Een wat krappe kern en geen wisselmogelijkheden binnen het geprefereerde systeem, noch binnen zijn alternatief : zou het probleem van RC Genk niet vooral sportief kunnen zijn ?

Het uitgangspunt was duidelijk in Genk : Hugo Broos is een trainer van verzorgd voetbal in 4-4-2, dus na de grote opruimactie in de kleedkamer zou dát het worden dit seizoen. Dat betekent : één diepe spits ( Kevin Vandenbergh), één beweeglijke aanvaller daarrond ( Ivan Bosnjak), en twee centrale middenvelders ( Wim De Decker en Wouter Vrancken) van wie er één (De Decker) uitsluitend defensief denkt. Om in noodgevallen ook opportunistisch te kunnen voetballen, wilde Broos er nog een balvaste en kopbalsterke aanvaller bij. Dat werd Goran Ljubojevic.

Maar toen raakte Bosnjak geblesseerd en was er geen complementair spitsenduo meer. Want Vandenbergh en Ljubojevic, twee statische spelers naast elkaar, dat gaat niet. Daarover was iedereen het direct eens. Dus bracht Broos Faris Haroun in het elftal en schakelde over naar 4-5-1. Dat betekent : Vandenbergh (of Ljubojevic) diep, Haroun links en Vrancken rechts daarachter, en De Decker als achterwaartse punt van de centrale driehoek. Vorig seizoen deed Broos iets gelijkaardigs met de inbreng van Bob Peeters, waardoor Vandenbergh uit de boot viel. Op slag ging de ploeg toen beter draaien. Dat het team de omschakeling aankon, was dus al bewezen.

Met de recente blessure van Haroun bovenop de aanhoudende onbeschikbaarheid van Bosnjak moet Genk nu op zoek naar weer een nieuw systeem. In de winterstop haalde het Jaja Coelho binnen om het wegvallen van Bosnjak op te vangen, maar Bosnjak en de jonge Braziliaan hebben als voetballer niets met elkaar gemeen. Haroun en Coelho evenmin. Met als gevolg dat het niet voor de hand ligt hoe Genk na de korte competitie-onderbreking moet gaan spelen.

Huisstijl

Het grote verschil tussen Haroun en Coelho is de centrale infiltratie van de Belgische belofte-international. Om het met de woorden van Rik Van de Velde, de Genkwatcher van Zulte Waregem, te zeggen : Haroun is een give-and-go-speler. Bal inspelen en vertrekken. Een beetje zoals Vrancken en, tussen haakjes, ook Karel Geraerts.

Coelho echter kómt niet in de zestien meter. Omgekeerd is hij dus ook niet iemand die uit de spits afzakt en naar de bal toe loopt, zoals Bosnjak vaak doet. Nee, Coelho is een balvragende speler die zich tracht vrij te lopen tussen de lijnen. Hij stáát dus al in de ruimte waarin Bos-njak kómt gelopen, en waaruit Haroun en Vrancken wéglopen. Het heeft er dus veel van weg dat Coelho onmogelijk de vervanger van Bosnjak of Haroun kan zijn.

Evenmin is hij een middenvelder. Voor de bekerreturn op Anderlecht was Vrancken ook nog eens geschorst, zodat Broos tegen wil en dank het onverenigbare spitsenduo Vandenbergh-Ljubojevic opstelde en daarachter Coelho-De Decker op het middenveld. Alle rampspoed die de trainer daarmee over zich kon afroepen, kreeg hij ook : de spitsen liepen elkaar zoals verwacht voor de voeten, Coelho vond geen openingen en De Decker mocht het defensieve werk alleen opknappen.

In Bergen bleek dat Coelho ook zeker geen man is voor de flank. Broos zette hem op links ( Tom Soetaers was geschorst), waar hij duidelijk tegen zijn zin liep. Coelho moet veel aan de bal komen en zo iemand voelt zich zelden in zijn sas op de buitenkant. Na de rust ging hij centraler spelen. Daar is het ook dat zijn voornaamste twee kwaliteiten – goed afstandsschot en individuele actie – het best tot hun recht komen. Zoals thuis tegen Roeselare, waar hij uit een viertal afstandspogingen één keer raak trof. Een zeer on-Genkse kwaliteit is dat : alleen Hans Cornelis heeft een prima schot en, op stilstaande fasen, Soetaers. Verder moet de ploeg het bijna uitsluitend hebben van gevaarlijke situaties voortvloeiend uit snelle combinaties en diepgang. Bij die huisstijl lijkt Coelho niet te passen.

De enige manier om het beste uit Coelho te halen, lijkt te zijn om hem, zoals bij zijn vorige club in België, Westerlo, heel dicht achter een diepe spits (in Westerlo Peter Utaka) uit te spelen. En om hem met niet te veel defensieve taken op te zadelen. Voor de Genkse driehoek op het middenveld zou deze optie niet zonder consequenties zijn. Vooral Vrancken zal zich moeten aanpassen. Meer dan met Haroun aan zijn zijde zal hij controlerender en dus dichter bij De Decker moeten voetballen. Niet de punt, maar de basis van de driehoek zal naar achteren gaan liggen.

Hoewel nu ook weer niet helemáál. Zonder Haroun is Genk al de helft van zijn infiltratiekracht kwijt : als ook Vrancken wegblijft uit de box, verliest het dat grote wapen helemaal. Vrancken zal zijn momenten dus beter moeten kiezen. Niet de hele tijd naast De Decker blijven hangen, maar tegelijk ook Coelho voldoende ruimte laten. Dat moet hem beter liggen. Als give-and-go-speler is hij dit seizoen vaak te veel aan de bal, waardoor zijn slordige passing gaat opvallen. Voor De Decker moet de aanpassing normaal meevallen : aangezien Genk vanuit de zone denkt en voetbalt, moet hij het defensieve werk in de rug van Coelho grotendeels zelf aankunnen. Op voorwaarde dat hij Vrancken in zijn nabijheid weet en niet, zoals op Anderlecht, aan zijn lot wordt overgelaten.

Kortom, je krijgt op het middenveld een balafpakkende, een lopende en een creatieve speler.

Geen efficiëntie

Mooie oplossing, maar niet zonder gevaar voor Genk. Het zou kunnen dat de ploeg die goed op weg leek naar de landstitel, makkelijker te verdedigen zal zijn dan ze dat gewoon zijn.

De tegenstander weet immers dat hij alleen nog de infiltraties van Vrancken moet vrezen : als het gevaar van twee kanten kan komen, is het moeilijker om zich daarop in te stellen. Daardoor kan die tegenstander ook sneller druk zetten op De Decker, in de wetenschap dat hij minder rekening moet houden met Coelho dan met Haroun. Met de lopende Haroun wist je nooit waar hij zou opduiken, maar Coelho is voorspelbaarder : hij vraagt de bal in de voet en probeert dan een individuele actie te maken, meestal door het centrum. Tegen Anderlecht, het com- petitieduel waarin Haroun na twintig minuten uitviel, was te zien hoe moeilijk De Decker het krijgt als hij onder druk de opbouw moet verzorgen.

En dan zijn er nog Alex Da Silva en Sasja Iakovenko, twee jonge buitenlanders die zelfs in tijden van nood amper in aanmerking komen voor een speelbeurt. Alex is een aanvallende middenvelder. Wat hij doet, is mooi voor het oog, maar vaak weinig efficiënt. In een goede dag kan hij spectaculair uithalen, maar hij is geen teamspeler en past daardoor, evenmin als Coelho, goed bij het huis. Genk gebruikt hem dan ook uitsluitend op de flank, waar Iakovenko zich nog niet kon opdringen. Beide spelers kunnen zowel links als rechts uit de voeten. Dat is een voordeel, maar kennelijk weegt het niet op tegen hun grote nadeel : dat ze de doellijn niet halen en geen voorzet hebben. In het offensieve Genkse flankenspel is dat onmisbaar.

Spelen met Alex en/of Iakovenko vraagt dus grote flexibiliteit van het elftal. Mag dit gebrek aan inwisselbare alternatieven zonder aan de spelstijl te moeten morrelen, Genk ten kwade worden geduid ? Wellicht niet. Waar vind je immers nog spelers als Soetaers en Thomas Cha- telle met diepgang en een voorzet ?

door Jan Hauspi

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content