Sprankelend voetbal brengt Anderlecht niet, maar efficiëntie en blokvorming is er wel, vindt Nicolás Frutos, die toegeeft dat hij nog naar zijn beste vorm zoekt. ‘Wellicht ben ik pas volgend seizoen weer helemaal de oude.’

Iets meer dan een jaar geleden, eind november 2005, belandde Nicolás Frutos (25) in België. Pas speelgerechtigd na Nieuwjaar kreeg hij tijd om zich aan ons voetbal en de leefwereld in West-Europa aan te passen. Waarnemers stonden een beetje sceptisch tegenover zijn komst, Argentijnen verwacht men in Zuid-Europa, niet direct in de Benelux. Bovendien was hij niet geslaagd bij een eerdere passage in Europa, bij het Spaanse Las Palmas. Maar assistent-trainer Glen De Boeck twijfelde niet : als een van de weinigen zei hij meteen dat Frutos beter was dan Jan Koller toen die in Anderlecht belandde. De Argentijnse spits, zo liet De Boeck weten, is nuttig, snel en kan met de kop de bal leggen waar hij wil.

Frutos loste de verwachtingen in met een sterke start en een gemiddelde van een doelpunt per wedstrijd. Net als de lange Tsjech ging de Argentijn in duels soms iets te makkelijk liggen. Fysiek kon het beter. Frutos kreeg na die uitstekende beginperiode ook last van de knie. En in het najaar hobbelde hij van het ene probleempje in het andere, zodat hij maar de helft kon spelen : de helft van de Europese matchen, de helft van de competitiewedstrijden.

Zijn integratie verliep probleemloos. We bieden aan om het interview in het Spaans te doen, hij begint spontaan in het Frans. Om even later toch op zijn moedertaal over te schakelen. Dat bekt vlotter en vooral, het gaat plots stukken sneller.

Het Jan Breydelstadion

Beschrijf eens je evolutie tijdens 2006 ?

Nicolás Frutos : “Ik wil vooral het positieve onthouden. Positieve momenten waren er, jawel, ook al ben ik te veel geblesseerd naar mijn zin. Allemaal naweeën van die knieoperatie. Daardoor miste ik een groot stuk van de zomervoorbereiding. Gevolg : de fysieke basis om de opeenvolging van wedstrijden in het najaar en een grote intensiteit op training te verteren, had ik niet. En zo sukkelde ik van het ene spierprobleempje in het andere. Eigenlijk zou je dan even afstand moeten nemen en proberen via extra trainingen die basis alsnog op te doen, maar die tijd krijg je niet. Europa was belangrijk voor de club en dus probeer je toch aan negentig minuten competitievoetbal negentig minuten Europees voetbal te koppelen. Het lichaam kan dat niet aan en dus raak je weer geblesseerd. Dat het sinds Nieuwjaar beter gaat, komt omdat ik de winterstage wél heb kunnen meemaken. Anderzijds was dat maar een korte, vijf of zes dagen. Kortom : dit is nog steeds geen Frutos aan honderd procent. Eigenlijk zou ik nog twee, drie weken intensief moeten trainen zonder te spelen. Maar dat wil geen enkele voetballer. Ik wil geen wedstrijden missen. Gelukkig ligt het ritme op dit moment vrij laag, met een wedstrijd per week moet ik in vorm kunnen geraken.”

Wil jij geen match missen, of is het de trainer die je vraagt om beschikbaar te zijn ?

“De twee. De trainer stelt zijn ploeg op en gelukkig behoor ik meestal tot zijn basiself als ik beschikbaar ben. Maar ook ik wil het. Op een moment dat Anderlecht alles uit de kast moet halen om zijn titel te verlengen, wil ik beschikbaar zijn. Vrijwillig een wedstrijd langs de kant blijven om zelf beter te worden, geen enkele sportman van hoog niveau redeneert op die manier. Wat als Anderlecht net in die match punten zou laten ? Ik zou het me altijd beklagen. Dus trek ik en sleur ik en geef ik alles wat ik in me heb, maar voldoende is het niet, dat besef ik. Volgens mij word ik pas volgend seizoen weer helemaal de oude. Geef me twee weken vakantie en een volledige voorbereiding en je zal wat zien.”

Het weerhield er je niet van om tegen Brugge toch nog eens de meubelen te redden.

“Ik moet er meer spelen, want dat stadion ligt me. Of het gewonnen punt doorslaggevend is, zal later moeten blijken. Iedereen klampt me ook altijd maar aan over Brugge, ik snap het niet helemaal. Goeie herinneringen, dat wel, maar ik denk dat ik in andere wedstrijden beter speelde, zelfs in wedstrijden waarin ik niet scoorde. Daarbij denk ik aan de wedstrijden in de Champions League of zelfs onze thuiswedstrijd tegen RC Genk. Nu goed, een Argentijns spreekwoord zegt : de krant van ’s ochtends, die is ’s avonds oud nieuws. Het verleden mag geen referentiepunt zijn.”

Denken als groep

Veel lof op het voetbal dat Anderlecht brengt, kwam er dit seizoen nog niet vaak. Het is efficiënt, maar weinig bruisend. Mogen we ooit, om eens de huisterm te gebruiken, nog champagnevoetbal verwachten ?

“Ik vrees daar voor. Ik denk dat het moeilijker en moeilijker wordt voor ons, omdat de tegenstander zoiets te allen prijze probeert te vermijden. Maar ik heb toch bedenkingen bij die kritiek. Vorig seizoen hebben we thuis meer ruime zeges behaald, dat klopt, maar het spel was ook dan niet altijd iets wat ‘champagnevoetbal’ benaderde. De vooruitgang die ik zie is dat er dit seizoen een stevig blok op het veld is gekomen. Zeker na de winterstop, ik vond ons in de wedstrijden bij Germinal Beerschot en tegen Westerlo collectief zeer sterk. We respecteren meer en meer de richtlijnen, de pionnen staan goed, dat is een basis om op te bouwen.”

Vind je de manier waaróp minder belangrijk ? Moet voetbal – vergeef ons het impressionisme – niet een zekere amusementswaarde behouden ?

“Het resultaat komt op nummer een. Geen enkele voetballer gaat na een goeie match graag met lege handen van het veld. Kan het met goed voetbal, des te beter. Maar nog belangrijker is dat je denkt als groep. Niemand die nog aan zijn persoontje denkt, aan het eigenbelang. Ik meen te weten dat het hier ooit anders was.”

Is Genk jullie voornaamste tegenstander of geloof jij in de terugkeer van Standard ?

“Standard is vergelijkbaar met ons : een sterk uitgebalanceerd geheel waarin niemand de rol van uitblinker naar zich toe trekt. Genk heeft me in de heenronde verrast. Mijn gevoel is dat het nu wat stokt, maar zeker thuis pakken ze nog steeds de punten en dat houdt ze mee voorin. Ik verwacht dat we opnieuw tot de laatste speeldag moeten knokken.”

Binnenkort staan jullie drie keer tegenover Genk. Hebben zij na de 1-4-winst in Brussel een psychologisch voordeel ?

“Dat is je blind staren op een uitslag, ik vind dat Anderlecht die avond de nederlaag niet verdiende. We hebben veel meer kansen afgedwongen, maar het was een avond waarop de bal voor ons niet in het net wilde. Achterin hebben we wat missers cash betaald, waarna we voluit zijn gaan aanvallen. 1-2 of 1-4 maakte niet uit. Op die manier kreeg Genk zijn kansen. Achterin staan we nu veel steviger.”

Marathoncompetitie

Hier kan je wel wat rechtzetten, in Argentinië is dat moeilijker.

“Klopt. Elk kampioenschap telt daar maar negentien wedstrijden. Doe je daar wat verkeerd, dan heb je het veel moeilijker om die misstap recht te zetten. Dat merk je ook, ploegen halen amper nog een achterstand op. Hier in België heeft iedereen, door het grote aantal wedstrijden, een periode waarin het goed gaat, maar ook een periode waarin het minder draait. Jullie kampioenschap heeft in mijn ogen veel weg van een marathon.”

Eigenlijk zou het een schande zijn als Anderlecht de titel niet pakt, afgaande op de uitslag van de Gouden Schoen. Wie in dat referendum de eerste vier spelers levert, barst van talent, niet ?

“Ja. Dat referendum heeft binnen de ploeg ook een discussie losgemaakt. Er is gezegd : ‘We hebben de beste individualisten, het is nu aan ons om te tonen dat we ook de beste ploeg hebben.’ Ik vind dat positief.”

Om even op die marathon terug te komen : heeft Anderlecht zijn zwakke periode achter de rug ? Bijvoorbeeld tijdens de maanden oktober en november ?

“Niet mee eens. In die periode moesten we ook Europees aan de bak en hoewel je wel probeert te strijden op twee fronten, is dat niet altijd mogelijk. Dat we ons niet konden plaatsen voor de UEFA Cup vertekent lichtjes het beeld. Nu goed, dat excuus gaat niet meer op. Nu moet het in de competitie en de beker.”

Met jou, Mémé Tchité, Mbark Boussoufa en Ahmed Hassan is er veel offensief talent. Sommige waarnemers vinden dat je ploegmaat Lucas Bilglia te veel moet lopen ter compensatie. Hoe kijk jij tegen dat wankele evenwicht op het middenveld aan ?

Lucas alleen als buffer, dat was zwaar. Ik denk dat de trainer zoekt naar iemand die hem in dat werk kan steunen, zodat hij zich ook iets meer offensief kan uitleven. Veel herschikkingen van de ploeg hebben altijd wel tot doel om bij balverlies het spel van de tegenstander te ontregelen. Naar mijn gevoel was die in de heenronde soms iets te makkelijk in staat zijn eigen spel te ontwikkelen. Er is al veel verwezen naar onze defensie, maar niet altijd terecht. Soms pakken we ook goals omdat andere spelers de richtlijnen niet volgen en hun defensieve taken verwaarlozen.”

Jij kent Lucas Biglia nog van bij Indepediente. “Ik wil hem onder geen beding ruilen met iemand van ons,” zegt de assistent van Standard, “hij is niet beslissend genoeg.” Terechte kritiek ?

“Ik denk dat zijn eerste ronde heel goed was en neen, die kritiek is niet terecht. Vergeleken met zijn Argentijnse periode heeft hij al veel vooruitgang geboekt. Meer maturiteit, meer ervaring, ook Europees hield hij zich staande. Lucas heeft veel talent maar toonde, daarmee ben ik het wel eens, nog niet alles wat hij in zijn mars heeft. Laat hem hier nog een tijdje voetballen en het wordt een speler die mensen naar het stadion lokt. Het is misschien vreemd dat een Argentijnse wereldkampioen bij de min-20-jarigen voor een Belgische club kiest, maar ik denk dat hij zich daarvoor niet moet schamen. Beter hier jezelf ontwikkelen in een klein land bij een topclub, dan in een grote competitie moeten knokken bij een middenmoter. Ik denk dat Lucas heel goed wist waar hij aan begon toen hij voor Anderlecht tekende. En ook al is hij dan wat stiller, naar mijn gevoel is hij hier heel graag en betreurt hij die keuze niet.”

Hoe lang moet hij hier blijven ?

“Dat moet je hem vragen, ik beslis niet over zijn toekomst. Ik kan hem maar één ding aanraden : heb plezier in al wat je doet, als je op dat veld gaat. Als een speler zich amuseert, komt dat de hele ploeg ten goede.”

Argentijnse filières

De Argentijnse filière in Brussel doet het behoorlijk, op Cristian Leiva na. Die in Antwerpen daarentegen lijkt al rijp voor sluiting. Had jij contact met die jongens ?

“Ik denk dat Cristian een goeie keuze maakte, op voorwaarde dat hij er speelt. Te weinig geduld ? Hij wordt dertig, voor zo’n speler is voetballen het belangrijkste. Lucas is negen jaar jonger, dan spreek je nog van leren en tijd. Ik snap Cristian, misschien maakt hij ginder Anderlecht duidelijk dat de club een fout beging. Van de Antwerpse Argentijnen ken ik alleen Hernan Losada, die nog met mij voetbalde bij Indepediente. Ik denk dat het voor hem moeilijker aanpassen is in Antwerpen dan voor mij in Brussel. Anderlecht is een ploeg die vaak wint. Germinal Beerschot kent niet zo’n makkelijk jaar, voor je dan je draai vindt … De stad maakt niet veel uit, of het nu Antwerpen is dan wel Brussel … Zij waren daar met vijf, dat moet wel lukken.”

Op het T-shirt dat je op de foto draagt, breng je een hommage aan de supporters. Blijf, stel je daarin, zonder jullie zou het niks zijn. Wat vind jij van het Belgische publiek ?

“Het valt mij op dat de supporters in België beleefd en heel welopgevoed zijn. ( lacht) Als je meegemaakt hebt wat ons in Argentinië overkwam – gejoel, geschreeuw, vaak geweld – dan is dit een hele verademing. ( lacht) In Brugge riepen ze wél, maar dat verstond ik niet. Hun aanwezigheid is wat er in de tekst staat : essentieel. Zonder hen geen blijheid, zonder hun gezang geen emoties en daar drijft voetbal toch op.”

Dat merken ze in Italië, voetballen achter gesloten deuren is niks. Raakte het voorval met die politieagent jou ?

“Natuurlijk. Triest. In Argentinië wordt elke week gevochten. Het voordeel hier is dat de politiek direct reageerde, met harde vuist. Bij ons laten ze het aanmodderen. Of de Italiaanse reactie de goeie is, weet ik niet, dat zal de toekomst leren. Voor veel mensen is voetbal naast emotie ook ontspanning en omwille van een groepje imbecielen alle supporters uit het stadion bannen … Het lijkt overdreven.”

Michel D’Hooghe noemde het altijd een maatschappelijk fenomeen, geen fenomeen gerelateerd aan voetbal.

“Ja, zonder twijfel. Bij ons toch. Argentinië maakt een zware economische crisis door en de mensen hebben een pak zorgen aan hun hoofd. Voetbal is een uitlaatklep en soms uiten ze op een verkeerde manier hun frustraties. Ik heb nooit in Italië geleefd, maar misschien is het daar hetzelfde.”

Hoe ontspan jij je ? In Argentinië ging je graag vissen aan de oevers van de Parana. Hier al een geschikte vijver of een rivier gevonden ?

“Neen, nog niet. Vissen in Argentinië was een groepsgebeuren. Wat bezig zijn in de zon, lachen met de vrienden en nadien samen je vangst opeten. Ik heb hier al wat tips gekregen, maar het kwam er nog niet van. Mijn vrije tijd vul ik vooral door veel met de familie bezig te zijn. Ons dochtertje Sofia werd hier geboren, zij vraagt voldoende aandacht. We komen amper in de stad, merk ik. Sowieso ben ik geen fan van een metropool en met een klein kindje zeker niet. Geef ons maar de rust van de rand.”

Door Peter T’Kint en Daniel Devos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content