Charleroi plaatste zich voor de kwartfinale van de Ulebcup. Desondanks heeft Tunji Awojobi niet veel lof over voor zijn coach. ‘Iemand die zijn werk naar behoren uitvoert, heeft geen asskissing nodig.’

“T unji Awojobi ? Geen geschenk om die man te interviewen”, hadden collega-journalisten gewaarschuwd. En inderdaad, Awojobi, de Nigeriaanse sterspeler van Spirou Charleroi, heeft het niet zo begrepen op de pers. Een eerste telefonisch contact eindigde op een nors ” no interviews.” Een paar maanden later, daags na de historische kwalificatie van Charleroi voor de kwartfinales van de Ulebcup, kan het wel. Verbazend genoeg verschijnt de flamboyante kleurling stipt op tijd op de afspraak.

Gaandeweg het gesprek wordt duidelijk dat achter het harnas van onverschilligheid een geëngageerde man schuilt. “Normaal gezien geef ik geen of weinig interviews”, begint Awojobi nadat hij zowat Jan en alleman begroette in het clubsecretariaat. “De pers interpreteert mijn uitspraken verkeerd en zo word ik fout geciteerd. Ach, jullie doen maar, het raakt mij niet.”

Weer een harnas, edoch, er sluimert iets onder dat intimiderende Afrokapsel. “In het begin van het seizoen verklaarde ik aan een journalist dat ik basketbal voor het geld speelde. Een uitspraak die binnen een bepaalde context hoorde, maar goed, ik wil daar niet hypocriet over doen. Natuurlijk speel ik voor het geld. Welke profspeler doet dat niet ? Wat later vernam ik dat onze coach ( Savo Vucevic, nvdr) in de pers had gezegd dat ik niet zijn type speler ben, omdat ik enkel voor het geld zou spelen. In mijn opinie een uitspraak waarmee hij zichzelf hopeloos belachelijk maakte. Coacht hij dan gratis, of wat ? !

“Neen, ik moet toegeven dat het niet zo botert tussen Vucevic en mij. Sinds ik in november geopereerd werd aan de knie heeft hij mij nog geen enkele keer gevraagd naar mijn toestand. Terwijl de voorzitter, de verzorgers en de coach van Hapoel Jeruzalem ( Awojobi’s vorige club, nvdr) mij wél belden vanuit Israël om mij een snel herstel toe te wensen. Toegegeven, ik heb gehuild na al die bezorgde telefoontjes en mails van mijn vroegere clubgenoten. Zulke dingen raken mij. Ik vind het dan ook beneden alle peil dat onze coach zo’n kinderachtig spel wil spelen door naar de buitenwereld te laten uitschijnen dat ik niet zíjn transfer ben, maar die van de voorzitter. En ondertussen likt hij de hielen van pers en bestuur. Iemand die zijn werk naar behoren uitvoert, heeft geen asskissing nodig. Die dwingt respect af door zijn prestaties. Zo probeer ík althans te zijn.

“In de terugwedstrijd tegen Sofia kreeg ik amper twintig minuten speelgelegenheid, terwijl ik toch goed in de match zat. Laat ik daar iets van merken ? Neen, ik denk aan de ploeg en zodra ik op het terrein kom, doe ik mijn best omdat ik besef dat de club en de fans veel geld betaalden om mij in Charleroi te krijgen. De koele relatie tussen mij en de coach verstoort op geen enkel moment de ploegsfeer. Wel vraag ik mij de laatste weken steeds vaker af waarom ik hier nog zit. Welk nut heb ik nog voor deze ploeg als ik zo weinig speel ?

“Mag ik trouwens even vermelden dat ik na het winnen van de Ulebcup met Hapoel bij Real Madrid of Dynamo Moskou tot 70.000 dollar meer kon verdienen dan bij Charleroi. Toch koos ik voor deze club, omdat ik de spelerslijst zag en wist : deze ploeg maakt straks een grote kans om in de Ulebcup te schitteren. En dát is wat ik wil.”

In zijn geboorteland Nigeria bepaalt Awojobi in zijn hoedanigheid van nationaal teamkapitein mee de beleidslijnen van de basketbalbond. Vorige maand nog stelde hij zijn veto tegen de aanstelling van een buitenlandse coach aan het hoofd van de Nigeriaanse nationale ploeg. Er werd naar hem geluisterd. Maar naar de buitenwereld toe lijdt Awojobi aan het ‘ Kompany-syndroom’ : zijn aangeboren cool wekt de indruk dat hij een onverschillig en arrogant individu is.

Hij beseft het zelf ook wel. Awojobi : “Mensen vinden mij arrogant. Dat komt omdat ze liever oordelen dan vragen stellen. Ik ben geen grote prater, nooit geweest, en dan vormen de pers en de supporters een beeld van mij dat louter berust op enkele momentopnamen.”

Kom, kom, wie expressieloos over het veld sloft, wie niet of nauwelijks deelneemt aan de opwarming, wie constant muziek op de oren heeft en wie bij een cruciale vrije worp eventjes rustig de tijd neemt om zijn veters te knopen, weet best hoe hij overkomt op pers en publiek. “Ja, maar ik was als kind al zo. Dat ik niet aan alles participeer, wil niet zeggen dat ik niet geconcentreerd ben. Integendeel. De dag van een wedstrijd moet iedereen mij met rust laten, zelfs tegen mijn vrouw spreek ik dan amper. Op de club zet ik mijn discman op. Al vijf jaar lang luister ik voor elke wedstrijd naar dezelfde cd : Until the end of time van Tupac Shakur. Vijf jaar lang, elke wedstrijd. Mijn kousen moeten altijd op dezelfde manier goed zitten. Vlak voor ik naar de club vertrek, doe ik thuis nog een beetje powertraining om bij de start van de wedstrijd meteen klaar te staan.

“Tijdens een opwarming doe ik inderdaad zelden voluit mee, omdat ik in mijn hoofd bezig ben de wedstrijdfilm af te spelen. Ik probeer op voorhand alle mogelijke situaties voor mij te zien. Zeggen dat ik niet met de wedstrijd bezig ben, is dus absolute nonsens. Op training noemen mijn ploegmaats mij T-Nasty. Ze vinden dat ik offensief meer moet forceren, dat ik nog meer leiding mag nemen. Dat respect dwing je af door jezelf te zijn, niet door bij iedereen goed te willen staan.”

“Zie je mijn kapsel ?” stelt Awojobi plots een retorische vraag. “Enkele jaren geleden heb ik de rastacultuur ontdekt. Die gaat ervan uit dat je altijd naar positieve vibes moet streven en geen energie moet verspillen aan negatieve zaken. Je moet het leven ook leren bekijken in het aanschijn van de dood. Iedereen sterft ooit, daar mag je niet bang voor zijn. Het enige waar een rasta bang voor is, is God. Voor de rest : laat maar komen ! Vorig seizoen speelde ik in Jeruzalem, maar bang van de terreur was ik nooit. Wat moet gebeuren, zal gebeuren. Weet je, ik ben nog geen twee meter groot en toch maakte ik een internationale carrière als pivot, puur op wilskracht en spelintelligentie. Michael Jordan was ook niet de grootste of de snelste, wel de slimste. Vroeger was ik bokser. Daar, alleen in de ring, heb ik van mij leren afbijten.”

Awojobi is duidelijk een sterke en opvallende persoonlijkheid, maar zelfs sterke persoonlijkheden hebben hun gevoeligheden. Op het einde van het interview vraagt hij of we er absoluut voor kunnen zorgen dat de ik-speel-enkel-voor-het-geldkwestie opgeklaard raakt, om ons daarna beleefd te bedanken voor de tijd.

door Matthias Stockmans

‘Waarom zit ik hier nog?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content