Rustig en ontspannen bewoog Robert Waseige zich vorige week door het bonte gezelschap van bondscoaches dat zijn opwachting maakte voor de EK-loting in Porto. Achteraf praatte de Luikenaar over de kans tot rehabilitatie die de wedstrijd tegen Kroatië bood en sprak hij de hoop uit dat zijn ploeg daarin zou tonen uit eerdere fouten te hebben geleerd. Onrechtstreeks gaf Waseige daarmee voor het eerst zijn toekomstplannen prijs : het is duidelijk dat hij ervan uitgaat dat hij ook na het WK de sportieve leiding van de nationale ploeg in handen houdt.

Dat is uiteraard geen verrassing nadat hij nog voor de cruciale wedstrijd tegen Tsjechië van hogerhand de nodige ruggensteun kreeg. Opmerkelijk is alleen dat het over de datum van die contractverlenging windstil blijft. Eerder viel te beluisteren dat er wellicht pas na Japan wordt gepraat, ook al paste het nooit in de politiek van de KBVB om het lot van de bondscoach te koppelen aan de prestaties op een WK. Alleen hebben voortijdige contractverlengingen in het verleden te veel geld gekost, omdat de situatie er na een toernooi plots heel anders kan uitzien, zoals Paul Van Himst en Georges Leekens mochten ervaren.

In Porto was Robert Waseige de op twee na oudste van die federale trainers die er aanwezig waren. Alleen de voor Griekenland werkende Duitser Otto Rehhagel en de Italiaan Giovanni Trapattoni zijn iets ouder. Niettemin voelt Waseige het heilige vuur nog altijd in zich branden. Bovendien klikt het duidelijk tussen hem en bondsvoorzitter Jan Peeters, net zoals de Mechelse jurist een haast onwrikbare twee-eenheid vormt met de gloeddnieuwe secretaris-generaal Jeal-Paul Houben, die voor zijn werkkracht en competentie enorm wordt geprezen.

Zelfs off the record valt er over Houben niet één wanklank te horen. Het was een uitstekende suggestie van Peeters om Houben te promoveren. Hij scoorde er veel beter mee dan met zijn hervormingsplannen die nog maar eens in het zand dreigen vast te lopen. Het siert de bondsvoorzitter anderzijds dat hij met de hier en daar bijtende kritiek die er op zijn ideeën kwam, heel volwassen omgaat. Bij Peeters geen irritaties tegen degenen die hem aanpakten, maar wel het besef dat in het bondshuis de weg van de diplomatie te verkiezen valt boven dreigende taal.

H

et was een verademing dat de EK-loting uitgroeide tot een heuse voetbalhappening en niet tot een défilé van mensen uit de beau monde. Vanaf het moment dat de groepen waren samengesteld, werd er alleen nog over voetbal gesproken en gebruikten de bondscoaches de gelegenheid om van gedachten te wisselen. Het was ongewoon dat Nederland daarbij ontbrak. Daar heeft de uitschakeling voor het WK zoveel sporen nagelaten dat ook de KNVB het spoor enigszins kwijt is geraakt. Aan de soap rond Louis van Gaal is er een verlengstuk gebreid met de aanstelling van Dick Advocaat als parttime bondscoach. Advocaat, die vooral opvalt door zijn verregaande vorm van stugheid, wordt daarbij onder meer geassisteerd door Willem van Hanegem, de cynische en niet bepaald door een grote werklust gedreven ex-vedette die het voetbal door en door kent, maar graag uitgaat van de zelfdiscipline van zijn spelers. Terwijl de wilde verhalen van de afgelopen weken juist laten uitschijnen dat Nederland nood heeft aan een ijzeren hand. Hoe Advocaat vanuit Schotland de prestaties van de Nederlandse internationals moet beoordelen, is al een even groot raadsel als het feit waarom deze van talent bulkende ploeg het WK heeft gemist.

Niet altijd hoeven wij ons nog langer te spiegelen aan het beleid dat in Nederland wordt gevoerd. Met dat verschil dat de trainers daar gezamelijk veel meer over het voetbal nadenken, zoals anderhalve week geleden op het symposium van de Coaches Betaald Voetbal in Zeist. Daar werd gediscussieerd over de identiteitscrisis waarmee het Nederlands voetbal worstelt. Opmerkelijk dat Georges Leekens, naast onder meer Sef Vergoossen, bij de vijf panelleden hoorde die over een en ander debatteerden.

I

n België lijkt het onbegonnen werk om op een serieuse basis een trainersvereniging uit de grond te stampen. Vaak krijg je hier te maken met bepaalde vormen van oncollegialiteit. Vorige week liet de nieuwe trainer van Beveren, Thierry Pister, in de media weten dat zijn toekomstige ploeg op Lierse wel heel erg naïef had gevoetbald. Op een moment dat hij nauwelijks de polsslag van de groep had gevoeld, meende hij een gebrekkig groepsgevoel te constateren.

Trainers moeten eens leren dat ze op geen enkele manier over het werk van collega’s moeten oordelen. Veel verstandiger is het te werken en te zwijgen. Want zijn het niet dezelfde trainers die als eersten steigeren als er over hen wordt geoordeeld ?

door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content