Vier jaar blauw en zwart, maar helaas geen prijs. In 2012 stonden ze er nochtans dichtbij, bedenkt Carl Hoefkens in een gesprek met ex-ploegmaat Geert De Vlieger. ‘Nabil Dirar had ons toen kampioen kunnen maken.’ Dit seizoen had hij dat gevoel niet…

We spreken af in Knokke, waar hij woont sinds hij in 2009 terugkwam naar België. Het is lente, maar geen terrasjesweer. Of toch, als in de late middag het grijze wolkendek openbreekt. Goed ingeduffeld genieten toeristen van wat zon. Voor Carl Hoefkens (34) begint een periode van rust, na een hectisch seizoen. Vier dagen eerder heeft hij afscheid genomen van Club Brugge.

Het weerzien met Geert De Vlieger is hartelijk. Twee jaar deelden ze de kleedkamer en de ‘omerta’, nu zitten ze tegenover elkaar. De Vlieger als analist, in het weekend ook voor Telenet, Hoefkens als protagonist, want om te stoppen met voetballen, daar voelt hij zich nog te jong voor. Hoefkens tegen De Vlieger: “Ga jij nu al vragen stellen ook?”

Maak eens de balans op van je periode bij Club Brugge.

Carl Hoefkens: “Ik wil vooral het grotere plaatje zien. Dat is eigenlijk wel positief, ook al is het een serieuze desillusie dat ik geen prijzen gewonnen heb. Ik denk dat ik als mens én als voetballer heel veel heb bijgeleerd – hoe je met bepaalde dingen moet omgaan op moeilijke momenten. Ik heb op een gegeven moment heel veel verantwoordelijkheid gekregen in een ploeg die niet draaide, met een trainer die het moeilijk had. Zowel onder Adrie Koster als onder GeorgesLeekens. Als ik ooit trainer zou worden, ga ik daaraan terugdenken.”

De Vlieger: ‘Heb je bij Club Brugge ook niet de erkenning gekregen die je tot dan in België weinig genoot?’

“Ja. Daarvoor ben ik ook naar Brugge gekomen. Mijn imago was dat van iemand die goed kon afbreken, maar niet goed genoeg was voor een stap hoger. Ik heb eerst getoond in Engeland, voor mezelf, dat ik dat wel degelijk kon. Daarna moest ik een keuze maken: voor één jaar bijtekenen bij West Brom, of elders gaan… Ik heb toen met heel veel ploegen gepraat, ook met Lierse, puur uit beleefdheid, want dat was toen tweede klasse. Ik kon er veel verdienen, maar op dat moment was dat niet de bedoeling.”

De Vlieger: ‘Vond je die miskenning vervelend, want in België zat je uiteindelijk onder de radar.’

“Onder de radar niet echt, want ik zat nog in de nationale ploeg. In die periode speelde ik redelijk wat matchen voor de Rode Duivels.”

De Vlieger: ‘Maar mensen hebben Carl Hoefkens pas bij Club Brugge op het veld leren kennen.’

“Dat is waar. Ik denk, eerlijk gezegd, dat er in België nog veel voetballers rondlopen die meer kwaliteiten hebben dan eruit komt. Ik heb dat bijvoorbeeld altijd gevonden van ChristianBenteke. Verguisd in de periode bij KV Kortrijk en KV Mechelen, zelfs bij Genk in het begin. Ik vond dat een heel goeie spits. Ook KoenPersoons van Lokeren wordt zwaar onderschat. En zo zijn er veel.”

Onderbroek

Hoe beleefde jij de crisismomenten?

“Door altijd mezelf te blijven. Ik heb elke trainer gesteund tot de laatste minuut. Het is niet de job van een speler kritiek te geven op de coach. Binnenskamers mag je hoogoplopende discussies hebben, maar nooit in de media. Je bouwt ook iets op met een trainer, een bepaalde vertrouwensband. Die kan je niet zomaar laten vallen door slechte resultaten, ook al vind je dat die trainer fouten maakt. Als ik later coach word, zal dat allemaal belangrijk zijn voor mij.”

De Vlieger: ‘Riskeerde je soms niet té loyaal te zijn, zodanig dat het ten koste van jezelf ging?’

“Dat heb ik voorgehad, ja. Na Cercle zijn dit seizoen heel veel dingen gebeurd, maar ik heb gezegd: hier, ik geef mijn aanvoerdersband af. Om anderen te beschermen. Wie? Daar gaat het nu niet om. Ik weet niet of dat té loyaal is. Ik heb in ieder geval gigantisch veel positieve reacties gekregen, zelfs van andere ploegen, van mensen van Anderlecht en Standard. Dat respect deed me plezier. Kijk ook naar mijn afscheid, ik had nooit het gevoel dat het is blijven hangen bij de supporters. Al die reacties op forums, die deden nog het meest plezier.”

De Vlieger: ‘Was dat het dieptepunt van je periode bij Brugge: voor die camera gaan zitten om je excuses aan te bieden aan de supporters?’

“Ja. De context was verkeerd en het moment was verkeerd. Nadat we verloren in Bordeaux, hadden de supporters zich geroerd. Resultaat: spelers enorm gepikeerd, terwijl ik, die al een tijd bij Club was, al veel meer had meegemaakt. Toen we vervolgens met 4-0 wonnen van Cercle, gingen een paar spelers direct richting kleedkamer in plaats van de supporters te gaan groeten. Er is bij Club altijd op gehamerd dat we dingen samen moeten doen. Een superinitiatief, maar het werkt ook omgekeerd. Als wij op dat moment met de resterende spelers de supporters groeten, laat je de jongens die naar binnen gaan in de kou staan. We zijn dan maar allemaal naar binnen gegaan.

“En binnen zijn dingen gebeurd die ooit nog wel eens verteld zullen worden, maar niet door mij. Daarop heb ik mijn verantwoordelijkheid genomen. Ik vond het toen belangrijk om de hele club samen te houden: spelers, bestuur, trainer en supporters. Al besef ik wel: als ik op dat moment niet redelijk wat steun heb van de supporters, ben ik redelijk… fucked. Maar uiteindelijk is het goed gekomen.”

De Vlieger: ‘Té loyaal dus.’

“Ach, ik weet niet. Soms sta je in de schaduw, soms in je onderbroek. Maar het is allemaal echt. Ik zal nooit schijnheilig doen, dat is voor mij heel belangrijk.”

De Vlieger: ‘Anderzijds: als je gewoon zegt dat het niet goed zit, helpt dat de zaken misschien ook vooruit.’

“Misschien ís dat wel gezegd… Maar als dan allerlei stemmen vanuit de club naar buiten komen, ben je verkeerd bezig. Op dat moment was het ieder voor zich.

“Maar de kleedkamer was zeker niet slecht. Misschien te braaf, dat wel ja. Er waren niet genoeg leiders, spelers met een eigen mening en voldoende zelfvertrouwen om hun stem intern te verheffen. Misschien mag je dat van nieuwe jongens als Vázquez, Refaelov, Bacca en Vleminckx ook niet verwachten. En de jongens die er al waren, zijn niet degenen die hun stem verheffen. Dan is het als voetbalploeg moeilijk om vooruitgang te boeken. Daarom hoop ik dat Club daar straks aandacht aan schenkt. Want spelers die een kleedkamer kunnen leiden zijn ook heel belangrijk als je prijzen wilt winnen.

“De kleedkamer zoals ze nu is, is niet goed genoeg om kampioen te spelen. Club heeft de kwaliteiten om kampioen te worden, absoluut, maar om op een stabiele basis altijd bovenin te spelen? Neen. Je krijgt een titel niet zomaar.”

Dirar

Was er ooit een kleedkamer waarin je het gevoel had dat de titel wél kon?

“Met de kleedkamer die we hadden toen ik bij Club tekende, hadden we kampioen kunnen worden. Maar toen botsten we op een topploeg bij Anderlecht met Boussoufa, Legear,… En op Standard met Witsel, Defour, Mbokani, Jovanovic, Dante,… Dat was onze tegenslag. Wij hadden toen gasten die hun mening gaven: Stijnen op zijn manier, Geraerts,…”

De Vlieger: ‘Vond jij de ploeg van toen beter dan die van nu?’

“Niet de ploeg, wél de kleedkamer. Als je de kleedkamer van toen met de kwaliteiten van nu zou kunnen mixen, heb je een perfecte ploeg. Ik weet dat ik niet de kwaliteiten heb van Refaelov of Vázquez, maar spelers als ik laten die mannen wél beter lopen. Vázquez kan niet presteren zonder Donk in zijn rug.

“En op momenten dat het moeilijk wordt, kan je op de karakters rekenen. Hoe kom je uit een serie van twee, drie nederlagen? De spelers die dán het verschil maken, zijn echt top. Als je die hebt, kan je kampioen worden.”

De Vlieger: ‘Komt het ook niet door alle veranderingen? Dan kun je weinig creëren.’

“Klopt. Nieuwe spelers zijn in eerste instantie meer met zichzelf bezig. Ik vind dat ook niet meer dan normaal. Als ik morgen voor een andere ploeg teken, ga ik de eerste maanden ook denken: hoe kan ik me integreren?”

De Vlieger: ‘Hoe groot is dan nog de impact van de coach, die ook om de zoveel maanden veranderde?’

“Je merkt aan alles dat Brugge aan het zoeken was. Nu heb ik voor de eerste keer het gevoel dat je echt kan beginnen te bouwen. Als het bestuur – en als buitenstaander in het beleid weet ik dat niet – tenminste geen ‘verkopende club’ wil worden. Daarmee bedoel ik: spelers halen, hopen dat er een paar goeie bij zijn, en die dan, door Europees te spelen, versassen. Een rendabel bedrijf worden. Ik weet het op dit moment niet zo goed.”

De Vlieger: ‘Het doel is toch duidelijk?’

“Wat is dat dan?”

De Vlieger: ‘Kampioen spelen.’

“Absoluut. Maar dan moet je streven naar standvastigheid en zeggen: op dit moment laten we niemand vertrekken. Daarom kon ik Daum in de discussie rond Dirar vorige winter begrijpen. Ik ken Dirar en ik ben er zeker van: had je hem toen gezegd dat hij na het seizoen zijn transfer kreeg, maar nog vier maanden alles voor Brugge moest geven, hij had het gedaan. Dirar was in mijn ogen op dat moment de beste speler van België.”

De Vlieger: ‘Dirar had jullie kampioen kunnen maken?’

“Ja, Dirar was op dat moment nóg sterker dan Lestienne nu. Lestienne is aan het groeien, Lestienne is de volgende Hazard. Absolute top in Europa.

“Een voetbalclub moet op een zakelijke manier gerund worden, maar soms moet je geld durven verliezen om dingen te winnen.”

Heb je op dat moment als kapitein impact?

“Neen, maar dat is ook totaal mijn job als speler niet. Club Brugge is mijn werkgever. Ik denk dat het bestuur zijn eigen ding moet doen en je maakt mij niet wijs dat ze niet duidelijk de consequenties kenden.”

De Vlieger: ‘Misschien hebben ze het niet goed ingeschat?’

“Of niet goed genoeg.

“Daarom zeg ik nu: er is een visie en de wind zit goed, maar het is nu wél het moment om door te drukken en te durven investeren door spelers niet te laten vertrekken. Je moet prijzen pakken.”

Heeft deze kern nog veel nodig?

“Leiders. Dat is van essentieel belang. Als ze dat niet aanpakken en er geen twee à drie nemen, is het nóg niet voor volgend jaar. Daar ben ik heilig van overtuigd.”

De Vlieger: ‘Die gaan veel geld kosten.’

“Ja. Maar ze zijn absoluut nodig.”

De Vlieger: ‘De tijd van investeren is nog niet voorbij?’

“Sowieso niet. Ik heb dat ook tegen Vincent Mannaert gezegd. Ze hebben afgelopen winter NikiZimling laten vertrekken op een moment dat die echt belangrijk aan het worden was. In het begin was Zimling ook een timide kerel, maar op het einde niet meer.”

Hij wilde absoluut weg, desnoods zelfs op uitleenbasis. Hoe ambitieus ben je dan?

“Dat hangt van je relatie met de trainer af. Als je voelt dat het niet klikt, of als je niet op je positie wordt uitgespeeld, was dat in het hoofd van Niki de enige oplossing. Hij wilde op 8 spelen in plaats van op 6 en daar hadden we al Odjidja en Vázquez. Ik denk dat dat de reden was. Maar wat ik wil aantonen, gaat totaal niet over voetbal. Het was in de kleedkamer dat Niki zijn stempel begon te drukken. En dat wordt altijd onderschat…”

Kuisen

De Vlieger: ‘Hebben ze achteraf bekeken in die eerste spelersgroep dan wat veel gekuist?’

“Ik denk het wel. Neem Simaeys: die gast kan perfect in vijftien à twintig wedstrijden per seizoen heel belangrijk zijn, op het veld én in de kleedkamer. De manier van voetballen van zulke jongens springt niet in het oog, maar die andere kwaliteit wordt fel vergeten. Persoons, Overmeire, Taravel, Deschacht,… Als ik trainer ben, is dat een kwaliteit die voor mij even belangrijk zal zijn als een perfecte voorzet kunnen geven. Jeroen is niet voor niets kapitein bij Genk, met veel waardering van Been. En dat heus niet alleen omdat hij een goed seizoen speelt als centrale verdediger.”

Kunnen Donk of Odjidja jouw rol overnemen? Of Blondel?

Blondel sowieso niet. Jo is op het veld vijfhonderd procent, maar in de kleedkamer is hij niet de leider. Idem met Vadis en Ryan. Twee perfecte leiders op het veld, maar niet ernaast.”

De Vlieger: ‘Heb je je daar soms alleen in gevoeld, de laatste weken en maanden?’

“Iedereen wist dat. Vleminckx was ook de leider naast het veld, die trok iedereen mee, maar tegelijk was die ook bezig met de vraag: hoe kom ik hier in die ploeg?”

Dan kan je in een kleedkamer toch weinig zeggen?

“Zo werkt dat niet, dat wordt dikwijls overschat. Björn speelde niet altijd, maar had wel autoriteit, terwijl ze even goed hadden kunnen zeggen: ‘Manneke, je hebt zoveel gekost, waar zijn je goals?’ Het is niet omdat je elke week goed speelt dat je een leider bent. En het is niet omdat je niet speelt, dat je geen leider kunt zijn. Na Nieuwjaar heb ik ook niet veel meer gespeeld, maar er was niemand die zei: ‘Carl, hou je bakkes, je speelt niet.'”

Dat is anders. Je staat van dienst speelt mee.

“Er waren er gewoon te weinig. Ik kom altijd terug op Lokeren. Hoeveel keer, denk je, hebben Overmeire, Persoons en zelfs Taravel al niet moeten horen wat voor modale voetballers ze zijn? Maar ze zijn zo belangrijk. En ik ben er zeker van dat die zich altijd kapot trainen. Dat is ook belangrijk, dat de trainingen van niveau blijven. Ook iets wat in de voetballerij heel hard wordt onderschat.”

Dat is bij jullie verbeterd, zegt de coach.

(glimlacht) “Ja, dat is verbeterd.”

De Vlieger: ‘De aard van het beestje?’

“Helemaal niet. Ik heb onder Daum jongens zien lopen van wie ik nooit had gedacht dat ze zo hard konden lopen. De trainer moet dat bepalen.”

De Vlieger: ‘Deze groep heeft een strenge hand nodig?’

“Ja, onder Daum waren we er dan ook het dichtst bij, en misschien hadden we zelfs minder kwaliteiten dan nu. Hadden we toen in Kortrijk niet verloren, we waren los kampioen. Nu had ik dat gevoel nooit.”

Zelfvertrouwen

De Vlieger: ‘Onderschatten die buitenlandse jongens de druk bij een Belgische topclub?’

“Absoluut. Figueras speelt weer in Spanje, elke match. En goed.”

De Vlieger: ‘Ondanks het feit dat hij de taal niet begrijpt en de helft aan hem voorbijgaat, gaat hij toch ten onder aan…’

“De druk, ja. Hoe stom het ook klinkt.”

De Vlieger: ‘Moeten jongens met ervaring daar niet boven staan?’

“Natuurlijk. Maar je mag ook de druk van de supporters niet vergeten. Als die hun ongenoegen uiten en je hebt dan geen zelfvertrouwen, is het niet makkelijk, zelfs al kom je van Spanje en heb je in Rusland gespeeld. Als Eidur Gudjohnsen een fluitconcert krijgt en hij voelt zich niet goed, gaat hij óók ten onder. Zelfs al was die top bij Chelsea en Barcelona.”

Overschatten wij het zelfvertrouwen van spelers?

“Enorm.”

Ben jij een twijfelaar?

“Neen. En ik heb óók slechte matchen gespeeld. Toen ik kwam, waren er van de 30.000 in het stadion 25.000 met serieuze twijfels over mij. Maar ik heb het geluk – of de kwaliteiten – gehad om dat om te draaien.”

De Vlieger: ‘Wie zie je nu in de kleedkamer jouw rol overnemen?’

“Niemand.”

De Vlieger: ‘Denk jij dat Garrido de man is die de volgende titel viert? Daarmee bedoel ik: gaan ze voldoende geduld hebben met hem?’

“Kan ik echt niet zeggen. Wat als Club weer een paar wedstrijden na mekaar verliest? Kan het bestuur dan zijn vertrouwen in de coach behouden?”

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: IMAGEGLOBE/ JONAS HAMERS

“De kleedkamer zoals ze nu is, is niet goed genoeg om kampioen te spelen.”

“Ik heb onder Daum jongens zien lopen van wie ik nooit had gedacht dat ze zo hard konden lopen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content