‘Club was het beste wat mij kon overkomen’

© Reuters

Twintig jaar geleden, in 1997, tekende Edgaras Jankauskas voor Club Brugge. Echt overtuigen kon hij er nooit, maar in 2004 won hij… de Champions League met FC Porto. Nu is hij bondscoach van Litouwen. Sport/Voetbalmagazine zocht hem op in zijn geboorteplaats Vilnius.

Elf minuten. In de tijd dat u en ik een hardgekookt ei maken, speelt Edgaras Jankauskas zich in de harten van de Clubfans. De Litouwer is slechts enkele dagen in België wanneer hij op 23 november 1997 het Veltwijckpark betreedt. Elf minuten later verstomt de Ekerse toeter. Germinaldoelman Jan Moons bokst een voorzet weg, Jankauskas is goed gevolgd en knikkert de 0-1 tegen de netten. Minuten voor tijd scoort hij de 2-2 en een week later velt hij Anderlecht met een goal en een assist. Zes jaar na Ceulemans‘ afzwaaien heeft Olympia opnieuw z’n Sterke Jan.

Het mooie liedje blijft helaas niet duren. Zoals een gastheer die op een feestje eerst de beste flessen wijn serveert, om vervolgens over te schakelen op goedkope brol, zo heeft Jankauskas z’n beste prestaties op de mat gelegd tijdens zijn eerste weken. Zijn truitje is immer nat, maar doelpunten blijven vaak uit. Begin 2000 verlaat de Litouwer – 22 goals in blauw-zwart – Club door de achterdeur. Bijna 20 jaar later is het Veltwijckpark afgebroken en ligt de toeter van Germinal Ekeren – godzijdank! – ergens bij het grof huisvuil. Moons is N-VA-fractieleider in Heist-op-den-Berg en voetbalnomade Jankauskas is na een zwerftocht opnieuw thuis. Sinds 2016 is hij bondscoach van Litouwen.

Homo Sovieticus

Dat land ligt officieel niet meer in Oost-Europa. Begin dit jaar klasseerden de VN de Baltische drieling – ook Est- en Letland – als Noord-Europees, bezijden de Scandinavische buren waar zij zo naar opkijken. Vijftig jaar Sovjetbezetting vlak je evenwel niet uit door het kind een andere naam te geven. Wanneer we in Vilnius het nationale stadion fotograferen, zegt een norse zestiger met een rode neus – maak zelf uw associatie – ons de wacht aan met het soort armbeweging doorgaans bestemd voor een hond die op het tapijt heeft gekakt. Een homo Sovieticus. Destijds was het doodnormaal, aangewezen zelf, om argwanend te zijn.

Jankauskas was vijftien toen het IJzeren Gordijn finaal neerzeeg – jong genoeg om niet voor het leven getekend te zijn. Toch arriveerde hij in België als beduusde Litouwer, het type mensenschuwe Balt dat pas echt gelukkig is als hij van zijn buurman niet meer dan de rook van de schoorsteen ziet. Niet zo de Jankauskas (42) die voor ons zit. Stille Jan is een spraakwaterval. ‘Ach, in België noemden ze mij asociaal, maar ik spring gewoon niet graag op tafel om met luide stem mijn mening te verkondigen over een futiliteit. Over zaken die ertoe doen, pakweg het Litouwse voetbal, zal ik m’n mond wel opentrekken.’ Jankauskas zit strak in het pak en ziet er vlijmscherp uit. Hij komt net uit de fitness en speelt voetbal bij de veteranen. ‘Als middenvelder. In de jeugd speelde ik daar altijd. De passie laait soms hoog op tijdens die matchen. Dat is hetgeen wij als ex-profs het meeste missen na onze carrière.’

Die komt van de grond in 1997. Robert Spehar is in augustus naar Monaco vertrokken. Ook al vliegt Club in hst-vaart door de competitie, toch wil trainer Erik Gerets er graag een spits bij. De transfervensters zijn destijds nog ruim en geen kat waagt het om het onwoord mercato in de mond te nemen. Midden november plukt Club de 22-jarige Jankauskas weg bij Torpedo Moskou. Van een metropool met 15 miljoen mensen verhuist hij naar een provinciaal stadje – a shithole, zou Colin Farrell zeggen – met honderd keer minder volk. ‘Geloof me, dat was een opluchting. Ik hield meteen van Brugge’, mijmert hij. ‘Moskou is hard, een dagelijks gevecht op leven en dood. Ik woonde er nooit graag. In België zaten we voor onze verste verplaatsing 2,5 uur op de bus. Ploegmaats klaagden dat het ééuwen duurde. Terwijl je in die tijd in Moskou amper in de luchthaven geraakt.’

Het is niet de enige aanpassing. Jankauskas trekt grote ogen wanneer materiaalman Roger Tierenteyn hem een trainingspak bezorgt. ‘Voordien trainde ik in m’n eigen sportkleren, die ik achteraf zelf waste. Ook schoenen diende ik in Rusland zelf op te blinken. In Brugge moest ik me enkel concentreren op voetbal. Dat maakte me zó gelukkig. Toen ik mijn contract zou tekenen, verhoogde Moskou opeens de transfersom. Ik zag mezelf al terugkeren naar Rusland en de moed zakte me in de schoenen. Ik moet Antoine Vanhove en Jacques De Nolf(toenmalig sportief directeur en secretaris, nvdr) op m’n blote knieën bedanken dat alles in orde raakte.’

Tackles van Gerets

Misschien is dat de reden waarom Jankauskas zo furieus uit de startblokken schiet. Op training vlamt hij de ballen vanuit alle hoeken binnen. Doelman Dany Verlinden zegt dat hij nooit eerder zulke straffe schoten moest keren. In de eerste matchen moet het blok graniet uit Vilnius nog maar naar het leer kijken of het beweegt zich gewillig in het vijandige doel. ‘Nochtans was ik fysiek doodop’, zegt hij. ‘Ik had er een heel seizoen in Rusland opzitten, het ritme lag in België veel hoger en ik wilde alles op mijn limiet doen. Maar de goals stuwden me vooruit, de fans juichten en Gerets gaf me veel vertrouwen. Hij kon als geen ander de groep scherp houden. Als hij voelde dat we slap trainden, dan bond hij zelf zijn sloffen aan en vloog hij erin. Niet voor de schijn, hé. Nee, echt op het scherpst van de snee tackelen en fysieke duels aangaan. Was hij slechtgezind, dan had ik schrik van hem. Wat kon die man brullen!’ De aanpak werkt: Club Brugge cruiset door de competitie. Wanneer RC Genk punten laat liggen, is Club op vijf matchen voor het einde kampioen. ‘Voor de match tegen Anderlecht dronken we al champagne’, herinnert Jankauskas zich, ‘Daarna wonnen we met 0-1 in Brussel. Op de dag van de titelhuldiging was het broeierig heet. We blikten Sint-Truiden in met 6-0 en reden in cabrio’s door de stad. De feestjes sloeg ik over. Daar word ik moe van.’

Het jaar erop loopt het minder voor club en speler. RC Genk wordt kampioen met twee punten voorsprong, Sterke Jan scoort slechts zes keer en zit vaker dan hem lief is op de bank. Dat Real Sociedad in de winter erop meer dan 80 miljoen frank (2 miljoen euro) neertelt voor de Balt, is voor beide partijen welgekomen. ‘De verdedigers hielden me meer in de gaten na dat vlotte begin’, zoekt Jankauskas naar verklaringen voor de scheerduik in zijn vorm. ‘Eigenlijk begon mijn aanpassing aan het Europese niveau pas toen, in dat moeilijke tweede seizoen. In dat opzicht was Club het beste wat mij kon overkomen. Rusland had een deftige competitie, maar niets vergeleken met nu. De stadions waren echte bouwvallen. Club was een serieuze stap vooruit.’

Mourinho, The Simple One

In Spanje verdwijnt Jankauskas van de radar, maar hij duikt weer op bij het FC Porto dat onder José Mourinho grote sier maakt. Telkens het wedstrijdverloop vraagt om oorlog in de vijandige zestien, beroept The Special One zich op Jankauskas. Nochtans begint de Litouwer zijn Portugese hoofdstuk bij de erfvijand, wanneer Real Sociedad hem uitleent aan Benfica. Hij leert snel de rivaliteit kennen. ‘Ik zag mijn teamgenoten in de kleedkamer trillen op hun benen van de schrik. Pas toen ik zelf door de tunnel van het Estadio das Andas stapte, de voorganger van het Drakenstadion, besefte ik waarom. We passeerden de fans van Porto, die vanachter metalen hekken schreeuwden en spuwden op ons. Het leken wel beesten. Porto verloor in twee jaar één keer in eigen huis. De meeste ploegen verloren al in die tunnel, niet op het veld.’ Porto verslaat Benfica, maar Jankauskas speelt goed. Het seizoen erop verhuist hij – ‘de fluitjes van 65.000 Benficafans doen nog altijd pijn aan m’n oren’ – en hij krijgt geen spijt van die keuze. Is zijn eerste seizoen bij Porto al goed – met titel, nationale beker én UEFA Cup – dan schrijft de club in het tweede geschiedenis door de Champions League te winnen. Jankauskas is vooralsnog de enige Balt die daarin slaagde.

En hoewel hij doorgaans niet aan de aftrap staat, speelt hij toch een belangrijke rol in de zegetocht van Porto. Niet in het minst in het meest legendarische duel van de campagne. Op Old Trafford staat Porto lange tijd 1-0 in het krijt bij Manchester United. Porto behoeft een goal en Mourinho doet wat hij altijd doet als zijn team moet scoren: hij brengt zijn stormram in. Seconden voor het einde trekt Phil Neville net buiten de zestien aan de rug van Jankauskas. Valentin Ivanov fluit, Costinha scoort uit de vrije trap. Mourinho loopt uitzinnig van vreugde de zijlijn af, Sir Alex Ferguson is woedend. ‘Vorig jaar vroeg ik Ferguson of hij zich die match nog herinnerde. ‘Dat was géén overtreding’, was het eerste wat hij zei. Volgens hem had die Russische ref mij een vriendendienst bewezen, Sovjets onder elkaar. Dan kent hij z’n geschiedenis niet.’ Jankauskas lacht. ‘Vóór die match waren we al blij dat we tegen Man U mochten spelen. Erna gingen we geloven in onze kansen. We hadden de grootste haai gedood, wie zou ons nog tegenhouden?’

Niemand. In de finale in Gelsenkirchen wint Porto met 3-0 van Monaco. Jankauskas blijft 90 minuten op de bank. Het had anders kunnen uitdraaien. ‘Ik zat naast Benni McCarthy toen Mourinho een kwartier voor het einde – het was al 3-0 – naar ons toestapte. Hij twijfelde. Ik ben ervan overtuigd dat ik had gespeeld in die finale als ik toen was rechtgestaan. Ik bleef zitten en Mourinho koos Benni. Ooit vraag ik ‘m dat nog. Lopen we elkaar tegen het lijf, dan halen we herinneringen op uit de goeie ouwe tijd. Ik ken Mourinho als een simpele, slimme kerel, niet de bullebak die de media portretteren. Hij was toen nog geen ster, de spelers waren bekender dan hij. Vaak zei hij: ‘Jullie weten het beter, jullie spelen voetbal. Ik heb nooit voetbal gespeeld.’ Daarom dat het mij zo verbaast dat hij nu zo openlijk in de clinch gaat met spelers.’

Slechter dan Angola

Jankauskas maakt zijn interlanddebuut als 16-jarige tegen Estland, op de eerste Baltische Cup na het herstel van de onafhankelijkheid van beide landen. Vijfentwintig jaar later staat hij voor het eerst als bondscoach naast de lijn, in de Baltische Cup tegen… jawel, Estland. Zelfs een passer maakt geen cirkels die ronder zijn. Na een lange odyssee door tien landen is Jankauskas thuis. ‘Toen ik bij New England Revolution speelde, overwoog ik even om in de VS te blijven wonen. Daar had ik comfortabeler kunnen leven, maar hier heb ik m’n ouders en m’n land. Ik moet iets teruggeven – niet aan de politici, wel aan de mensen. Als voetballer heb ik het geluk gehad dat ik kon zien hoe de dingen kunnen zijn.’ Sterke Jan wil zijn schouders zetten onder het Litouwse voetbal. Dat gaat door een diep dal. Het nationale elftal staat 104e op de FIFA-ranking, tussen grootmachten Guinee-Bissau en Mauritanië. Het aftandse stadion zou zelfs in onze 1e klasse B tot de lelijke eendjes behoren. Dat is vast wennen voor een man die aantrad in het Drakenstadion. Hij zucht en richt z’n blik ten hemel. ‘Als jongetje trainde ik op grind. Mijn droom was om op gras te spelen, om richting een doel te schieten met een net erin. Ik woonde naast het stadion van Zalgiris Vilnius en zag die gigantische mensenzeeën, 15.000 fans die enkel over voetbal praatten. Het stadion van Zalgiris is niet meer. (spuwt het uit) Vernield voor kantoren. Afghanistan, Iran, Angola, Albanië, landen die armer zijn of uit oorlog komen – allemaal hebben ze een deftig stadion. Onze politici ontnamen ons dat sociaal leven. Wat moeten we dan in de plaats doen – bier drinken?’

Ook het niveau van de competitie is er de laatste vijftien jaar niet op vooruitgegaan. En vooral: het land leidt geen jeugdspelers meer op. Na de generatie-Jankauskas stokte het. Nu is FiodorCernych de vedette, spits bij Bialystok in Polen. Jankauskas legt de vinger op de wonde. ‘Jarenlang is hier gewerkt vanuit de Sovjetmentaliteit – ‘onze weg is de juiste’. Ik wil daar vanaf. Door buitenlandse specialisten uit te nodigen en op te bouwen vanaf nul, met gemotiveerde mensen die de liefde voor voetbal bij de jeugd aanwakkeren.’ Hij pleit voor geduld en wil vooral niet met succesverhaal IJsland vergelijken. ‘We zijn allebei kleine landen, daar stopt het. Zij hebben tien overdekte stadions, wij één. Hun succes is gebouwd op een duidelijke strategie, terwijl wij wachtten en zeiden dat onze tijd wel zou komen. Maar als we zitten en niets doen, dan komt onze tijd nooit. (berustend) Ik ben het beu om telkens op hetzelfde nageltje te kloppen. Ik kan enkel mijn spelers helpen, hen de juiste info geven om optimaal een interland aan te vatten. ‘Morgen kan je leven veranderen’, zeg ik hen vaak.’ Zoals op die zondag in 1997, in het Veltwijckpark.

door Tom Peeters in Vilnius – foto Reuters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content