de bal ver van je doel is: vergeet het maar, daarvoor ben ik geen trainer geworden. Je moet daarentegen snel de kwaliteiten van je kern doorzien. Toen de voorzitter van Mouscron-Péruwelz me contacteerde, heb ik hem gezegd: ‘Ik heb uw ploeg meermaals zien spelen. Slecht! Dat is geen voetbal. Als u mij neemt, dan gaat u eindelijk voetbal zien.’ Hij heeft me binnengehaald en vier, vijf weken heb ik alles op balbezit en balcirculatie gezet. We kregen klappen. Voor hetzelfde geld zou ik al ontslagen geweest zijn. Dus heb ik mijn plannen moeten herzien. Je kunt niet proberen om Barcelona te kopiëren met eender welke kern.’

2016

Met de nationale beloften coach je voor het eerst een ploeg die erboven uitsteekt, die op papier in staat is om alle matchen te winnen. Of niet?

SCIFO: ‘Dat klopt helemaal. Ik heb het van bij het begin gezegd: dit is een goed uitgebalanceerde ploeg. Ik vind het prettig dat mijn spelers zich daarvan bewust zijn. Nochtans: als we doorgaan zoals we begonnen zijn, dan komen we er niet! Dat is mijn conclusie na drie wedstrijden en dat dacht ik zelfs al na twee wedstrijden. Ik weet zeker dat we beter zijn dan onze tegenstanders, maar we gaan serieus moeten werken aan de mentaliteit, de samenwerking en de bescheidenheid. Daar kruipt een groot deel van mijn werk in. We mikken te veel op de individuele kwaliteiten. Tegen bepaalde ploegen zal dat lukken, tegen andere niet. Ik heb er onlangs met Marc Wilmots over gesproken. Sinds 1995 zit er veel kwaliteit bij de beloften, maar ze hebben nooit iets gewonnen. Als we zo voortdoen, zonder iets te zeggen, en hen maar laten spelen, dan lopen we met ons hoofd tegen de muur. We hebben het potentieel om naar het EK te gaan en ik ben er ook van overtuigd dat we zullen gaan, maar de weg is nog lang.’

DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE – BRUNO FAHY

‘Zowel voor Kompany als voor mij was het vaak: ‘Ja, maar…’ Ik kon daar niet goed mee om, dat vreet aan je.’ – ENZO SCIFO

‘Buiten mijn uiterlijk en mijn naam heb ik niks Italiaans.’ – ENZO SCIFO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content