Nadat hij jaren worstelde met problemen die hij aan niemand kon of durfde vertellen, werd Tom Vannoppen vorige herfst opgenomen in een psychiatrische kliniek. Tien maanden later heeft hij zichzelf weer opgebouwd. Als mens en als renner.

Ha, leef je nog ?” De ober van Brasserie ‘Afrit 26’ in Lummen is enigszins verrast om Tom Vannoppen (28) hier aan te treffen, braaf nippend aan zijn koffie. Dit was een van de etablissementen die Vannoppen vorige herfst iets te vaak frequenteerde. Vandaag keert hij terug naar de plaats van misdaad voor een interview. “Ik heb verhalen gehoord over drank, drugs en vechtpartijen, maar daar klopt niets van. Het is wel zo dat ik vorig jaar helemaal niet leefde zoals een sportman. Ik zat in een andere wereld, met andere kameraden. Een sporter moet van jongs af aan het uitgaansleven missen, maar ik denk dat ik vorig jaar alles inhaalde. Ik heb zelfs nog wat overschot voor de komende jaren”, lacht Vannoppen.

Het gevoel voor humor is terug, de scherpte ook. Bruingebrand hoofd, ietwat uitstekende jukbeenderen, scherpe kin : Tom Vannoppen vertoont de fysieke kenmerken van een wielrenner in goede conditie. De teller staat den ook ruim boven de tienduizend kilometer. Het contrast met een jaar geleden kon niet groter. Toen verscheen Vannoppen aan de start van zijn eerste crossen met holle ogen en bleke wangen, vijf kilo overgewicht en amper een paar honderd trainingskilometers in de benen. De gevolgen bleven niet uit. Vannoppen gaf op of eindigde ver achteraan, werd gedubbeld door amateurs, viel uit de selectie van de wereldbeker en zakte steeds dieper weg in een depressie.

Tom Vannoppen : “Vroeger kon je me ’s morgens op mijn fiets zetten en dan stapte ik er acht uur later bij wijze van spreken fluitend af. Dat was niet trainen of werken, dat was mijn leven. Maar gaandeweg ging het plezier eraf. Ik moest mezelf steeds meer dwingen om op die fiets te kruipen, dat was iedere keer weer een gigantische opoffering. Ik weet niet precies wanneer het begonnen is, maar na het WK in Zolder, waar ik vicewereldkampioen werd, viel ik voor het eerst in een zwart gat. Ik had daar twee jaar keihard naartoe gewerkt en het was gelukt. Daarna hoefde het precies zo niet meer.

“Heel mijn jeugd ben ik tweede geweest achter Bart Wellens – wat goed was, want dat heeft me leren knokken – maar toen ik met hem en de andere toppers meekon, had ik het een beetje gehad. Twee jaar geleden kwam daar nog wat tegenslag bij : mijn voet gebroken in het midden van het seizoen, op een moment dat ik super was. Daarna wat problemen bij Palmans (zijn vorige ploeg, nvdr), waardoor ik in de zomer geen fatsoenlijk wegprogramma kon afwerken. Toen brak ik ook nog eens drie ribben bij een val, lag ik weer stil. Ik sukkelde zo’n beetje van het een in het ander, en op een gegeven moment laat je alles gaan.”

Wanneer wist je voor jezelf dat je echt in de problemen zat ?

“Dat besef kwam eigenlijk pas vorige herfst, toen het veldritseizoen al bezig was. Ik werd voorbijgereden door mannen die ik normaal gezien met de vingers in de neus dubbelde. Op een bepaald moment heb ik Jurgen(Mettepenningen, de manager van Sunweb-Projob, nvdr.) gebeld : ‘Verscheur mijn contract maar, ik stop met koersen. ‘ Ik wilde gaan werken van negen tot vijf en twee keer per week voetballen.”

Zou dat je gelukkiger gemaakt hebben ?

“Op dat moment was het wel een opluchting geweest omdat ik dan tegenover niemand nog verantwoording moest afleggen. Maar eens je er dan weer bovenop bent en je je ex-collega’s op tv ziet, krijg je volgens mij toch wel spijt. Gelukkig overtuigde Jurgen me om die beslissing niet zomaar te nemen en eerst eens naar een dokter te gaan. Zo ben ik in die kliniek in Sint-Truiden terechtgekomen.”

Hoe is die opname verlopen ?

“Ik kende daar een psycholoog, Jos. Tegen hem kon ik eindelijk mijn verhaal eens doen en op drie dagen tijd klaarde de lucht al op. Ik had nog nooit met iemand over mijn problemen gesproken en nu kon ik dat allemaal eens van mij af praten : waarom ik niet graag meer koerste, waarom ik me zo slecht voelde. Het was makkelijker om dat tegen iemand te zeggen die niet zo dicht bij mij stond. Had ik dat vroeger tegen mijn ouders verteld, die zouden mij meteen geholpen hebben. Maar ik kon alleen maar denken : ‘Ik heb van die mensen de kans gekregen om prof te worden, ze hebben altijd alles gedaan voor mij. Ik kan hen nu toch niet gaan vertellen dat ik het niet meer graag doe ?’ Dat schuldgevoel, hé. Volkomen onterecht overigens, want mijn ouders zouden mij dat nooit kwalijk nemen. Die wilden alleen maar dat ik gelukkig was. Nu weet ik dat, maar toen zag ik dat niet in.

“Iedereen vraagt mij wat die psycholoog precies tegen me zei, maar eigenlijk luisteren die mensen vooral. Ze hebben geen pasklare oplossing voor je probleem, ze zeggen je niet wat je moet doen. Ze leiden het gesprek in een bepaalde richting, zodat je zelf inzicht krijgt in de zaken. Dat was eigenlijk het enige wat ik nodig had.”

Uiteindelijk bleef je vier weken in de kliniek.

“Ik voelde me daar goed, ik kreeg er heel snel opnieuw ritme in mijn leven. Thuis ging ik laat slapen en lag ik tot ’s middags in mijn bed, in Sint-Truiden lag ik er om halftien in en stond ik om halfacht op om te gaan trainen. Mijn lichaam wende weer aan dat ritme en ik vond mijn plezier terug.

“Bovendien hadden we daar een heel plezante groep, met hele gewone mensen. Er rust nog steeds een enorm taboe op zo’n kliniek, iedereen denkt dat je goed zot moet zijn om daar terecht te komen. Maar na mijn opname heb ik honderden brieven gekregen van mensen die in dezelfde situatie zaten als ik. Daar zaten zowel werkmensen als bankdirecteurs tussen.”

Duizend uitvluchten

Hoe komt het dat je niet vroeger met iemand kon praten over je problemen ?

“Ik wilde aan niemand toegeven hoe slecht het wel met me ging. Ik was liefst alleen, nam mijn telefoon niet op, deed de deur niet open. Ik was zogezegd weg trainen, terwijl ik eigenlijk in mijn bed lag.”

Vroeger trainde je vaak mee met de groep van Tom Boonen. Hoe reageerden zij ?

“Zij waren bezorgd, maar ik had duizend uitvluchten, hé : ‘Ik train alleen vandaag’, ‘Ik ga in het bos rijden’, ‘Ik vertrek iets later’ … Ik vertrok met de fiets voor een klein tochtje, dronk ergens een koffie zodat de mensen me gezien hadden, verzon een uitvlucht en reed weer naar huis. Dan had ik vijftien kilometer gereden en kroop ik weer in mijn zetel.

“Je gelooft je eigen leugens op den duur. Ergens besef je wel : dit kan zo niet. Maar als sportman is dat moeilijk om toe te geven. Je denkt dat je altijd alles aankan, iedereen verwacht dat ook van je, want jij bent de sterke man. Ik was coureur. Dan verwacht niemand dat je een zwakkeling bent.”

Kon je er ook niet over praten met collega-renners ?

“Pff, niet echt. Ze leefden wel met me mee, maar iedereen is natuurlijk vooral met zijn eigen ding bezig. Met Wiske, de moeder van Bart Wellens, had ik wel eens contact, omdat zij een jaar eerder hetzelfde had meegemaakt met Bart. Weet je met wie ik eigenlijk nog het meeste contact heb ? Met Ben Berden. Hij heeft een fout gemaakt en daar is hij voor gestraft, maar ik bewonder hem enorm om de manier waarop hij blijft terugvechten.”

Toch wilde je niet dat hij bij Sunweb-Projob in de ploeg kwam.

“Inderdaad. Buiten de koers zijn we maten, maar in de koers rijden we mekaar helemaal kapot. Ben weet dat en hij neemt het mij ook niet kwalijk. Toen hij hoorde dat ik hem niet in de ploeg wou, stapte hij niet naar de pers, maar belde hij me zelf op. Dat typeert Ben : hij is heel direct, heel rechtdoor. Ik hoop dat hij volgend seizoen nog terugkomt.”

Krijg jij nu nog psychologische begeleiding ?

“Ik heb nog wel contact met mijn psycholoog, maar niet meer elke week. Ik weet nu wel waar ik terecht- kan als ik het opnieuw moeilijk zou krijgen. Ik zal het zeker niet meer laten aanslepen. Misschien ben ik als persoon niet zo erg veranderd, maar ik weet nu hoe ik ermee om moet gaan. Uiteindelijk ben ik blij dat dit mij overkomen is, want ik heb hier zoveel uit geleerd. Ik zette een stap vooruit, heb het gevoel dat ik nog tien jaar kan koersen.”

Keihard diëten

‘Als ik echt eerlijk ben’ zei je vorig jaar, ‘dan moet ik toegeven dat ik nooit echt goed getraind heb.’

“Vroeger kon ik drie weken trainen en dan reed ik mee om te winnen. Met het ouder worden verandert dat. Als ik vroeger twee weken op mijn eten lette, zat ik meteen op mijn competitiegewicht. Nu is het keihard trainen en diëten om die laatste kilo’s eraf te krijgen. Dat was vorig jaar ook een van mijn problemen. ‘Het komt allemaal wel goed,’ dacht ik, ’twee weken trainen en ik doe weer mee.’ Niet dus. Cross is veel professioneler geworden : iedereen leeft honderd procent voor zijn vak, iedereen heeft tegenwoordig een trainer. Je mag geen stappen meer overslaan. Als je niet genoeg traint, kan je misschien wel eens een prijsje pakken, maar de week nadien rijden ze je op twee minuten.”

Het probleem is ook : als je basis slecht is, kan je niet meer verbeteren. Daarvoor is het veldritseizoen te kort en te intensief.

“Je kan wel drie weken intensief trainen en één keer goed rijden in een koers, maar eens het december is, moet je iedere dag gaan crossen en betaal je de prijs. Je collega’s worden ook beter naarmate het seizoen vordert en die achterstand kan je nooit meer inhalen.”

Waarom bleef je vorig jaar toch wedstrijden rijden ? Was dat vooral om financiële redenen ?

“Het bleef mijn beroep, hé. Je zit met al die supporters. Je moet eigenlijk crossen, maar ik gaf er niks meer om.”

De laatste jaren kwamen veel veldrijders mentaal in de problemen : Bart Wellens heeft een heel slecht seizoen gereden toen hij de laatste keer wereldkampioen was, Sven Vanthourenhout was twee jaar geleden te extreem bezig met zijn vak waardoor hij veel te mager stond, Sven Nys heeft zich laten begeleiden door een psycholoog om zijn faalangst te bedwingen. Louter toeval ? Of heeft het iets met de sport zelf te maken ?

“De druk is bij ons extreem hoog. Bij een doorsneeprof op de weg staan er misschien twintig van zijn supporters langs de kant, de meeste veldrijders hebben één of twee bussen bij. In elke cross staan er duizenden mensen rond het parcours en die kennen je allemaal. Wij rijden als het ware elke week een wereldkampioenschap. Je wil die mensen niet teleurstellen.”

Bart Wellens zegt dat hij de mensen heeft leren kennen tijdens zijn rotjaar. Op een gegeven moment kreeg hij geeneens nog een halve bus vol met supporters.

“Natuurlijk leer je de mensen kennen, maar ik denk dat ik vorig jaar zelfs nog supporters heb bijgewonnen. Er zijn er altijd wel die eens wat roepen, maar het overgrote deel is me altijd blijven steunen.”

Kampioen van België

Jullie ploeg heeft dit jaar wat goed te maken. Sunweb-Projob ging pas op 1 januari van start en zowel jij als Sven Vanthourenhout konden de verwachtingen niet inlossen.

“Het grote verschil is dat we ons nu ook als ploeg konden voorbereiden op het seizoen. In de zomer hebben we een aantal kleine rondes gereden om de conditie op te bouwen, mentaal hebben we helemaal geen zorgen gehad. Jurgen, Hans De Clercq en Mario De Clercq regelen alles tot in de puntjes. Wij moeten alleen maar op onze fiets zitten en trappen, en onze mail nakijken om te zien waar we moeten koersen. Gemakkelijker dan dat bestaat niet. Uitvluchten voor een slechte voorbereiding hebben we dus zeker en vast niet.

“Alleen Sven Vanthourenhout heeft tegenslag gehad met zijn operatie (Vanthourenhout onderging een operatie aan een slagader in zijn buik, waar zich een verdikking gevormd had die ervoor zorgde dat er onvoldoende bloed doorstroomde naar zijn linkerbeen, nvdr). Hij heeft een hele tijd moeten stilliggen. Daarna mocht hij langzaam opnieuw beginnen te wandelen en te lopen. Fietsen kwam pas veel later omdat hij geen druk op die ader mocht zetten. Het is een serieuze snee, hoor : twee littekens van in totaal zeker 25 centimeter. Maar Sven heeft er goede moed op.”

Je start volgende week in Erpe-Mere : kijk je nu uit naar die eerste veldrit van het seizoen ?

“Ergens wel, maar langs de andere kant zit je ook altijd met wat schrik. Soms ben je wel goed op training, maar valt het toch tegen in de wedstrijd zelf. Je kan je vooraf niet echt meten. (lacht) En ik moet zeggen dat ik nooit echt de kampioen van de training geweest ben. Ik kan daar nooit zo diep gaan als in de wedstrijd. Sommigen hebben het nodig om de beste te zijn op training, maar zo werkt het bij mij niet. Ik kan mezelf veel beter pijn doen als het er echt toe doet.”

Hoe ver reiken je ambities dit jaar ?

“Ik wil graag een seizoen volmaken zonder al te veel tegenslagen en af en toe eens op een podium staan. Dat zou al heel mooi zijn. En ooit, in de toekomst, droom ik ervan om kampioen van België te worden.”

Waarin ligt voor jou de schoonheid van het veldrijden ?

“Goh, dat je vrij bent. (zwijgt even) Ik woon in Ham, tussen de bossen. Ik ken daar zoveel mooie plekjes die tachtig procent van de inwoners van Ham niet weten liggen. En ik mag daar elke dag mijn beroep gaan uitoefenen terwijl iemand anders moet luisteren naar zijn baas. Zalig toch ?” S

Door Loes Geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content