Een leven voor groen en zwart. In het geval van Leen Ide is dat een understatement. Zij kent de vereniging vanbinnen en vanbuiten. Ze was er een tijd commercieel manager en vooral : ze staat sinds 1985 in de spionkop. ‘Adoratie, noem het maar zo.’

L een Ide : “Het begon allemaal met de bekerfinale tegen Beveren, tweeëntwintig jaar geleden. Ik was tien. Samen met mijn moeder in Brussel ‘gedropt’ door de papa en de broer. Zij gingen naar de match, wij zouden wat ronddwalen in de stad. Na de wedstrijd hadden we afgesproken aan het stadion. Geen kat die naar buiten kwam. Wij maar koekeloeren. Bleek dat het 1-1 was. Verlengingen. De poorten stonden open, mama en ik naar binnen. Strafschoppen. Cercle won.

“Het liet een enorme indruk na bij mij : die sfeer, die emotie, dat volk … Zeker omdat ik nog een kind was. Terstond gebeten door het Cerclevirus.

“Ik kwam sowieso al uit een groen nest. Cercle dook vaak op in gesprekken, het werd met de paplepel ingegeven. Maar het was toen niet de gewoonte dat moeders en dochters meegingen naar matchen.

“Na die bekerfinale begon ik wel thuiswedstrijden te volgen. En vanaf mijn zestiende miste ik geen enkele match meer, inclusief de verplaatsingen. Wie mij geen echte Cerclesupporter noemt, die wil ik wel eens een peer op zijn muile geven. (lacht)

“Het is iets speciaals. Eerst en vooral zijn wij veel meer dan een voetbalvereniging. Naar Cercle moest je – laat dat duidelijk zijn – tot voor kort niet vanwege de sportieve excessen. Het draait rond sfeer, vriendschap. In die tweeëntwintig jaar bouwde ik daar echt iets op, ik kan makkelijk zeggen dat negentig procent van mijn vrienden Cerclesupporter is, die staan er net als ik áltijd.

“Ik ontmoette in het supportersvak van groen-zwart ook mijn partner. En we zijn niet de enigen die mekaar daar vonden. Dat is een slogan: Cercle scoort in alle harten.”

Braafjes ? Wij ?

“Onze vereniging draagt een mooie missie en visie uit. Proberen groot te zijn in het klein. Dat apprecieer ik enorm. Cercle, dat is zoals ’t leven. Enerzijds : leren verliezen, anderzijds : met de middelen die je hebt, er echt het beste van proberen te maken. In tegenstelling tot veel clubs die gigantisch veel geld hebben en soms niet goed weten wat ze ermee moeten aanvangen. Wij denken goed na over hoe we onze centen het nuttigst kunnen spenderen.

“Ik ben echt trots om supporter te zijn van groen-zwart. Ook omdat we door ons beperkte budget veel kansen geven aan de jeugd. Iets wat veel andere ploegen nalaten, wat de slagkracht van de Rode Duivels en het Belgische potentieel verzwakt.

“Cercle is ook een familiale ploeg. Gezellig, heel toegankelijk, bijzonder lage drempel, eigen sfeer. Je weet pas wat het is als je er geweest bent. We amuseren ons rot, kunnen goed relativeren en hebben daardoor een prima gevoel voor humor.

“Dacht je dat Cerclesupporters na de match braafjes gewoon nog een colaatje dronken en dan naar huis ? Vriend toch, wij sluiten overal de deur. Een legendárische derde helft. Elke wedstrijd van Cercle is een echt feest. Pure folklore.

“Wij zijn ook een ploeg met een fantastische historiek. Ik zocht het op : de op twee na oudste ploeg in de eerste klasse, 108 jaar, niet meer weg te denken uit de Belgische voetbalgeschiedenis. Er zijn weinig teams die ontstaan zijn in de negentiende eeuw en vandaag nog bestaan, zónder fusie. Bovendien spelen wij al jaar en dag naast kluptje, maar we staan er nog altijd. Dat vind ik toch ook iets om fier op te zijn.

“Onze vereniging is honderd procent Brugs, de supporters zijn allemaal van hier, net als veel spelers en sponsors. Dat schept een band, een gevoel van samenhorigheid. Bij de buren komt het merendeel van de fans van buiten West-Vlaanderen. Ik heb het daar lastig mee. Ik hoorde dat jullie ook een blauw-zwarte getuigenis sprokkelden en daarvoor een Waal interviewden. Dat is láchen hé. Zó typisch !”

Hak in de kont

“Bij ons zijn er sinds kort ook sociaal-maatschappelijke projecten waarvoor de vereniging zich engageert. Wel, ik vind dat belangrijk : normen en waarden die je moet meegeven aan jonge gasten die naar het voetbal komen.

“Behalve dat alles zijn wij een publiek dat de hele wedstrijd ons team ondersteunt, het begrip ‘supporter’ beleeft in de ware betekenis van het woord. Van minuut nul tot minuut negentig moedigen wij onze ploeg aan, zelfs al gaat het niet goed. Wij hóúden van Cercle.

“Je zal Cerclefans hun team nooit horen uitfluiten. Het gebeurde al zo vaak – vroeger, nu zijn we een topploeg – dat we verloren van een middenmoter of degradatiekandidaat, een barslechte wedstrijd, waarna de supporters zongen : ‘ We support you ever more.’

“Maar wij hebben ook onze emoties. Zéker. Er zijn matchen geweest – en veel – waarbij ik mijn schoen kon opeten. Niet normaal. Het kan zó slecht gaan, ik zag al zó veel lulmatchen, dat meen ik, dat je soms goesting hebt om tijdens de rust die deur van de kleedkamer open te zwieren, met je vuist op tafel te bonken en eens met je hak een goede stamp in hun kont te geven. Dan vraag je jezelf : ‘Waarom blijf ik toch altijd opnieuw komen ? !’ Na de zoveelste één op achttien, het zoveelste bleke seizoen, waarbij je zelfs feesten afbelt om te kunnen gaan.

“Je kan dat niet laten. Het werkt als een soort magneet. Magie. Je bent supporter en weet dat fans belangrijk zijn. Het heeft geen zin om niet meer te komen, je weet dat de zaken er daardoor niet op verbeteren. Integendeel.”

Vanwege de ziel

“Cercle linkt niet zo veel supporters aan zich door het sportieve, wel door de totaalervaring. En maar goed ook, want het spel kan van vandaag op morgen helemaal omslaan. Je gaat naar Cercle vanwege de ziel van de vereniging, je bent in eerste instantie supporter van de kleuren, niet van de ploeg op het veld. Je weet dat dat allemaal passanten zijn. Zo kan ik moeilijk stellen dat ik supporter ben van het actuele Cercle of van een bepaalde sportieve opstelling. Die jongens komen en gaan.

“Dat groen en zwart, daar gaat het om. Alsof je je engageert voor een politieke partij, waar je ook een bepaald programma verdedigt. Een bewuste keuze. En die gaat diep, leeft in je. Als je zegt : ‘Ik ga niet meer’ of ‘Ik kies voor een andere ploeg’, dan verloochen je simpelweg je eigen principes.

“Cercle is ook iets waar je je schouders onder wil steken. Toen ik op een dag zag dat er bij groen-zwart een vacature was voor commercieel manager, ben ik daarop gevlógen. Ik had een commerciële achtergrond, ideaal. Ik ging met het Cercleverhaal de baan op. Niet evident. We zaten niet bepaald in een sportieve hoogconjunctuur, je kon geldschieters niet lokken op basis van prestaties op het veld. Maar na drie weken bracht ik een nieuwe hoofdsponsor aan, een fantastische start. We zetten een commerciële structuur op poten en professionaliseerden de zaken een beetje.

“Toch waren het moeilijke jaren, lastige omstandigheden. Een aanslag op mijn privéleven. We waren maar met drie mensen ; Guido, de secretaris, Ilse van het secretariaat en ik. Iedereen zette zich met hart en ziel voor de vereniging in, maar het waren lange dagen. Daarom stopte ik er ook mee na tweeënhalf jaar. Het heeft geen zin om mama te zijn als je nooit thuis bent. Je moet keuzes maken en in dat opzicht vind ik mijn gezin nog net iets belangrijker dan mijn adoratie – noem het maar zo – voor Cercle. Een beslissing van het verstand. Ons dochtertje van vijf mag ons trouwens bij gelegenheid al eens vergezellen naar het stadion. De opvolging is verzekerd. (lacht)

“Als commercieel manager merkte ik dat Cercle goed geleid wordt. We hebben een fantastische voorzitter. Een heel rustige man, een goede manager, die stap voor stap neemt. Vorig seizoen vulde hij de vereniging aan met Pol Van Den Driessche, nu kwam Glen De Boeck erbij. Frans Schotte maakt goede keuzes. Geen risico’s, heel beredeneerd.

“En Van Den Driessche is een zegen voor Cercle. Hij blies de ziel van de vereniging nieuw leven in, is zeer expressief, brengt ons in the picture. En hij is ook niet bang om af en toe een prik uit te delen, om de rivaliteit met Club wat aan te wakkeren. Eindelijk iemand die met zulke dingen naar buiten durft te komen zonder echt bijtend of te scherp te zijn. Pol zegt wat veel mensen denken. Bij de buren wordt het niet altijd als even grappig ervaren, maar dat is hun probleem.”

De ene Club is de andere niet

“Als je me vraagt naar mijn mooiste herinneringen uit die tweeëntwintig jaar, kom ik eerder bij vriendschappen uit dan bij wedstrijden. En dan heb ik het ook over de banden met de aanhang van andere ploegen. Wij zijn bijvoorbeeld heel nauw verbonden met de fans van Club Luik. Die komen geregeld eens kijken en wij gaan ook bij hen. Zij zitten met Standard in dezelfde situatie als wij met Club.

“Die band met Club Luik begon een kleine twintig jaar geleden, een wedstrijd bij hen. Zij provoceerden wat, maar onze fans zeiden : ‘Kunnen we niet liever samen een pint drinken ?’

“Club Luik is ook een vereniging met een geschiedenis. Ik voel me sterk verwant met supporters van ploegen met een oud stamnummer. Tegen Anderlecht was hier een delegatie van Union. Er waren al verbroederingen met fans van Zulte Waregem, Beveren, KV Mechelen … We hebben weinig vijanden. Twee ploegen liggen ons niet : Club en Roeselare. De fans van Roeselare zijn ook vaak Clubminded.

“Op het sportieve vlak moet je niet diep graven naar mooie momenten : de 1-0 in de derby vorig jaar, na dertien jaar eindelijk nog eens de overwinning. Als was er een bom ontploft. Ik zag in de week daarna niet één keer voor zes uur mijn bed, was een hele week out.

“Ik herinner me ook een seizoen waarin we twee keer tegen Club wonnen met 3-1. Zij hadden uiteindelijk vier punten te weinig voor Europees voetbal, wat ons inspireerde tot een liedje : ‘Vier punten te kort : twee in november, twee in april.’

“Er was ook eens de verplaatsing naar Brann Bergen, na een bekerfinale tegen Club. Naar het buitenland, super. Mijn ma en broer gingen mee, ik niet, examens. Na 3-2-winst thuis een 4-0-nederlaag ginder. Ik weet nog dat ik de match volgde op café in Brugge, en dat ik … later dan mijn moeder en broer thuiskwam.

“Aan de minkant staat zeker de degradatie naar tweede. Al zetten we ons ook daar snel over. Clubsupporters zongen : ‘ Tweede klas, tweede klas.’ Wij : ‘ In tweede klas … is’t ook plezant …

“En er was de 10-0 tegen de buren. Maar nóg érger vond ik de 5-5 tegen Club, onder Henk Houwaart. We stonden 5-2 voor en toen voerde Houwaart – een Clubtrainer, dat moet je niet wegsteken – een reeks vervangingen door die hen ruimte verschafte, waardoor ze nog drie keer konden scoren. Hij gaf ze vrij spel ! En zei achteraf dat hij tevreden was over de match ! Ja man … Daar kon ik niet mee lachen.”

Altijd hetzelfde

“Was ik in een blauw nest geboren, dan was ik waarschijnlijk meegezogen naar de wedstrijden van Club. Maar daar wil ik niet aan denken. Ik kan me moeilijk voorstellen met een blauw-zwarte sjaal … De kaarten zijn gelukkig anders geschud.

“Je hebt Bruggelingen die zeggen : ‘Ik ben zowel voor Cercle als voor Club.’ Tot die soort behoor ik níét. Daar moeten ze bij mij niet mee afkomen. Of Clubsupporters die Cercle ‘een sympathiek ploegske’ vinden, zo heb je er ook. Een soort van hoongelach. Dan zeg je : ‘Komaan jong, blaas je zak op.’ (lacht) Omgekeerd kan ik echt niet zeggen dat ik Club sympathiek vind.

“Ik heb wel respect voor échte Brugse Clubsupporters. Elk zijn zonde. Ik weet dat voor hen het derbygevoel ook leeft. Die weten wat dat is : de eer van de stad staat op het spel. Maar voor veel Clubfans is het gewoon een wedstrijd als een andere.

“Ik heb geen enkele affiniteit met Club. De kleuren an sich al … Ik voel bijna een natuurlijke aversie ten aanzien van die ploeg. Stel dat er ooit een fusie komt – God, bespaar ons dat – dan zien ze mij daar niet meer. Nooit. Dan begin ik nog liever helemaal opnieuw, in vierde provinciale. Ik kan me niet vereenzelvigen met de gemiddelde supporter van blauw-zwart.

“Ik vind het bijvoorbeeld moeilijk om me in te beelden dat ik in een vak zou staan met allemaal Clubfans die zingen : ‘Al wie niet springt, is een jood.’ Om maar iets te zeggen. Of bij mensen die regelmatig oerwoudgeluiden door het stadion sturen. Ik hou niet van die mentaliteit, zoiets hoor je bij ons nooit.

“Ik vind ook dat zij te weinig écht supporteren. Het is veel te stil. Dat merk je bij een derby, je hoort die niet. Ze blinken bovendien niet uit in creativiteit. Altijd dezelfde grapjes en clichés. Een beetje triestig. Niet zoals de fans van Germinal Beerschot of Antwerp, die eens gevat uit de hoek kunnen komen. Nee, altijd dat eeuwige hoongelach.

“Dat maakt de derby echt tot een hel voor mij. De sneren, het kleineren, aangeven dat wij er zogezegd te veel aan zijn, ‘jullie zijn niet echt de ploeg van Brugge.’ Terwijl het merendeel onder hen Limburger is. Dan denk ik : wat hebben jullie hier eigenlijk te zeggen ? Maar ja, je kweekt een dikke huid. En toch … het is moeilijk om niet te reageren.

“Bij de laatste uitderby moest ik me echt naar het stadion slepen. Dagen, wéken op voorhand begint die nervositeit te stijgen. Ik blokkeer volledig, heb het heel moeilijk met al die mensen met blauw-zwarte sjaals in ons stadion. Echt waar, ik wil hen gewoon niet zien.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content