‘Dankzij het voetbal valt hier nog iets te beleven’

© MATTHIAS STOCKMANS

Sint-Andries, westelijke deelgemeente van Brugge, is al bijna vijftig jaar de thuisbasis van Club en Cercle, maar misschien niet voor lang meer. Welke impact heeft voetbal in de wijk rond het Jan Breydelstadion en welke toekomst heeft het er nog? Sport/Voetbalmagazine trok de straat op.

De groene oase van het Coppietersbos of parkdomein Koude Keuken. De keurige, brede straten rondom Olympia. Het ruime aanbod sportfaciliteiten met onder andere een olympisch zwembad, een schietclub, een hockeyclub en de vaak vergeten voetbalvelden van vierdeprovincialer Eendracht Brugge. De gezellige mix van energieke, jonge gezinnen en kuierende gepensioneerden. Welkom in Sint-Andries, de westelijke deelgemeente van Brugge. Meer suburbia wordt het niet, tenzij je een Amerikaanse film opzet.

En behalve wanneer er gevoetbald wordt, want met Cercle en Club Brugge hebben liefst twee eersteklassers er hun thuisbasis en dat al sinds de jaren 70. Op hun wedstrijddagen, of toch vooral die van Club, verandert de buurt in een carnavaleske stoet, dan wel in een chaotisch slagveld, afhankelijk van de tegenstander. Het domein Koude Keuken, vernoemd naar de veertiende-eeuwse kasteeleigenares Catelyne Coudeceucken, was in 1998 nog het decor van een brutale vechtpartij tussen honderden hooligans van Club Brugge en FC Antwerp, beide clans bijgestaan door bevriende Nederlandse clubs. Die 15 februari geldt binnen de besloten kringen van het hooliganisme trouwens nog steeds als een van de ‘hoogtepunten’ van hun ‘glorieperiode’.

Je ziet hier op wedstrijddagen alles passeren. Het leukst zijn de jonge vaders met hun in voetbalplunje uitgedoste kinderen.’ Daniel Martens

Het centraal gelegen Jan Breydelstadion is voor de buurtbewoners in Sint-Andries dan ook tegelijk een bron van fierheid en frustratie. Met de plannen van Club Brugge voor een gloednieuw stadion tegen 2023 is die tweespalt er niet op verminderd. Zo lijkt het althans wanneer we de vele protesten op de sociale media lezen. Maar zoals zo vaak blijkt er een verschil in het onlinegedrag en de gesprekken op straat.

Mensen kijken

In de uren voor de openingsspeeldag van de Champions Play-offs, waarin Club Brugge thuis grote rivaal Anderlecht ontvangt, doorkruisen we de wijk. De schriele wind krijgt het bruisende lentezonnetje niet weggeblazen. Spelende kinderen op straat. In de verte het gejoel van Clubfans die, ondanks de coronamaatregelen, hun sjaals en Bengaals vuur nog eens van zolder haalden om de spelersbus op te wachten aan De Platse. Het pleintje pal voor de Sint-Andrieskerk is traditioneel dé verzamelplek van de diehardfans van Club, bij elke titelviering of elke belangrijke wedstrijd is het hier dat uitzinnige feesttaferelen ontstaan.

Op enkele honderden meters van het Jan Breydelstadion liggen de terreinen van vierdeprovincialer Eendracht Brugge. Hier komt menig buurtbewoner een balletje trappen.
Op enkele honderden meters van het Jan Breydelstadion liggen de terreinen van vierdeprovincialer Eendracht Brugge. Hier komt menig buurtbewoner een balletje trappen.© MATTHIAS STOCKMANS

Ook nu, in tijden zonder publiek in het stadion, doen voetzoekers daar hun knallende werk en fluiten Bengaalse vuurpijlen je langs de oren. Er klinkt, verspreid over Sint-Andries, hondengeblaf: verontruste huisdieren in de tuin, ook dat hoort bij het vaste ritueel op wedstrijddagen. De doorsnee-inwoner van Sint-Andries kijkt er allang niet meer van op, integendeel, hij geniet!

Daniel Maertens staat vanuit zijn portiek geamuseerd te kijken naar het animo in de Koning Leopold III-laan. Zijn woonst ligt vlak aan de hoofdingang naar het Jan Breydelstadion en net om de hoek van De Platse. Daniel, een ex-studiemeester – of ‘schoolflik’, zoals hij het zelf graag noemt – woont hier al ruim twintig jaar. En nog steeds met veel plezier. ‘Natuurlijk!’, zegt hij ferm. ‘Het voetbal laat mij toe om vanuit mijn deur mijn favoriete hobby te beoefenen: mensen kijken. Je ziet hier op wedstrijddagen alles passeren. Het leukst zijn de jonge vaders met hun in voetbalplunje uitgedoste kinderen. Uiteraard zitten er soms wat meer schimmige figuren tussen, maar al bij al heb je daar weinig last van. Het is vooral na de wedstrijd, wanneer er iets te veel drank in de man zit, dat het ambetant kan worden. Vooraf zijn de meesten te gehaast om op tijd in het stadion te geraken.’

Daniel Maertens woont met plezier vlak naast het stadion: 'Ik kan vanuit mijn deur mijn favoriete hobby uitoefenen: mensen kijken.'
Daniel Maertens woont met plezier vlak naast het stadion: ‘Ik kan vanuit mijn deur mijn favoriete hobby uitoefenen: mensen kijken.’© MATTHIAS STOCKMANS

We polsen hem – hoe kan het anders – naar de plannen voor een nieuw stadion. Groter maar, zo wordt beloofd, ook groener. Daniel haalt zijn schouders op: ‘Laat maar komen. De plannen zien er mooi uit, al is het natuurlijk altijd afwachten wat het in de praktijk brengt, vooral inzake mobiliteit. Ik kan niet begrijpen dat mensen hierover klagen. Dat is zoals de mensen die in Zaventem gaan wonen: die weten toch ook dat daar een luchthaven ligt?’

Als Brugge maar wint

Eenzelfde geluid bij de andere bewoners die we tegenkomen. Jong en oud. Een vader en zijn zoon komen uit het park van Koude Keuken gewandeld, de Chiro zit er net op. Vaderlief heeft weinig met voetbal, maar zoonlief is grote Clubfan. ‘Buiten wat parkeermoeilijkheden bij belangrijke wedstrijden hebben wij er geen last van,’ zegt de papa, ‘maar ik kan me inbeelden dat bewoners in de straten vlak bij het stadion meer last ondervinden van vandalisme of afgezette wegen. Van mij mogen Club en Cercle hier gerust blijven, ze moeten toch érgens naartoe, hè, bovendien heeft die soap al lang geduurd. Het wordt stilaan een grap.’

Aan de velden van Eendracht Brugge botsen we tegen Shairaz aan, een Nederlandse dertiger die net een balletje is gaan trappen met een kameraad. Hij loopt met de bal aan de voet door de straat, gehuld in een trainingstenue van Ajax Amsterdam. Een gewaagde keuze hier, merken we op. Shairaz lacht: ‘Valt wel mee, ik heb er maar één keer commentaar op gekregen, toen ik enkele jaren geleden zo de frituur binnenstapte. Tegenwoordig valt het mee, er spelen veel Nederlanders bij Club, hè. ‘

Hij woont nu drie jaar in Sint-Andries met zijn zoon en vrouw. Hij vindt het wel iets hebben om zo vlak bij een befaamd stadion te wonen. ‘Het zorgt voor sfeer en beleving in de buurt. En het is charmant dat een topclub midden in een volkswijk voetbalt, zoals in Engeland. Ik hou van dat soort charme en traditie in het voetbal.’

Een oud koppeltje dat we enkele minuten later aanspreken, denkt er net zo over: ‘Wij hebben weinig met voetbal, maar dankzij Club en Cercle valt er hier in de weekends nog iets te zien, want tijdens de week is het héél rustig.’ Hun voorkeur gaat uit naar Club, althans toch als de derby tegen Cercle op het programma staat. Los daarvan zijn ze sowieso voor beide ploegen, zolang er maar eentje van Brugge wint. En als Club straks de titel pakt … ja, dan gaan ze toch even de sfeer opsnuiven aan het stadion, geven ze nog mee.

De enige negatieve klank die we horen, is die van een gepensioneerde dame die er enkele jaren geleden is komen wonen. Ze wijst vooral op de geluidsoverlast – ‘Die helikopters, meneer!’ – en het vandalisme – ‘Ik ken verschillende vrienden die bij elke match vuil in hun tuin aantreffen of bij wie de haag vernield werd.’ Bovendien, zo stipt ze aan, is de problematiek tegenwoordig toegenomen aangezien er niet enkel meer op zondag of zaterdag gevoetbald wordt. ‘Ze spelen nu zelfs op maandagen of Europees op dinsdag en woensdag. Zo heb je de hele week hinder. Op wedstrijddagen kunnen wij onze straat niet in of uit.’

Haar vriendin op het bankje luistert aandachtig en haalt dan eens de schouders op. ‘Ach, zo erg is dat toch niet? Jij bent veel te gevoelig aan dat soort zaken. Ik stoor mij daar niet aan, ik woon hier al heel mijn leven. En ik hou van voetbal. Vroeger zat ik zelf vaak in het stadion. Voor mijn schoonbroer, Gilbert Baillu, hij speelde zowel bij Cercle als Club in de eerste ploeg. Ik wil hier nooit weg: je hebt groen, je zit kort bij het centrum, kort bij de autosnelwegen en met alle voorzieningen in de buurt.’

Wat met Cercle?

Tot zover het sfeergedeelte. Want topvoetbal is natuurlijk ook keiharde business. Niet voor niets halen Bart Verhaeghe en het Clubbestuur alles uit de kast om de buurtbewoners te overtuigen niet langer protest uit te brengen tegen de plannen voor een nieuw stadion. Onlangs organiseerden ze al hun derde online-informatiemoment. Op 19 mei wordt het openbaar onderzoek afgerond. Een cruciale datum, nieuw uitstel is immers nefast in de uitbouw van Club Brugge.

Maar dan moet in de eerste plaats een oplossing gevonden worden voor Cercle, want het is vooral langs die kant dat protestacties opgezet worden. Jean-Marie De Plancke is Cerclesupporter, woont pal aan het stadion en is voor de Open VLD al sinds 2000 gemeenteraadslid in Brugge. Hij onderschrijft die these: ‘Ik heb zelf niets tegen een nieuw en groter stadion voor Club, ook al komt dat dan tot vlak aan mijn tuin, en hetzelfde geldt voor het merendeel van de gemeenteraadsleden. Maar dan is het belangrijk dat Cercle ook een nieuw onderkomen vindt. Een vernieuwd en kleiner Jan Breydel voor Cercle naast een nieuw stadion van Club is geen optie, wegens te druk. Het meest concreet is een nieuw stadion aan de Blauwe Toren. Ik denk dat het voor de meeste Cerclefans weinig uitmaakt of ze vanuit Assebroek naar hier of naar de Blauwe Toren ( een industrieterrein in Sint-Pieters, een wijk ten noorden van Brugge, nvdr) moeten fietsen. Maar ook tegen die plannen is er protest – het gevolg van een persoonlijke vete binnen het stadsbestuur, niet meer of minder. Zolang dat niet in orde geraakt, vrees ik protesten tegen de plannen van Club.’

Zelf ziet hij vooral de voordelen van topvoetbal in de wijk. ‘Aan mijn deur passeren de spelersbussen en supportersbussen. Bezoekende supporters die hun broek afsteken naar de omstaanders, ik vind dat geestig’, lacht hij. ‘Of de bezoekende ploeg die met een bus vol beteuterde gezichten terug huiswaarts keert.’ Aangezien hij, zoals de meeste mensen langs deze kant van het stadion, over een oprit beschikt, ondervindt hij ook weinig last van de parkeerproblematiek. Het grootste nadeel is eens een verdwaald pak friet in zijn haag of een gestolen fietsrek dat plots in zijn tuin staat. Voor dat soort klein vandalisme bestaat echter een steunfonds van de stad Brugge, waar mensen die in de buurt van Olympia wonen kosten gerelateerd aan het voetbal kunnen verhalen, stipt De Plancke aan.

Een nadeel van topvoetbal in de wijk: achtergelaten afval. In coronatijden wordt er toch afgesproken op verdoken parkings in de buurt van het stadion.
Een nadeel van topvoetbal in de wijk: achtergelaten afval. In coronatijden wordt er toch afgesproken op verdoken parkings in de buurt van het stadion.© MATTHIAS STOCKMANS

Sporzacommentator Johan De Caluwé woont in dezelfde buurt, al meer dan dertig jaar ondertussen. ‘Dit is de goede kant, de zwembadkant’, verduidelijkt hij. ‘Hier is het rustiger dan de andere kant van het stadion, waar je De Platse hebt en een aantal gereputeerde supporterscafés, zoals Den Comptoir of verder op de Gistelse Steenweg ’t Putje. Al heb je daar ook bewoners die net genieten van die sfeer daar. Zoals muziekproducer Jean Blaute, die geregeld een koffietje gaat drinken op De Platse. Andere bekende inwoners van Sint-Andries zijn Marc Degryse, Luc Van Lierde, Kristof Arys en Franky Van der Elst, zij wonen allen aan de rustige kant.’

De aanwezigheid van voetbalgrond Olympia maakt deze deelgemeente toch een beetje speciaal, vindt de Sporzaman. ‘Toen mijn vrouw en ik hier destijds kwamen kijken naar een bouwgrond, was dat bij valavond. Het eerste wat ik opmerkte, waren de lichtmasten van het voetbalveld, toen nog aan De Klokke. Dat had iets magisch. Ik zei meteen tegen mijn vrouw: hier wil ik wonen!’, lacht hij.

Luchtfoto van het Jan Breydelstadion, centraal gelegen in Sint-Andries.
Luchtfoto van het Jan Breydelstadion, centraal gelegen in Sint-Andries.© MATTHIAS STOCKMANS

Olympia, een lange voetbaltraditie in Sint-Andries

Club Brugge en Cercle Brugge spelen sinds het seizoen 1975/76 in het Jan Breydelstadion – tot 1998 heette dat nog het Olympiastadion. Cercle Brugge speelde daarvoor in het Edgard De Smedtstadion, tussen de Torhoutse Steenweg en de Magdalenastraat. Club had zijn thuisbasis in het Albert Dyserynckstadion, beter gekend als De Klokke. Financiële problemen bij beide clubs noopten tot een gezamenlijke oplossing. Onder impuls van toenmalige burgemeester Michel Vanmaele verrees het Olympiastadion, eigendom van de stad Brugge en door Cercle en Club gehuurd. Blauw-zwart kreeg de zijde links van de hoofdingang toegewezen, groen-zwart rechts ervan. Volgens diezelfde redenering kreeg de spionkop van Club zijn plaats in de tribune aan de kant van de kerk en het kerkhof van Sint-Andries, die van Cercle in de tribune aan de kant van het Olympiabad.

In 2000, naar aanleiding van het EK in België en Nederland, kreeg het stadion een grondige facelift en werd het uitgebreid naar bijna 30.000 plaatsen. Maar ondertussen zijn we weer twintig jaar verder en oogt Jan Breydel steeds bouwvalliger. Voor de ambitieuze Clubvoorzitter Bart Verhaeghe het sein om vol voor een nieuw project te gaan: een gloednieuw stadion op dezelfde site, met plaats voor 40.000 supporters en volledig in eigen beheer. Zonder buur Cercle ook. Maar waar moeten zij dan naartoe?

Meer info over de bouwplannen van Club Brugge vind je op https://stadion.clubbrugge.be

'Dankzij het voetbal valt hier nog iets te beleven'
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content