Net als vorig jaar verrast Zulte Waregem bij de start. Toen in positieve, nu in negatieve zin. Maar van paniek is geen sprake.

Een gemiste start (nul op zes) verandert de goede gewoontes op Zulte Waregem niet.

Na de training slaan de spelers nog steeds in een kring de armen om mekaar, en roepen, rond de trainer geschaard : ‘Voor Zulte Waregem : hip hip!’ De auto’s stoppen nog altijd beleefd wanneer de spelers van het oefenveld over de steenweg naar de kleedkamer sjokken. Nog wordt de gast uitgenodigd om na de training met spelers en technische staf een stukje te eten in het spelershome.

Op het toilet aan het secretariaat hangt een groot papier met ‘vergeet niet het licht te doven na gebruik’. De start heeft Zulte Waregem gemist, maar het budget krijgt het straks wél rond.

Een jaar geleden stonden ze aan de Gaverbeek te kijken naar de massale persbelangstelling die de sterke start opleverde. Alles werd enorm uitvergroot. Een jaar later staat men evenzeer verbaasd over de vele vragen die gesteld worden nu het niet loopt. Ook nu wordt alles uitvergroot, maar net als toen wil men ‘met de voeten op de grond blijven’.

Manager Luc Dhaenens lacht de vraag of het nu crisis is aan de Gaverbeek weg. “Crisis ? Welke crisis ? We gaan hier toch niet spreken over crisis ?” Niet dat de slechte start hem verrast. Op de persbabbel voor het seizoen voorspelde hij al dat het sportief en structureel een moeilijk jaar zou worden, zegt hij opnieuw. De verbouwingen lopen trager dan verwacht. Over de sportieve situatie zat hij al eens samen met de voorzitter en de trainer. De conclusie van het gesprek ? “We moeten hier samen door, we komen er samen wel uit.” Heeft Zulte Waregem een probleem ? Dhaenens schudt het hoofd : “Als de dokter zegt dat je nog een jaar te leven hebt, heb je een probleem. Niet met wat wij hier meemaken. Komaan, zeg.”

Roussel is geen kopie van Salou

Dhaenens herinnert zich wat de voorzitter en de manager van Gent hem vorig jaar zeiden. “Toen ik ze vroeg hoe dat kon dat ze het jaar daarvoor sterk presteerden en begin vorig seizoen geen bal raakten, zegden ze me : na de sterke prestatie denken de spelers dat het vanzelf zal gaan, dus lopen ze die laatste meters niet meer. ‘”

Hij praat nu wel vaker met spelers die naast de ploeg vallen. Een nieuw fenomeen is dat in Waregem. “Het is positief dat ze nijdig lopen. Anders waren ze niet goed bezig met hun vak.” Dat anderen die niet weg raakten, misnoegd zouden zijn, daar bespeurt hij niets van. “Bedoel je of mijn schoonzoon Tony Sergeant me kwalijk nam dat we hem niet naar Standard lieten vertrekken ? Ik kan me heel goed in zijn plaats stellen hoe het voelde om echt gewild te zijn. Alleen hoop ik dat hij beseft dat Standard na die flirt nog zo veel anderen wilde en haalde.”

Wat hem meer zorgen baart, is “dat we geen mooi voetbal meer spelen. De vaste opstelling die er vorig jaar was, staat er nu niet. Op dit moment hebben we nog geen type-elf.” Net als Dury benadrukt hij dat Roussel geen kopie is van Salou : “Een kopie van Salou vonden we niet. We hebben iemand met zijn profiel gezocht, maar niet gevonden. Dan zoek je een alternatief. Cédric is niet zo balvast als Salou. Daarentegen vind ik hem minstens een even goeie afwerker. Maar die aanvoer langs de flanken waar ze op trainen, komt er in de match niet. Misschien missen we nog een spits die naast Cédric links en rechts ruimte zoekt. Als we een beetje opletten, is daar misschien financieel nog wat ruimte voor. Maar ik ben altijd bang om een vlugge en ondoordachte beslissing te nemen.”

Misschien is Zulte Waregem vorig jaar té fel bejubeld ? Dhaenens : “Als je te veel wierook krijgt, is dat omdat iemand anders daarmee zwaaide. Dat hebben we zelf niet gedaan.” Dat Zulte Waregem zich vorig seizoen in positieve zin onderscheidde, had nog een andere reden, vindt hij : “Eigenlijk had ik de tegenstand vorig jaar beter verwacht. Wat ik dit jaar zag, was niet veel beter. Bij een paar eersteklassewedstrijden vroeg ik me al af : amai, wat is dit ? Wat mij opvalt, is dat men o zo defensief speelt en zo weinig aanvallend durft voetballen.” Vraagt hij nu begrip als ook Zulte Waregem dat voortaan doet, met de slechte sportieve situatie als excuus ? Dhaenens schudt het hoofd. Daar kan hier geen sprake van zijn. “Ik had het er nog met de trainer over. Wij gaan blijven proberen aanvallend voetbal te spelen.” Hij ziet één uitweg : “Rustig blijven en er als groep uitkomen. Er wordt gegist naar oorzaken, maar oplossingen zijn nog niet gevonden. Zo erg is het niet. Met nul op achttien zou dat anders zijn, maar we zijn nog maar twee wedstrijden ver.” Dat Zulte Waregem na de bekerwinst te zeer gefixeerd raakte op de Europese uitdaging, vindt Dhaenens nonsens. “Komaan, zeg. Het enige dat ons Europees interesseert, is leergeld betalen. We zijn toch gedoemd om eruit te gaan.”

Een beetje verkrampt

Als trainer Francky Dury al onder druk staat, is hem dat niet aan te zien. Hij oogt niet anders dan vorig jaar “Ik dans niet op de tafel als we winnen, ik zit niet in de put als we verliezen. Als ik het positief bekijk, zeg ik : het kan alleen maar beter. Halen we straks zes op vijftien, dan zijn we opnieuw mee. Die paar verloren punten houden me nu nog niet bezig. De vraag die ik me wél stel, is : hoe kan ik mijn team beter laten voetballen ? Want verliezen én slecht spelen, dat is pas erg.”

Natuurlijk is hij ontgoocheld, maar dat reageert hij niet op zijn spelers af. “Ik stel vast dat de groep geschrokken is van die nul op zes, maar ik merk ook dat ze zichzelf in vraag stellen. Dat stemt me hoopvol. Het is niet zo dat ze vinden dat ze goed bezig zijn, ze wéten dat ze nog niet goed bezig zijn. Ik krijg dus een positief signaal uit die hoek. Vraag is hoe het evolueert als we tegen Lierse niet winnen. Vorig jaar moest niets, volgende week moet het plots wél. Dat is nieuw voor ons.”

Hij heeft, zegt hij zonder aarzelen, nog altijd een schitterende groep : “Die op training goed werkt, maar een beetje verkrampt is. Ik zie dat als ik een spelvorm invoer : bij het ploegje dat op voorsprong komt, lukt plots alles, bij de anderen lukt niets.”

Vorig jaar toonde hij zich tegenover de spelers veel strenger : “Als het goed gaat, moet je heel streng zijn. Dan zie ik dat de spelers het spelershome niet opgeruimd hebben, dat iemand het licht heeft laten branden in de kinéruimte. Gaat het minder goed, mag je die dingen niet zien. Dan moet ik vertrouwen geven aan mijn spelers, het enthousiasme terugbrengen.”

Evenmin als vorig jaar beantwoordt Zulte Waregem aan de verwachtingen. “Nu spelen we zoals men ons vorig jaar verwachtte, vorig jaar voetbalden we zoals men ons dit jaar verwachtte. Vorig jaar begonnen we als underdog. Daardoor konden we ons eigen spel ontwikkelen. Dat gaf veel vertrouwen. Vorig jaar liepen we de trap omhoog, zetten we de rechtervoet ineens twee treden hoger. Nu voelen we hoe moeilijk het is om die linkervoet bij te brengen. Dat vergt meer kracht.”

De opmerking van een speler van Brussels dat Zulte Waregem de tegenstander onderschat had, zoals die vorig jaar Zulte Waregem onderschatte, weerlegt Dury : “Ik heb dat ook gelezen. Het klopt niet. Brussels speelde perfect zoals wij verwachtten, maar vanaf de eerste minuten zag ik dat we het moeilijk zouden krijgen. Omdat we te onrustig voetbalden. Tegen zulke teams moet je rustig blijven, ook als het na 70 minuten nog nul-nul staat.”

Tussen de lijnen klinkt het alsof Salou meer wordt gemist dan men een jaar geleden had durven denken, maar dat relativeert Dury. Hij volgde Salou al toen die nog bij Turnhout speelde, zegt hij. “Om budgettaire redenen kon Zulte Waregem daar toen niet aan. Een jaar later konden we hem wel bij Kortrijk weghalen. Natuurlijk vroeg ik me af of hij, komende vanuit de derde klasse, de eerste zou aankunnen, maar die vraag gold voor de meesten van ons. Het niveau van de eerste klasse vond ik vorig jaar maar matig. Dat wij ons als tweedeklasser 25 weken behoorlijk konden manifesteren, is eigenlijk abnormaal.”

Oplossingen zoeken

Zulte Waregem moet nog wennen aan de overgang van Salou naar Roussel in de spits. Dat betekent niet dat Dury van plan is Roussel af te schrijven : “Die jongen voetbalde meer dan een jaar niet en heeft vooral veel vertrouwen nodig. Ik ga hem dat geven. Ik weet zeker dat hij dit seizoen tien tot vijftien goals maakt.

“Cédric is een goalgetter. Salou is een 1-2-3-4-duelspeler die vaak met de bal oprukte en vaak alleen af te stoppen was door hem onderuit te trappen. Hem kon je een minder goede bal in de voet spelen : hij kon die bijhouden. Roussel is een éénduelspeler : kaatsen, afleggen en dan voor doel verschijnen. Hij moet gevoed worden. Dat kan nog beter. We wisten dat we naast hem nog een balvaste spits nodig hadden. We hadden er een paar op het oog, maar om budgettaire redenen ging dat niet door. We zijn nog altijd op zoek.”

Na wat het vorig jaar liet zien, vindt Dury, moet Zulte Waregem creatiever en gevarieerder voor de dag komen. Dat lukt nog niet : “We voetballen niet goed en hanteren te makkelijk de lange bal. Dat is on-Zulte Waregems. We werken hard, maar met te veel power. We missen Matthieu Verschuere, die wendbaar en technisch is. Als hij goed draait, kunnen anderen bij hem de bal kwijt. Hij vindt dan wel een goeie voetballende oplossing. Verschuere is nu fit.”

Na het mislukte begin stelt hij zijn doel voor dit seizoen niet bij. “Mijn doel was bevestigen en bovenaan de rechterkolom eindigen. Toen ik dat op de ploegvoorstelling zei, vond iedereen dat ik te laag mikte. Ik waarschuwde dat dit jaar bevestigen ons een paar plaatsen zou kosten.” Hij blijft strijdbaar : “Ik ga alles doen om mijn ploeg beter te maken. Het is boeiend om naar oplossingen te zoeken. Dit zal mij misschien een nog betere trainer maken.”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content