Een van de opvallendste conclusies dit wielervoorjaar: niet België, Frankrijk, Italië of Spanje stonden tot voor de deadline van dit magazine op kop van het UCI-zegeklassement, maar wel Nederland. Niet louter met overwinningen in kleinere koersen maar ook met zeven triomfen op het hoogste (WorldTour)niveau, verdeeld over zes renners. Met als uitschieter Niki Terpstra in Parijs-Roubaix, maar ook met één en twee ritzeges van Moreno Hofland en Tom-Jelte Slagter in Parijs-Nice en etappeoverwinningen van Stef Clement, Lieuwe Westra en Wout Poels in de Ronde van Catalonië en het Baskenland. En dan sukkelden kroonjuwelen als Lars Boom en Robert Gesink de voorbije weken nog met fysieke problemen (elleboogbreuk, hartritmestoornissen).

Ter vergelijking: België behaalde tot nu toe geen enkele WorldTourzege. Ons land stond tot voor de Gold Race wel tweede in het WT-landenklassement en Nederland pas zevende, maar dat heeft vooral te maken met de ridicule puntenverdeling, waarbij een ritzege in Parijs-Nice tien keer minder punten (6) oplevert als een tweede plaats in Gent-Wevelgem (60).

Niettemin lijkt het Nederlandse wielrennen weer helemaal op te leven, nadat het ten dode opgeschreven leek toen Rabobank de handdoek wierp in de nasleep van de dopingaffaire rond Lance Armstrong. Niet alleen omdat de generatie van Terpstra (29), Boom (28), Gesink (27), Mollema (27) en Poels (26) tot volle wasdom aan het komen is, maar ook omdat een nieuwe lichting met ruwe diamanten klaarstaat om de wielerbühne te bestormen. Met spurters als Hofland en Danny van Poppel (20, dit jaar al ritwinst in de 3-daagse van West-Vlaanderen), met punchers als Slagter (24), Tom Dumoulin (23) en Dylan van Baarle (21) en met ronderenners als Daan Olivier (21) en Wilco Kelderman (23). Vooral laatstgenoemde wordt als een supertalent en zelfs een potentiële Tourwinnaar omschreven.

De reden voor zoveel weelde? Het Rabobank Development Team dat jarenlang de super professionele opleidingsformatie van de Rabobank WorldTourploeg was en dat sinds het stoppen van de sponsor nu onder hoede van de Nederlandse wielerbond staat. Op Terpstra en Poels na werden alle renners er gevormd.

Veel meer dan tien jaar geleden stromen ze nu wél door naar de top. Columnist/analist Thijs Zonneveld weet waarom: “Het verschil is dat de jonge talenten toen moesten kiezen: zich doperen of hooguit een bijrol spelen. Thomas Dekker opteerde voor het eerste en verbrandde zijn vingers. Koen de Kort, een ander toptalent, bleef clean, maar moest zoals veel anderen met ongelijke wapens strijden en brak nooit door. In Nederland is de talentvijver ook kleiner dan in België. Als de beste jongens dan wegvallen, schiet er niet veel kwaliteit meer over.”

“Nu kunnen jongeren door het cleanere peloton wél al van in het begin van hun profcarrière hun stempel drukken”, beklemtoont Zonneveld. “Bovendien bezitten ze een echte, Hollandse winnaarsmentaliteit. Ze willen niet binnen vijf jaar winnen, ze willen dat nú al. En ze doen dat ook, waardoor ze in al hun enthousiasme ook oudere renners een extra zetje geven. Hun grote voordeel: in de schaduw van Boom, Gesink, Mollema en Terpstra kunnen ze langzamer groeien. Dat was met Gesink anders: na het afhaken van Michael Boogerd was hij op zijn 24e dé Nederlandse rondehoop. Een ondraaglijke druk waar hij, gezien zijn hartproblemen nu, altijd mee geworsteld heeft.”

“De vraag is alleen”, zegt Zonneveld, “hoelang het Rabobank Development Team nog blijft bestaan, aangezien de link met WorldTourploeg Belkin is verdwenen. Stopt Rabo, dan dreigt de continuïteit van de talentontwikkeling op middellange termijn weg te vallen. En dat zou verdomd jammer zijn.” ?

DOOR JONAS CRETEUR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content