Vuile Mong en zijn Vieze Gasten waren indertijd formeel : ‘De school, dat is een apenkot.’ Even uitpluizen of hun stelling ook opgaat in het klaslokaaltje waar enkele Spaanstaligen van Germinal Beerschot taalles krijgen.

Dinsdagmiddag. Eén uur. Geen schelle, rinkelende bel, geen ijverige leerlingen die zich met een boekentasje onder de arm spoeden naar de juiste verzamelplaats, geen priemende ogen van een strenge leraar. Gezapig en ontspannen slenteren enkele spelers naar het hoekje van de cafetaria waar de les Engels deze keer plaatsvindt. Het gebruikelijke lokaaltje is bezet. Niemand haalt een handboek boven, er staat geen groen krijtbord.

Melden zich vandaag bij leraar Jeroen Stevens : de Argentijnen Daniel Quinteros en Gustavo Colman, en de Braziliaan Abuda. Dat wil zeggen dat het klasje op één leerling na voltallig is, Victor Figueroa is ziek. ” Hernán Losada sprak al heel goed Engels toen hij hier aankwam”, licht Stevens toe. “Die heeft eigenlijk geen lessen meer nodig en zou qua niveau niet passen bij deze jongens. Ook Patricio González had al een serieuze basiskennis, hij volgt samen met zijn vrouw avondles.”

Tellen en spellen

Bij het begin van de les vraagt Stevens zijn studentjes of ze thuis geoefend hebben. “Nada”, luidt het eensgezinde antwoord van de drie. Het brengt de leraar geenszins van de wijs.

Hij wil beginnen met het alfabet in het Engels. Iedereen moet om de beurt de volgende letter zeggen, de richting van de wijzers van de klok worden gevolgd. “A”, begint Stevens. Abuda, links van hem, kijkt wat hulpeloos voor zich uit en weet het even niet. “B”, verklapt Quinteros onmiddellijk, zelf snel vervolgend met : “C”. Colman twijfelt, maar komt toch met “D” op de proppen. “E”, zegt Stevens, waarna de “F” van Abuda weer achterwege blijft.

Zo is het niveau van elkeen meteen blootgelegd. Quinteros steekt er met kop en schouders bovenuit. Colman kan in veel mindere mate volgen, maar weet nog een en ander. Abuda is het kneusje van de klas. En dat hoeft geen verbazing te wekken, verklaart Stevens achteraf. “Normaal splits ik hen op, met in groep één Quinteros en Figueroa en in groep twee Abuda en Colman. Die laatste twee hebben nog maar drie lessen gekregen, de eerste twee al meer dan tien. Vandaag zet ik ze uitzonderlijk bij elkaar, door de afwezigheid van Victor.

“Dat indelen per niveau is een les die ik getrokken heb uit mijn ervaringen met de Brazilianen die hier een paar seizoenen geleden waren. Toen had ik een groep van zes à zeven jongens en was het onderlinge niveauverschil zo groot dat het eigenlijk niet meer werkbaar was. Ofwel concentreerde ik me op de zwaksten en zaten de sterkeren met hun vingers te draaien, ofwel focuste ik op de sterkeren en vielen de anderen uit de boot. In die zin kon ik de opmerking van Kris De Wree in het begin van dit seizoen begrijpen, toen die zich liet ontvallen dat het indertijd met die Brazilianen lang duurde vooraleer er resultaat merkbaar was.”

Ondertussen is het klasje beginnen tellen in plaats van spellen, volgens hetzelfde principe. Van ” two” lijkt Abuda nog niet gehoord te hebben en als Stevens bij de volgende passage ” five” zegt, vervolgt de Braziliaan met ” fünf“. Zijn verblijf bij Wolfsburg heeft duidelijk sporen nagelaten. Na ” thirteen“gokt hij op ” treize“, na ” seventeen” komt hij zowaar met “achttien” voor de dag. Alsof hij het moedwillig doet. Maar zijn blik verraadt dat dat zo niet is. Quinteros lacht zijn ploegmaat vierkant uit, zonder medelijden. Abuda lacht groen. Het is een harde wereld. Maar de Braziliaan laat de moed niet zakken, blijft proberen. En dat siert hem.

Geduld

Tijd voor het echte werk. Stevens haalt voor ieder een bundeltje boven. Op de eerste bladzijde moeten twintig woorden ingevuld worden. Bij elk van de opgaven zijn al enkele letters ingevuld en geven stipjes aan hoeveel ontbrekende letters er zijn. Het nummertje dat naast de opgave staat, is gekoppeld aan een tekening of foto verderop in het bundeltje.

Abuda is weer als eerste aan de beurt en moet het woord ball invullen. Het stelt de nodige problemen. Quinteros, voor wie dit kinderspel is, lijkt het een beetje op de heupen te krijgen van het getwijfel en getreuzel van zijn collega en neemt de rol van Stevens ongevraagd over. ” Ball !” roept hij. ” Es una pelota !” Er worden rondjes gedraaid. Een foto van Marc Brys passeert de revue als illustratie bij het woord ‘ coach‘ en als Stevens merkt dat zijn jongens het noorden even kwijt zijn bij de opgave ‘r.d’, helpt hij : ” Two yellow cards is one … .”

“Je moet wel wat geduld hebben om dit te doen,” geeft de leraar toe, “maar ik vind dit heel fijn.” Stevens is 26 en werkt op de integratiedienst van de stad, bij het onthaalbureau voor nieuwkomers in Antwerpen. “Maar dat heeft niets te maken met wat ik hier doe. Mijn vader kent Marc Brys. Toen de Brazilianen hier waren, bedachten de coach en mijn pa tussen pot en pint dat ik ingeschakeld kon worden voor dit soort zaken. Ik spreek immers Portugees en heb ervaring met het geven van alfabetisatie in het buitenland. Zo ben ik komen helpen met de Brazilianen en was het niet onlogisch dat ze ook voor deze Argentijnen bij mij terechtkwamen.

“Het initiatief voor de taallessen komt van Brys, hij vindt dit noodzakelijk en belangrijk. Af en toe komt hij ook eens meevolgen. Per mail houd ik hem regelmatig op de hoogte van de gang van zaken.”

Stevens doet dit allemaal quasi vrijwillig, krijgt enkel gratis toegang bij de wedstrijden. “En respect”, grapt hij. “Ik vind het gewoon ook heel interessant voor mezelf, doe het graag. Het leuke is dat deze jongens echt willen bijleren. Nu zie ik de twee groepjes elk twee keer per week, telkens ongeveer een uurtje. En nu hebben ze me zelf gevraagd om nog wat extra lessen in te lassen.” Dat er Engels wordt gegeven, en geen Nederlands zoals bij de Brazilianen, is een keuze van de Argentijnen zelf. “We hebben hen mee laten beslissen, dit was het resultaat. Engels kunnen ze eventueel later op andere plaatsen ook nog gebruiken.

“Als ik een vergelijking moet maken met de lessen die ik een paar jaar geleden aan de Brazilianen gaf, vind ik dat Argentijnen het allemaal iets sneller oppikken. Dat komt, denk ik, omdat Argentinië dichter aanleunt bij Europa. Brazilië is een heel apart land, een soort van eiland in Zuid-Amerika. Er zijn veel minder invloeden van buitenaf.”

Tourist

Study this at home, hé”, gebiedt Stevens zijn leerlingen als het bundeltje afgewerkt is. Verdwaasde blik van Colman. ” Estudiar en casa !” Hij knikt.

Als Stevens als tussendoortje nog eens wil tellen, kan Abuda plots al veel beter mee. Pas vanaf ” eighteen” loopt het mis. Stevens verbaast die plotse vooruitgang niet : “Hij is doorgaans wat verstrooid in het begin.”

Bij het hoofdstuk grammatica staat vandaag het werkwoord ‘ to be‘ op het programma. Allemaal krijgen ze de opdracht om de vervoeging op hun blad te noteren. Een fluitje van een cent voor Quinteros. Terwijl Stevens de sukkelende Abuda een handje toesteekt, spiekt de eerder stille en wat verlegen Colman vlijtig bij de primus van de klas. Abuda zucht als het rijtje is afgemaakt. ” Complicado !”

En dan spoort Stevens zijn leerlingen aan wat zinnetjes te maken. Colman krijgt het stilaan onder de knie :

– ” I am Gustavo.”

– ” You are Jeroen.”

– ” He is Daniel.”

– ” We are men.

– ” They are journalists.”

Stevens bouwt vervolgens een dialoogje op met Quinteros :

– ” Who is he ?

– ” He is Abuda.

– ” Is he a defender ?

– ” No, he is a tourist.

Iedereen ligt plat van het lachen. Als Stevens zich even later naar Abuda richt en hem vraagt : ” Who are you ?“, trekt de Braziliaan zijn wenkbrauwen op. Nadat hij met veel moeite ook wat zinnetjes heeft uitgebracht, vraagt Stevens hem de vervoeging nog eens op te zeggen. Abuda brabbelt iets en maakt vervolgens met gebaren duidelijk dat zijn mond hiervan helemaal in een knoop geraakt.

Om wat dichter bij de spelers hun leefwereld te komen en om de oefeningen wat leuker te maken heeft Stevens enkele foto’s van spelers van Germinal Beerschot uit de krant geknipt. Ieder krijgt er één voor zich en moet wat vertellen over de man die hij ziet. “Ook dat is iets nieuws in vergelijking met vroeger”, zegt Stevens. “Toen was het allemaal wat droger, en dus saaier. Maar deze jongens doen dit tussen twee zware trainingen door. Het moet dus een beetje ontspannend zijn.”

Quinteros krijgt Kurt Van Dooren voor zich. ” He is a defender, he shoot right“, weet hij. ” What color is this“, wil Stevens weten. ” Poerpel.”

Stap voor stap

Na ongeveer drie kwartier zit de les erop. “We maken vooruitgang”, vindt Colman. “Stap voor stap.” Quinteros weet dat deze lessen hard nodig zijn. “Onze magere kennis van andere talen stelt moeilijkheden op het veld”, geeft hij als enige van de drie toe. “Je mogelijkheden om te communiceren zijn beperkt tijdens een wedstrijd. Daarom is dit zo belangrijk.”

Ook Stevens heeft het gevoel dat hij resultaat boekt. “Natuurlijk zou het sneller gaan als je bijvoorbeeld één Spaanstalige zou droppen in een groep van twintig Belgen. Nu praten ze onderling nog Spaans en is er op het veld steeds nog Daniel Cruz die hen snel iets in hun eigen taal kan toeroepen. Dat vertraagt het leerproces, daar kan je niet rond. Het is logisch dat dat gebeurt, naar je eigen taal teruggrijpen is verleidelijk als die mogelijkheid er is.

“Maar desondanks gaan deze jongens goed vooruit”, besluit Stevens. “Ik denk dat het hen zal lukken om in januari al een zekere basis onder de knie te hebben. En hopelijk kunnen ze op het einde van het seizoen in het Engels e klapke doen.”

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content