Elke week verzamelt Sport/Voetbalmagazine meningen over een pertinente vraag.

Op 1 augustus stond KV Oostende nog met lege handen, na twee keer verlies: met 2-0 in Lier en met 0-2 thuis tegen Anderlecht. Het tweede seizoen in eerste klasse na de terugkeer was moeizaam gestart, ondanks een betere kern met meer kwaliteit. Het leek erop dat de statistieken van de laatste twintig jaar zouden worden gerespecteerd. Die leren dat KVO in eerste klasse een proevertje is, geen blijvertje.

Maar zie, op speeldag 8 duelleerden de West-Vlamingen na een sterke reeks plots tegen AA Gent voor een voorlopige eerste plaats. Een onverwachte topper. Wat is het geheim achter het succes van de kustploeg? Snel klaar met het huiswerk tijdens de voorbereiding? Of is er meer?

Luc Devroe, sportmanager KVO: “Mag ik direct nuanceren? Het relatieve succes! Dat we zo vroeg klaar waren, was zeker een voordeel. Wie mij een beetje kent, weet dat ik niet graag transfers doe op het laatste moment. Soms zijn je handen gebonden en moet het toch zo. Vorig seizoen hebben we op het einde van de transferperiode nog wat mensen binnengehaald. Marc Coucke kwam er pas later bij, het kon niet anders. Maar dan duurt het tot oktober, november voor de ploeg begint te draaien. Als het even kan, probeer ik dat toch te vermijden. Ik wil dat de trainer een volledige voorbereiding kan werken met zijn hele kern.

“Ons tweede voordeel lijkt me toch ook de continuïteit in het beleid. Aan de kant van de vertrekkers stond maar één belangrijke pion: Laurent Depoître. De trainer heeft verder kunnen borduren op het werk van vorig jaar, aangevuld met kwaliteit. We zijn bewust heel snel contracten gaan verlengen of tijdelijke transfers definitief gaan maken. De Schutter, Brillant, Lukaku, Ovono, Canesin… Waarom veranderen als je goed zit? De Zuid-Afrikaan Jali kwam ook al bewust in januari, terwijl we begin februari al haast zeker waren van het behoud. Spelers hebben altijd een aanpassing nodig, zelfs jongens die al in België voetbalden. Dat hebben we gemerkt met Lukaku en Canesin. Zelfs bij Berrier. Als zo’n speler dan uit een ander continent komt, duurt het zeker even. Jali is pas dit seizoen volledig gaan renderen. Daarom zijn we nu al bezig met de dossiers voor volgend seizoen. Als het succes wordt bestendigd, gaat er voor de jongere spelers ongetwijfeld belangstelling komen. Nu is de voorzitter niet iemand die geld nodig heeft, dat voordeel hebben we. Maar soms wil een speler meer en mijn ervaring is dat je hem dan moeilijk kunt tegenhouden.”

Dat de figuur van Marc Coucke voor het succes belangrijk is, wordt niet ontkend. Maar de club hangt niet af van Coucke alleen. Devroe: “Zonder Coucke is de transfer van Jali niet haalbaar, dat is duidelijk. Maar andere jongens kwamen transfervrij: Hoefkens, Coulibaly, Ruytinx. Het is niet dat onze salarismassa zo spectaculair is, andere clubs kunnen dat ook betalen. Op dat vlak blijft Oostende echt wel zelfbedruipend.”

De ervaring van de dertigers telt, maar Oostende is dan ook weer geen oude ploeg, ontkent Devroe: “We hebben een goeie mix. Prille twintigers, Ruiz, Jali, Lukaku, Canesin, een paar oudere twintigers, Schmisser, De Schutter, Brillant, en dan wat dertigers.”

Karakter

De ideale mix? Ja, want het is niet alleen de goeie voorbereiding die telt, meent Henk Mariman, in een vorig leven nog sportmanager bij Club Brugge. Mariman: “Je moet ook kijken naar de types die ze binnenhaalden. Hoefkens, Ruytinx, Coulibaly… Dat is karakter. Passend bij het karakter van de trainer. Devroe weet zeer goed wat noodzakelijk is in het Belgisch voetbal. Bovendien moet je ook bewondering hebben voor de rust en de continuïteit die ze uitstralen. Lees er maar de tweets van Marc Coucke op na. Hoe vaak relativeert hij zelf niet het succes van zijn weireldploegsje? Kortom: op tijd klaar zijn helpt, maar evengoed helpen goeie transfers die passen bij je visie.

“Ik denk dat hiermee nog maar eens het inzicht van Devroe is bewezen. Hij kiest bewust voor een brede Belgische basis, want je mag soms wel wat smalend doen over de Belgische competitie, het blijft toch een zeer moeilijke. Buitenlanders hebben hier een aanpassingsperiode nodig voor ze renderen.

“Oostende plukt volgens mij ook de vruchten van investeringen in scouting. Devroe heeft veel ervaring en een groot netwerk, maar ze hebben er ook scoutingdata aangekocht. Een database die alle gegevens verzamelt. Niet elke ploeg in België heeft daarvoor de middelen. Het blijft wel het beste dat je spelers ter plaatse bekijkt en dat je kunt rekenen op een lokaal netwerk. Die kennen veel beter de lokale situatie dan iemand die er een paar keer komt kijken.

“Maar ik weet ook: zonder de slagkracht van Marc Coucke was dit een ander verhaal. Bij transfers heb je twee strategieën: hoe je ze doet en wanneer je ze doet. Zij kunnen sneller een type of een speler definiëren, terwijl andere ploegen wat langer in de transferperiode moeten wachten in de hoop dat de prijs daalt.”

Dat is de realiteit bij de ‘directe concurrenten’ van KVO. Waasland-Beveren onder meer. Ook zij wisten al in februari dat ze waren gered, maar toch sijpelden pas later in de transferperiode de aanwinsten binnen. Algemeen manager Dirk Poppe: “Het succesrecept van KVO is geld, we moeten daar niet rond de pot draaien. Onze supporters vroegen wekenlang om versterkingen, maar als het geld er niet is, moet je wachten tot de prijzen zakken. Oostende kon veel vroeger dingen afronden. Dat hebben wij gemerkt toen Berrier vorig seizoen op de markt kwam. Berrier was vragende partij om naar hier te komen, tot een kwartier voor hij bij Oostende tekende. Maar terwijl wij de budgetten bij elkaar zochten, was dat voor hen geen probleem. Ik ben daar niet jaloers op, ik stel dat vast. Zij kunnen in mei transfers regelen, wij moeten dat later doen. Wij spreken in die periode ook met voetballers, maar het gaat nog niet. Voor Coucke er was, lukte het KVO trouwens evenmin.

“Wat voor hen ook een troef is, is de uitstraling die ze hebben gekregen. Ga eens in Oostende naar het voetbal, je struikelt er over de BV’s. Dat trekt ook mensen aan, bekende gezichten. Op dat vlak hebben ze in Oostende ook sterk gewerkt.”

K11 min drie

“Het succes van KVO heeft een paar pijlers: voldoende kwaliteit, op tijd klaar én geen blessures of schorsingen, zodat ze telkens dezelfde ploeg kunnen opstellen”, bedenkt Sven Jacques, sportmanager van Cercle Brugge. En zo wordt het kringetje van de zogenaamde ‘kleine clubs’ elk jaar wat kleiner, constateert hij. Jacques: “Oostende en Mouscron-Péruwelz, die in principe twee rechtstreekse concurrenten zouden moeten zijn, zijn een ander verhaal aan het schrijven. Datzelfde geldt voor Zulte Waregem, dankzij hun succes van de laatste jaren. Vroeger had je de G5 versus de K11, maar die K11 valt nu helemaal uiteen.”

DOOR PETER T’KINT

“Ze relativeren er zelf hun weireldploegsje.” Henk Mariman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content