Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Europees kampioen op en naast het veld : het Engelse voetbal lijkt op het eerste gezicht in volle bloei. Maar aan de einder duiken de eerste donkere wolken op.

Champions, on and off the field. De zege van Liverpool in de finale van de Champions League in mei stond voor de voetbalvolgers over het Kanaal symbool voor de machtsgreep die het Engelse voetbal het laatste paar jaar in Europa deed en die straks op het WK, zo dromen de Beckhamaanbidders, een vervolg moet krijgen met de wereldtitel. Want, ja hoor, de Engelsen gaan voor goud. Stabiel blijvende toeschouwersaantallen, een sterk commercieel cachet, forse investeringen van de overheid in accommodatie én hoge tv-rechten : niet alleen sportief, maar ook financieel lijkt de Engelse hoogste afdeling een van de sterkste en gezondste in Europa.

Zeggen de optimisten, gesterkt door de jaarcijfers die onder meer Deloitte and Touche elk jaar over het Engelse voetbal publiceert. Die zijn indrukwekkend : de zege in de Champions League leverde Liverpool meer dan 45 miljoen euro op en het gemiddelde inkomen van een eersteklasser steeg in het seizoen 2003/04 naar 100 miljoen euro. Dat is volgens het onderzoeksbureau de helft meer dan het gemiddelde dat een Italiaanse club haalt. Inkomsten zijn één iets, uitgaven nog wat anders : in het seizoen 2003/04 kwam dat cijfer voor de Engelse eersteklassers samen voor het eerst uit op meer dan 1 miljard euro. Maar blijkbaar leven de eersteklassers daarmee toch niet helemaal boven hun stand. De gemiddelde winstcijfers bedragen zo’n 11 miljoen euro per club ; en als de analisten big spender Chelsea uit hun statistieken halen, daalden de uitgaven aan lonen en transfergelden vorig seizoen voor het eerst lichtjes. Er is dus enig realisme in het beleid ingetreden.

Commercieel wordt er hard én inventief gewerkt. Voor zijn jaarrapport The State of the Game deed het researchcentrum van de universiteit van Londen een rondvraag bij de clubs naar de wijze waarop die munt probeerden te slaan uit hun stadion. Maar liefst 96 clubs hadden een fanshop, zes baatten een hotel uit, evenveel een nachtclub, 38 verhuurden kantoren, 48 hadden een restaurant dat ook op niet-wedstrijddagen open was, 42 een café, tien een gezondheidscentrum en 8 filialen van een groot bedrijf. De nieuwste trend is gokken, dat ingebakken is in de Engelse cultuur. Diverse clubs ondernamen pogingen om een casinolicentie binnen te halen. Newcastle heeft al een joint venture met MGM Mirage, dat zijn Las Vegasknowhow meebrengt, en de Glasgow Rangers verwierven zelfs al een bouwvergunning voor een groot complex vlakbij Ibrox. Sheffield United, dat op de promotie naar de Premier League afstevent, gaat er ook eentje bouwen. Als de overheid toestemming geeft, komt er ook een casino in het nieuwe stadion van Birmingham City, dat plaats moet bieden aan 55.000 toeschouwers. Voetballers die graag een stevig gokje wagen, zoals John Terry, Eidur Gudjohnsen of Jimmy Floyd Hasselbaink, kunnen daar slechts tevreden over zijn. Wie 150.000 euro per week verdient, een bedrag waar Rio Ferdinand zelfs een tijdje over moest nadenken, kan wel wat kleingeld missen. Opvallend is dat de beursnoteringen afnemen. Halverwege de jaren tachtig leek de beurs hét middel om vers kapitaal te lokken. Tijdens het seizoen 2000/01 waren er nog 22 clubs genoteerd, vier jaar later zijn het er maar 12 meer. Daarbij zijn ook niet meer Chelsea, financieel uit het moeras gesleept door Roman Abramovich, en Manchester United, door de nieuwe eigenaars prompt van de beurs gehaald. Achteraf bekeken is het met die beursgang niks geworden : amper dividend en weinig nieuw kapitaal. Alleen de eigenaars die er al in zaten, verdienden er goed aan.

Competitiviteit slinkt

Maar niet iedereen deelt dit optimisme. Het was opvallend hoeveel doemdenkers de voorbije herfst, nog voor de uitschakeling van Manchester United in de Champions League, in hun pen kropen om een aantal scheeflopende zaken te signaleren. Zo wordt de kloof tussen de top en de rest steeds groter, net als die tussen eerste klasse en de basis, de grass roots. Elk jaar weer vallen één of twee promovendi direct uit de boot, omdat ze de kloof niet kunnen dichten. De competitiviteit neemt af, signaleert de Londense universiteit. In de zomer van 1993 werd Manchester United de eerste kampioen van de vernieuwde Premier League. Het klopte – in die volgorde – Aston Villa, Norwich, Blackburn en QPR. Twee van die vijf zitten nu in de tweede klasse, omdat ze financieel niet konden volgen, de andere twee hebben het heel lastig. Van 1985 tot 1995 eindigden dertien verschillende clubs in de top drie, de decennia daarvoor trouwens ook. De laatste tien jaar kan je maar meer kiezen uit zes clubs : Manchester United, Arsenal, Chelsea, Liverpool, Leeds en Newcastle, waarvan alleen de eerste drie kampioen werden.

Is dat zorgelijk ? Ja, zeggen pessimisten : verhoogde voorspelbaarheid fnuikt de aantrekkingskracht. Het is niet goed voor een competitie als men in oktober al de nieuwe kampioen kent. Neen, zeggen de optimisten, die verwijzen naar de buitenlandse realiteit. Bayern München, Juventus Turijn, Lyon, Ajax Amsterdam of PSV Eindhoven, Real Madrid of Barcelona, ook daar is die voorspelbaarheid er. Gaat het dan overal slecht ?

Belachelijk hoge toegangstickets zijn sinds de komst van Anderlecht naar een halfleeg Stamford Bridge ook een topic. Ook op Old Trafford waren er voor Europese wedstrijden geregeld lege zitjes. In Italië mag dat al jaren de realiteit zijn, in het Engelse voetbal is het nieuw. Komende zomer wordt er het nieuwe Emirates Stadium officieel geopend met een galamatch voor de afscheidnemende Dennis Bergkamp, maar op dit moment heeft Arsenal van alle topclubs het kleinste stadion. Highbury bevat slechts 38.500 plaatsen, dat is 30.000 minder dan Old Trafford. Om dat inkomstenverlies te compenseren verkopen de Gunners hun tickets duur. Het duurste abonnement kost 2700 euro. Excessief, maar gemiddeld overstijgt het voetbal stilaan het budget van de gewone man, die 30 tot 60 euro voor één match moet dokken. Ook in lagere afdelingen merk je dat. In de competitie valt het effect op de toeschouwersaantallen nogal mee (zie kader) maar, zo constateerde een briefschrijver in een Engelse krant onlangs : we merken wel aan de mensen rondom ons dat we samen ouder worden. Dat schaadt volgens de puristen de sfeer. Die wordt zakelijker : geen urenlang gezang voor de aftrap meer, maar mensen die zich tot vijf minuten voor het eerste fluitsignaal koesteren in de relatieve warmte van de gangen of de diverse executive rooms en niet zelden vijf minuten voor het einde al opstappen, om de grootste verkeersdrukte te ontlopen…

Laatste donkere wolk : de bemoeienissen van Europa. Een van de stevige pijlers van het Engelse succes is de inbreng van BSkyB, dat voor de tv-rechten van 2004 tot 2007 het niet onaardige bedrag van 1,5 miljard euro betaalde. In ruil daarvoor mag de zender per seizoen 138 wedstrijden live op de buis brengen. Die matchen waren ondergebracht in vier verschillende pakketten, maar Sky kocht ze allemaal op. Europa heeft dat nu verboden. Gaat die afwezigheid van exclusiviteit straks de prijs drukken ?

Optimisten versus pessimisten, ze pleitten de voorbije maanden allebei voor hun zaak. Staat het Engelse voetbal voor een crisis of op een kruispunt ? Het zal José Mourinho worst wezen. Die wil zo snel mogelijk opnieuw kampioen worden. l

PETER T’KINT

‘COMMERCIEEL WORDT ER HARD ÉN INVENTIEF GEWERKT.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content