Hij was een beenharde verdediger, maar nu werkt Geert Emmerechts als zachte begeleider in een revalidatiecentrum.

Sinds twee weken ziet het leven van Geert Emmerechts er heel anders uit. De akelige periode dat hij zich twee keer per maand aan het gemeentelijk stempellokaal moest aanbieden, is voorbij. “Ik voelde me toch een beetje gegeneerd”, voelt hij nog steeds de schaamte. “Niet dat ik daarom een zonnebril opzette, maar een pet droeg ik steevast wél.”

Sinds hij bij SV Roeselare einde contract was, kreeg Emmerechts geen degelijke aanbieding meer en maakte hij van surfen op de website van de VDAB zijn hoofdbezigheid. “Maar het was altijd wel wat”, zucht hij. “Ik heb enkel mijn humaniora gedaan en dan kan je niet zomaar overal terecht. Bovendien zocht ik iets wat met het voetbal te combineren viel. Dus geen weekend- en avondwerk. En ik wilde ook opnieuw in de buurt voetballen. Daardoor was ik genoodzaakt een stapje terug te zetten. In de buurt van Wijnegem, waar ik nu woon, zijn er niet veel tweedeklassers. Daarvoor moet je al naar Dessel of Geel.”

Uiteindelijk kwam Emmerechts bij vierdeklasser Hoboken terecht. “Dankzij contacten die ik aan mijn tijd bij Antwerp overhield. Mensen die toen in de business-seats zaten, vormen er nu het bestuur. Toch hou ik het er na één jaar voor bekeken en ga ik volgend seizoen bij reeksgenoot Kontich spelen.”

Ook de zoektocht naar werk wierp uiteindelijk vruchten af. “Sinds twee weken”, glundert Emmerechts, “ben ik in een heel andere wereld terechtgekomen. Er was een vacature bij de ‘Openbeuring de Mick’ in Brasschaat, waar ik aan de slag kon als begeleider van revalidatiepatiënten. Vooral MS-patiënten en bejaarden. Ik ben dan wel sociaal aangelegd, toch heb ik er mijn ogen opengetrokken. Na bijna vijftien jaar profvoetbal, waarin het ieder voor zich is, ben ik nu in een wereld aanbeland waar ‘helpen’ het sleutelwoord is. Op het eerste gezicht heeft mijn job misschien niet zoveel om het lijf, maar het is belangrijk dat de mensen op een goeie manier naar de kinezaal begeleid worden. Heel even over hun arm wrijven, vragen of ze goed geslapen of gegeten hebben, hen geruststellen… En dan die blikken die je krijgt ( beetje vertederd) en de dankbaarheid die daaruit spreekt. Zo natuurlijk, maar het doet deugd. Toch is het heus wel een schok hoor als je er voor het eerst komt. Daar hadden ze mij vooraf ook voor gewaarschuwd. De eerste dagen als je terug naar huis rijdt, ben je onder de indruk en laat het je niet los. Maar ik voel dat het werk me ligt. Ik ben ook mijn nieuwe collega’s heel erg dankbaar. Stuk voor stuk toffe mensen, die me prima geholpen hebben de eerste dagen. Ik denk dat ik dit werk zeer graag ga doen.”

Profvoetbal heeft Geert Emmerechts intussen definitief uit zijn hoofd gebannen. “Toen ik van Antwerp naar Roeselare ging, wist ik dat dat hoofdstuk zo goed als afgesloten was, tenzij we met Roeselare de stap naar eerste zouden zetten. Maar al vroeg werd trainer Peter Van Wambeke vervangen door Raoul Peeters. We kregen de ploeg nooit op het goede spoor. Als toonbeeld van regelmaat speelde ik zelf een heel wisselvallig seizoen. Ik voelde me er ook nooit thuis. Na twaalf jaar Antwerp was ik echt met de club en haar publiek vergroeid. Jammer dat ik de laatste promotie naar eerste niet heb mogen meemaken. Ik mocht blijven, hoor : drie, vier of zelfs vijf jaar. Geweldig. Maar wel voor het minimumloon. Dan hoefde het voor mij ook niet meer.

“Toch zal Antwerp altijd mijn club blijven, al heb ik de indruk dat ik er door de problemen van de laatste maanden niet langer welkom ben. Dat merk ik als ik bel voor vrijkaarten. Dan vragen ze mij steevast of ik een fancard heb. Kom zeg ! Ik heb er wel twaalf jaar gespeeld, wat moet ik dan met een fancard ! ? Ik heb er intussen wél één van Lierse, waar mijn zoontje speelt. Zo kan ik af en toe met hem naar Lierse gaan. Volgend seizoen ga ik me bij Lierse overigens bezighouden met de individuele begeleiding van de vijftien- en zestienjarigen.

“Het steekt Antwerp natuurlijk wel dat ik een proces tegen hen heb aangespannen om mijn achterstallige pensioenbijdragen te krijgen. Ik heb er meer dan een jaar op moeten wachten. Pas toen Jean-Marie Philips, de directeur van de profliga die ik nog kende van mijn tijd bij RWDM, zich met de zaak ging bemoeien net in de periode dat Antwerp zijn licentie aanvroeg, was het meteen geregeld. Het is triestig dat mijn periode op de Bosuil op die manier is moeten eindigen.

“Toen ik er als jonge gast in de kleedkamer kwam, voelde ik me tussen al die vedetten net Klein Duimpje, ook al ben ik niet van de kleinsten. Van Rooij, Vander Linden, Lehnhoff en vooral Czerniatynski : hij was als een vader voor mij. Na een nachtje stappen ben ik geregeld bij hem blijven slapen toen hij nog in Wilrijk woonde. Ik heb nog altijd een uitstekend contact met hem. Als ploeg hingen we toen erg goed aan elkaar. Dát en het talent waarover we beschikten, maakte ons zo sterk. En de steun van de beste supporters van het land. Het is echt verbazingwekkend hoe die mensen aan hun ploeg verknocht zijn, dat vind je nergens anders. Niet in Anderlecht, niet in Brugge, niet in Genk of Standard, zelfs al zit er daar wekelijks meer volk in de tribune.”

door Stefan Van Loock

‘Czerniatynski was als een vader voor mij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content