Afspreken met Danny Boffin gebeurt in het Grand Café van Stayen, zijn Stayen. Waar de geboren en getogen Truienaar in 1984 doorbrak als profvoetballer. Hij zou er later in zijn carrière nog twee keer terugkeren: als grote patron van 2000 tot 2003 en van 2012 tot 2013 als achtereenvolgens T2/scout/jeugdtrainer. ‘Tot Yannick Ferrera kwam’, preciseert hij. ‘Ik weet niet of het zijn initiatief was, maar ik zakte telkens een trede, tot ik het welletjes vond. Ik neem de club niets kwalijk, ik kom hier nog altijd graag.’

Het is de rode draad doorheen zijn carrière, oordeelt de nu 50-jarige Boffin: ‘Ik was veel te braaf. Bestuurders, trainers, ploegmaats: ze konden met mij doen wat ze wilden, ik zei toch altijd ja. Ik kan begrijpen dat veel clubs mij graag lang hielden.’

Voor iemand die tot zijn 39e voetbalde, heeft Boffin inderdaad weinig clubs versleten. Vier jaar Club Luik, zes jaar Anderlecht, drie en een half jaar FC Metz in de Ligue 1, drie en een half jaar STVV en dan in 2004 nog een half seizoentje Standard om af te sluiten. Een einde in mineur, vindt hij. ‘Ik kwam in de winterstop en met de trainer, Dominique D’Onofrio, was afgesproken dat ik, door een gebrek aan matchritme, geleidelijk aan gebracht zou worden. Door een blessure van Almani Moreira moest ik plots toch spelen. De ploeg presteerde rotslecht en het bleek meteen einde verhaal voor mij. Jammer. Was ik bij STVV gebleven, speelde ik wellicht tot na mijn veertigste.’

Tegenwoordig draaft Boffin nog op bij de veteranen van Zoutleeuw en in een zaalvoetbalploegje met Stijn Stijnen. De kost verdienen doet hij als spelersmakelaar. Onlangs volgde hij in Senegal de Afrika Cup voor U23. Boffin is enthousiast: ‘Het was mijn eerste kennismaking met Afrika. Iedereen is er zo vriendelijk, zelfs al verdienen ze maar 50 euro per maand. Wat een verschil met België, waar ze je soms straal negeren. Je bent hier snel vergeten. Ik wilde als trainer aan de slag in de lagere reeksen, maar kreeg nergens een kans.’

‘Ik heb in Senegal een pak talenten gezien. Ook in de lokale competities en jeugdtoernooien. Ik probeer enkelen van hen nu in België te krijgen.’ De naam Boffin helpt daarbij. ‘Er zijn veel Franse trainers actief in Senegal en in die drie jaar bij FC Metz heb ik toch een naam gemaakt in de Ligue 1’, aldus Boffin.

Bij FC Metz floreerde hij aan de zijde van de jonge Robert Pirès. ‘Ik beleefde er op mijn 32e een tweede carrière. De toenmalige trainer, Joël Muller, zette mij op de tien. We werden vicekampioen en bereikten de bekerfinale. Marseille en PSG wilden me inlijven, maar ik mocht niet weg van Metz. Soms vraag ik me nog af wat voor carrière ik gemaakt zou hebben indien ik vroeger op die tienpositie had mogen evolueren.’

Het is in die periode dat Georges Leekens hem ook heropviste bij de Rode Duivels. In totaal maakte Boffin drie WK’s mee: 1994 (VS), 1998 (Frankrijk) en 2002 (Zuid-Korea en Japan). Hij speelde 53 interlands. En dat voor iemand die, naar eigen zeggen, altijd moest knokken voor erkenning. Boffin: ‘Toen ik als jongeling niet wilde bijtekenen bij STVV zeiden ze dat ik nergens anders aan de bak zou komen, dus wilde ik me bij Club Luik bewijzen. Toen ik van Luik naar Anderlecht vertrok, hoorde ik hetzelfde liedje: ik zou er enkel maar de bank warm houden. Ik wilde altijd het ongelijk van de criticasters tonen.’

Bij paars-wit behaalde hij zijn grootste successen: drie landstitels, één beker en twee supercups. Plus een lange lijst Champions Leagueduels. ‘Mijn mooiste herinnering is de 2-0-zege tegen PSV Eindhoven (6 november 1991, nvdr), waardoor we ons kwalificeerden voor de CL. Ik scoorde de bevrijdende tweede, een goal van 100 miljoen frank, werd gezegd.’

‘Die internationale matchen waren de mooiste. Ik stond tegenover grote namen als Zinédine Zidane, Franco Baresi en Lilian Thuram. Thuram was de moeilijkste tegenstander: even snel als ik, sterk, intelligent.’ Van veel van die vedetten vroeg hij het truitje. ‘En van Luc Nilis. Omdat ik zo veel respect voor hem koester. Een fabelachtige traptechniek. Hij hoort in dat rijtje toppers thuis.’

DOOR MATTHIAS STOCKMANS

‘Lilian Thuram was de moeilijkste tegenstander: hij was even snel als ik.’ DANNY BOFFIN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content