Er zijn er nog, mensen die zich met hart en ziel inzetten bij een club, hooguit voor een appel en een ei. Ze zijn dag in dag uit paraat, kijken niet op een uur en doen dat al zo lang dat ze bijna bij het meubilair horen. Deel twee: kranten kopen voor Malinwa.

C laire Malien (66): “Op mijn vijfde zat ik al elke zondag in een stadion. Eerst naar de mis, dan naar de match. Het voetbal deed mijn ma haar verdriet vergeten. Ze supporterde voor Sporting Charleroi, dé club van onze stad. Pa was toen al dood.

“Begin jaren zestig ging ik Germaanse talen studeren in Luik. In 1966, toen ik al lesgaf, leerde ik mijn ex kennen. Hij werkte bij de busmaatschappij die de ploeg van Standard vervoerde. We gingen regelmatig naar Sclessin. Daar zag ik een piepjong ventje debuteren, Michel Preud’homme. Ik heb altijd iets met doelmannen gehad. Als zij één flater begaan, onthoudt iedereen dat.

“Na een tijd interesseerde het mijn ex niet meer om naar het stadion te gaan, toen stopte ik er ook mee. Rond mijn 42e ging mijn ex failliet. Hij liet iedereen in de steek, ik zag zwarte sneeuw. Toevallig hoorde ik toen dat Mich ook moeilijkheden had, door een omkoopaffaire kon hij niet spelen. Ik voelde me verbonden met hem, ik wist wat het was om in de problemen te zitten. Hij kwam er op een schitterende manier bovenop, dat gaf mij moed. Dankzij hem knokte ook ik terug.

“Toen het ergste achter de rug was, wilde ik weer naar het voetbal. Mich speelde intussen bij KV Mechelen, daarom begon ik deze club te volgen. Ik woonde tussen Namen en Luik en heb geen auto, de verplaatsing was niet makkelijk. Eerst gingen vrienden mee en kwamen zij me halen, maar het was zó tof dat ik elke match wou zien. Dat lukte vanaf 1989. Toen kwam er een kamer vrij in het gebouw waar mijn broer woont, in Marcinelle. Tot daar kon ik na een wedstrijd nog geraken met de trein.

“Toen hij de Gouden Schoen won, schreef ik Mich een brief. Wat later stelde ik me aan hem voor. Tijdens schoolvakanties kwam ik naar de trainingen. Ik stond altijd achter zijn doel. Op den duur schreef ik hem na elke match. Naar het schijnt vond hij dat fijn. Toen zijn zoon Gillian geboren was, mocht ik enkele keren babysitten.

“In 1994 vertrok Mich naar Benfica. ‘Kom mee’, zei hij, om op de kinderen te passen. Ik mocht bij zijn gezin intrekken, maar ik wilde niet de rest van mijn leven afhankelijk zijn van hem. Na zijn vertrek voelde ik me leeg, soms stond ik met tranen langs de lijn. Uiteindelijk dacht ik: er zijn daar nog toffe jongens.

“Sinds 2005 kan ik elke dag komen. Om vijf uur ben ik de deur uit. De trein die ik moet nemen vertrekt om 5 u. 37 in Charleroi-Zuid. Anderhalf uur later kom ik in Mechelen aan. Dan spring ik bij de dagbladhandelaar binnen. Als de spelers aankomen, liggen alle kranten klaar.

“Voor de rest doe ik hier niet veel. Terwijl een andere dame het ontbijt klaarzet, schenk ik de fruitsapjes in. En als ‘mijn mannen’ gegeten hebben, neem ik de borden weg, zodat ze kunnen lezen. ’s Avonds ruim ik wat op. Hoe laat ik naar huis ga, verschilt van dag tot dag. Dat maakt ook niet uit, niemand wacht op mij.

“Als onderwijzeres had ik veel contact met jongeren, op deze manier behoud ik dat. Als ik niet meer kan komen zal dat spijtig zijn, maar nu zou ik met een geruster gemoed afscheid kunnen nemen dan in 2003. Nu weet ik dat ‘mijn mannen’ ook zonder mij goed verzorgd zullen worden.

“En Michel? Het is lang geleden. Hij heeft geen minuutje meer over. Ik begrijp dat.”

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content