In zijn periode bij Ajax speelde Daniel Cruz onder meer als rechtsback. “Dat ging heel goed,” herinnert hij zich, “ook omdat we daar veel balbezit hadden. Ik denk dat ik het in een echt topteam zou kunnen maken als rechtsback. Daar zit ik al heel mijn leven mee in mijn hoofd. Ik kan ook verdedigen, hé, het vuile werk opknappen en tackelen.

“Het klopt wel dat je dat bij mij niet zo vaak ziet, omdat ik geen gekke dingen wil uithalen ( wijst naar zijn knie). Je zal het me vooral zien doen als ik … ‘heel hevig sta’ ( lacht).”

Vreemd is dat hij die knie plots niet meer als een obstakel inschat wanneer het over een topclub gaat. Vroeger gaf Cruz trouwens ook al eens aan dat hij niet defensief genoeg is om bijvoorbeeld echt centraal op het middenveld te staan. “Daar heb je een groot loopvermogen nodig”, countert hij. “Dat heb ik niet. Wat Ederson Tormena en Faris Haroun in één wedstrijd doen, dat zou mij nooit lukken. Ik kan centraal spelen, maar verwacht niet dat ik continu van box naar box loop.”

Op zijn huidige positie zou hij het in een topclub niet redden, denkt de Colombiaan, omdat hij te weinig scoort en assists geeft. Je vindt hem niet terug in de statistieken. Het is een kritiek die je vaak hoort als het over Cruz gaat. “Ik weet hoe belangrijk ik ben. Ik laat de anderen beter spelen. Ze moeten geen moeilijke passes geven, want ze kunnen de bal altijd aan mij kwijt.

“Kijk eens naar Lucas Biglia. Ook over hem zeggen ze dat hij te weinig goals maakt. Maar hij is zó belangrijk voor Anderlecht. Dankzij hem kunnen Jan Polák en Guillaume Gillet scoren. Stel je voor dat hij altijd naar voren zou trekken, dan zou er geen balans in het team zitten.

“Je hebt trouwens anderzijds spelers die alleen maar scoren. That’s it. Ook belangrijk, maar zij doen dan weer andere dingen dan ik.”

Desalniettemin vindt Cruz die statistieken belangrijk. “Ik ben niet het type dat het veld opstapt met het idee dat hij per se een goal moet maken of absoluut een assist moet geven, maar ik zou wel graag beter worden.

“Het probleem is dat ik altijd de bal wil. Ik kan er niet op staan wachten. Komt de bal niet naar mij, dan ga ik naar de bal. Ik moet geduldig leren zijn. Soms val ik echt te ver terug en dan kom ik te kort om die 40 meter naar voren te overbruggen. Soms zie je me een actie maken en een pass geven, maar dan sluit ik niet meer aan. Ik moet mezelf verplichten om ‘diep’ te blijven. Als dat zou lukken, zou ik vaker vooraan verschijnen. Ik weet dat ik het in me heb, maar soms wil ik alles doen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content