Mental coaching : volgens sommigen hol gezwans, volgens anderen houvast en stimulans. Maar wat houdt mental coaching eigenlijk in ? Twee hersentrainers over voetbal zoals je het ook kan denken.

Dat Bayern München de eerste plaats verder weg zag glijden en door Alemannia Aachen, een tweedeklasser, uit de beker werd gespeeld, heeft de entourage knorrig gemaakt. Trainer OttmarHitzfeld was dan ook nieuwe ideeën genegen om zijn ploeg weer vlot te trekken, liet hij de Duitse pers noteren. “Hulp van een psycholoog zou zeker niet slecht zijn. Maar û en dat is niet makkelijk û je moet de juiste man vinden, iemand die zeer loyaal is, teruggetrokken werkt en niet te veel met de pers praat.” Dan, zegt Hitzfeld, die eerder international SebastianDeisler naar een psychiater zag grijpen, is hij ervan overtuigd dat een speler tien tot twintig procent beter kan worden. En hij weet waarover hij het heeft : dertig jaar geleden schreef hij er een studiewerk over en maakte hij als speler al gebruik van een persoonlijke mental coach.

Maar Hitzfeld is lang niet de enige die er open voor staat. Net als Sven-GöranEriksson, de Zweedse bondscoach van Engeland, werkt ook SefVergoossen sinds dit seizoen bij Genk op structurele basis met een mental coach. Een unicum in België. “Het plezantste voor een sportpsycholoog”, zegt BertDeCuyper, gezeten in een cafetaria van het Leuvens Sportkot, “is werken met een trainer die zo sterk staat wat betreft zijn technische en tactische competenties, dat hij een voedingsdeskundige, een looptrainer of een andere specialist erbij kán hebben. Maar hoe komt het toch dat ik dikwijls de indruk krijg dat voetbalcoaches mentale begeleiding zien als hún terrein en schrik hebben dat iemand dat zou komen innemen ?”

Bert De Cuyper is doctor in de psychologie en als praktijklector verbonden aan het Departement Sport- en Bewegingswetenschappen van de KU Leuven. Hij werkt voor de topsportscholen van de Vlaamse Volleybal Bond en van de Vlaamse Tafeltennis Liga en voor de Vlaamse Triatlon Federatie, onder meer als mental coach van de triatleten RutgerBeke en Kathleen Smet. Op basis van zijn ervaringen met sporters en trainers schreef hij over toegepaste sportpsychologie Zwijgen of spreken ? Goud of zilver ?, over communicatievaardigheden in de sport, en Zweep of achillespees ?, over emotiemanagement bij competitiesporters.

“Ik maak mij er niet druk meer om,” zegt hij, “maar als je naar topniveau mikt, begrijp ik niet dat daar niet méér in geïnvesteerd wordt. Ik kan begrijpen dat een trainer permanent een kinesist langs de lijn wil, want als er iets gebeurt, kan zijn aanwezigheid twee weken revalidatie schelen. Maar voor het werk als klinisch psycholoog geldt net hetzelfde. Essentieel voor het welslagen van sportpsychologen is wel dat ze op het juiste moment komen. Mij moet je er niet bijhalen als de sfeer totaal verziekt is, om dan een sessie te houden in een groep waar niemand ervaring heeft met groepsoverleg. Bovendien zit iedereen daar dan met geslepen messen of met als enige bekommernis het eigen vel te redden. Als er alleen maar vergaderd wordt op het moment dat er grieven moeten worden geuit, denkt iedereen meteen dat het crisis is als er eens gepraat wordt.”

Observatie vooraf is een belangrijke basis, aldus De Cuyper. “Daarom is het interessant dat een mental coach zoveel mogelijk bij de groep kan zijn. Kijk, er zijn trainers met heel veel mensenkennis, maar ook veel die zeggen dat ze mensenkennis hebben, maar wel alle spelers op dezelfde manier aanpakken. Om spelers specifiek te kunnen motiveren is het voor een trainer enorm belangrijk om te weten waar de gevoeligheden van zijn spelers liggen. De kunst van een goeie trainer is daarom in de buurt van je groep zijn en weten wat er leeft, máár : zwijgen. Dan kan je voor een wedstrijd de beste speech geven, door in te spelen op wat je de voorbije dagen hebt opgevangen. In plaats van achter je bureau ingewikkelde analyses te maken op grond van vermoedelijke opstellingen van de tegenstander, die na drie minuten anders blijken te zijn.”

De donderdag dat Hitzfeld zich als klarer Anhänger geoutet hat, legt LouisCauffman in de Nitto-loge van Genk zijn bril voor zich. Cauffman, een klinisch psycholoog, richtte met de Korzybski Foundation een internationaal trainingsinstituut op voor oplossingsgericht management en coa- ching, met vertakkingen in België, Frankrijk en Nederland. Hij schreef er een boek over en was onder andere ook bezig met hypnotherapie. De voorbije twintig jaar stond hij ook topsporters, waaronder voetballers, bij. Sinds dit seizoen is hij mental coach bij Racing Genk.

“Als je ergens nieuw bent,” zegt hij, “als het bovendien om een totaal nieuwe functie gaat en dan ook nog om zoiets esoterisch als een mental coach, dan is het van heel groot belang om vanaf het begin twee dingen te doen : voorzichtig aan te schuiven bij trainers, club en spelers, én onmiddellijk gas te geven op het individuele niveau. Mijn mandaat stond bij het begin van het seizoen niet ter discussie omdat het voorwerk met de voorzitter en de rest gedaan was. Een mental coach die ingehaald wordt door één persoon, zonder die functie accepteerbaar te maken voor alle betrokkenen, is immers dodelijk.

“Ik ben ook onmiddellijk individuele gesprekken beginnen te voeren met de spelers. Dat heeft zijn tijd nodig, want die jongens leven in hun eigen wereld. Dus het is heel normaal dat ze aanvankelijk denken : wat moeten we met die rare snuiter ? Daarom heb ik vooral uitgelegd wat mental coaching niét is. Want er zijn twee grote vooroordelen. Eén, de verkeerde gedachte dat je als topsporter van nature demental moet hebben. Twee, het idee van : oei, ik ben toch geen probleemgeval, dat er hier een mental coach met mij moet spreken ? Maar dat terrein is ondertussen optimaal geëffend. Vandaag komen spelers mij zelf vragen of ik effe tijd heb voor hen.”

De klinisch psycholoog, zegt Bert De Cuyper, kan educatief en klinisch werken. “Educatief is het aanleren van vaardigheden die interessant zijn voor een sporter : bijvoorbeeld concentratie bij een vrije trap.”

Het klinisch werk behelst meer de actieve begeleiding van probleemsituaties. “Bijvoorbeeld : relatieproblemen, depressie bij blessures, eetstoornissen of alcoholverslaving. Waarom zouden zulke zaken niet voorkomen bij sporters ? Ze kunnen bovendien grote gevolgen hebben voor hun prestaties. In veel landen is dat klinische en educatieve zelfs verdeeld over twee mensen. In Amerika bijvoorbeeld kan het perfect dat iemand die niet van een blessure af raakt, twee psychologen heeft : een om de depressieve gevoelens te bestrijden en een om afleidingsvaardigheden aan te leren om beter met de pijn om te gaan.”

Wat doet Louis Cauffman aan educatief en klinisch werk bij Genk ? Cauffman : “In voetbal gaat het om de F-T-T-M-cirkel : fysiek, tactiek, techniek en het mentale. Met de eerste drie bemoei ik me niet, daar hebben we een uitstekende technische en medische staf voor. Het mentale aspect, zowel cognitief als emotioneel, dát is mijn professionele werkveld. De hersenen zijn immers onze belangrijkste spier (lacht). Het is mijn taak om de spelers die mentale technieken aan te leren, waardoor ze het onderste uit hun voetbalmogelijkheden kunnen halen. Mental coaching is geen wondermiddel, maar een hulpmiddel. Op wetenschappelijke leest geschoeid, geen goeroe-achtig gepezewever.

“Wat heel nuttig is, zijn bijvoorbeeld ademhalingstechnieken. Op oefenkamp was een van de jongens mij opgevallen. Ik zeg aan de trainersstaf : die loopt verkeerd te ademen, te hyperventileren zelfs. Ik heb hem toen een aantal ademhalingstechnieken geleerd en op dit moment is dat volledig geautomatiseerd. Hij is daar happy mee, fysiek sterker, alerter. Zo heb ik ook thema’s aangesneden als stress management, angermanagement, methodes om tezelfdertijd te relaxeren en te concentreren, de focus te behouden.

“Als we de voetbalcijfers nagaan, gemeten over dertig jaar, leer je dat een kwart van de wedstrijden beslist wordt op stilstaande fasen. Dan weet je dat daar een extra mogelijkheid ligt om met mentale technieken op in te spelen. Amerikaans onderzoek wijst uit dat het onderscheid tussen olympische en niet-olympische sporters in Amerika onder andere ligt in de mate waarin ze in staat zijn te visualiseren en beelden en gevoelens weer op te roepen. Ik leer diegenen die vrije schoppen nemen het volgende protocol : bij de voorbereiding van de stilstaande fase gebruiken ze buikademhaling zodat de hartslag snel naar beneden gaat. Je krijgt dan een betere zuurstofverspreiding in de hersenen en je wordt cognitief een stuk helderder. Vervolgens lezen ze de spelsituatie en kiezen ze waar en hoe ze de bal willen plaatsen.

“Daarbovenop pas je de visualisatietechniek toe. Concreet kan je het doelvlak in je hoofd verkleinen tot twee keer de bal, de bal naar dat doelvlak laten gaan û bij Kpaka moeten de netten wapperen in zijn hoofd, bij Vandenbergh moet de bal net over de lijn gaan û en terugkeren. De imaginatie van de volledige beweging terwijl ze buikademhaling staan te doen, dan op een bepaald moment alleen nog de bal zien en quasi blind schoppen. Een paar weken geleden waren we vrije schoppen voor het muurtje aan het trainen en Cédric(Roussel, nvdr) zegt ineens : visualisation ! Ik dacht : is hij nu met mij aan het lachen ? Maar ik zie hem gewoon doen wat ik hem geleerd had. En hij draait die bal binnen. Mais efin, c’est pas possible, ça ? ! Nóg eens heeft hij het daarna gedaan. Daar praten ze dan onder elkaar over. Dan is het niet meer óver het voetbal spreken, maar úit het voetbal spreken.”

Wil het werk van een psycholoog effectief zijn, benadrukt Bert De Cuyper, moet er binnen het team wel rolduidelijkheid en rolacceptatie zijn. “Spelers opdelen in waterdragers en vedetten is mij niet uniek genoeg. Ieder mens wil toch iets eigens bijbrengen aan een team. Als je daar moeite voor doet, vínd je die dingen. Als psycholoog kijk je ook naar andere dingen dan een trainer. Hoe reageert die als een ploegmaat een kans mist ? Of als er iets leuks gebeurt ? Een psycholoog kan gedragingen opmerken waar een trainer niet spontaan naar kijkt. Als een van de vedetten twee keer zijn kop laat hangen als hij twee kansen mist, ziet een psycholoog misschien dat een zogenaamde waterdrager juist degene is die hem op een dood moment gaat oppeppen.

“Wat ik daarmee wil zeggen, is dat je ertoe moet komen dat je spelers een rol geeft die voor hen uitdagend is en die ze niet alleen zelf, maar ook van elkaar accepteren. Broos zei in zijn beginjaar over Aruna dat het ongelooflijk was dat er een aantal liepen te sakkeren als hij de bal verloor. Terwijl dat er voor iemand die zo dribbelt bij hoort. Die acceptatie is een teamgebeuren, dus het moet voor Aruna duidelijk zijn dat anderen niet zullen beginnen te sakkeren als zijn eerste twee dribbels vroegtijdig afgebroken worden. Dat zijn heel belangrijke thema’s, overleg daar open over. Wat zie ik, trainer, als jouw rol ? Accepteer je die en accepteren jullie dat van elkaar ?

“Wat daarin enorm boeiend is, is de groepsdynamiek. In de regel heeft iedereen in een team er baat bij te winnen en moet iedereen hetzelfde doel nastreven. Maar soms krijg je wat ze in het Engels socialloafing noemen : het zich wegsteken in de groep. Het fenomeen dat één plus één kleiner is dan twee, dat het groepsresultaat minder is dan wat je op basis van de som van de individuele inbreng zou verwachten. Ik heb nog gehoord dat Brugge kampioen werd omdat het zogezegd een surplus had aan teamspirit, terwijl Anderlecht eigenlijk meer getalenteerde spelers had (lacht). Uit onderzoek blijkt echter heel duidelijk dat het maximum van een groep is, dat iedereen op zijn maximum presteert. Met andere woorden : als elk individu brengt wat hij kan, is dat het maximum van de groep. Er is nooit iets extra’s.

“Het enige waardoor een ploeg met meer talent kan verliezen van een met minder, is doordat ze een deel van dat talent ongebruikt laat en onder haar maximum presteert. Je kan niet boven jezelf uitgroeien : iemand kan nooit iets doen wat hij niet kan. Je kan alleen ónder je mogelijkheden blijven. Als je, zoals Boskamp vroeger, zegt dat je waterdragers en vedetten hebt in een ploeg, krijg je het gevaar dat die waterdrager redeneert : als we winnen, ligt het altijd aan die vedetten – en zelf afglijdt naar een niveau onder zijn mogelijkheden.

“Daarom moet je ook in een teamsport individuele doelen stellen, die meetbaar zijn. Ik wil dat je tegen de winterstop vier kilo minder weegt ; ik wil je in die wedstrijd geen meter van je tegenstander zien wijken en Jules, de geblesseerde bankzitter, zal chronometreren telkens als je dat wél doet. In welke mate, los van het teamresultaat, elke individuele speler zijn doelstelling heeft gehaald, dáárop moet nadien in de bespreking teruggekomen worden. Dat verhindert dat iemand zich wegsteekt. Tenminste, als het een doelstelling is in functie van de ploeg en op maat van de speler. Simpel, maar moeilijk hoor, om juiste doelstellingen te formuleren. In het voetbal is het iets waar geen traditie in zit.”

Louis Cauffman heeft het thema bij Genk al aangesneden, zegt hij. “We hebben naast de individuele begeleiding ook heel wat werk aan het team als geheel gedaan : hoe ga je met elkaar om, hoe spreek je met elkaar, hoe overleg je op en naast het veld ? Dat heb ik totnogtoe, in volle samenspraak met de technische staf, al een aantal keren in een groepsgesprek behandeld.”

Na een paar maanden en tegenvallend voetbal twijfelt Genk aan het rendement van de investering die het in zijn mental coach deed. Het zal aan het eind van de competitie evalueren of ermee wordt doorgegaan. “Er zullen altijd mensen zijn die het zever vinden en denken dat spelers maar vanzelf karakter moeten tonen,” zegt Louis Cauffman, “maar dat zijn meestal wel dezelfde mensen die ook zeggen dat het niet goed zat tussen de oren.”

Bayern München heeft ondertussen OliverKahn zien blunderen tegen Real Madrid : een vrije trap van RobertoCarlos ging knullig onder hem door. “Die bal”, verklaarde de doelman achteraf in Bild, “had ik nochtans zelfs zonder armen en benen moeten stoppen.” Waarom deed hij dat dan niet ? !, schrijft het boulevardblad er cynisch achter.

door Raoul De Groote

‘De hersenen zijn onze belangrijkste spier.’ (Louis Cauffman)

‘Mij moet je er niet bij halen als de sfeer totaal verziekt is.’ (Bert De Cuyper)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content