Jan Ceulemans staat met Club Brugge voor de start van de tweede ronde. ‘Ik ben er honderd procent van overtuigd dat we beter gaan voetballen.’

J an Ceulemans begint straks met Club Brugge aan de tweede helft van de competitie. Na zijn eerste heenronde bij een topclub staat zijn ploeg ondanks een vaak opduikend gebrek aan fraai voetbal wel in de top en zorgen de geblesseerden die langzaam herstellen voor betere perspectieven. De trainer heeft er net een deugddoende sauna op zitten als hij na de winterstage en een eerste trainingsweek in Brugge aanschuift in het spelershome van Club.

Het was, zei je eerder al, een goede winterstage. Waarom ?

Jan Ceulemans : “Voor mij was het belangrijkste dat de geblesseerden – De Cock, Ishiaku, Klukowski, Valgaeren, Blondel,… – terug konden komen en alles konden meedoen. Dat was het positieve eraan. Maar vandaag kregen we weer tegenslag omdat Joos ( Valgaeren, nvdr) wat vocht kreeg en Blondel zijn enkel helemaal omsloeg na een tackle. Dat zijn er weer twee die er een tijdje uit liggen. Maar we hebben ginder ook een week aan de conditie kunnen werken en de rust was na een periode van weekend- en midweekvoetbal wel eens nodig.”

Wat zullen de spelers die je recupereert straks veranderen voor Club Brugge ?

“Om alleen nog maar Klukowski te noemen : ik denk dat we die het meest hebben gemist. Hij was goed bezig, kon aanvallend iets bijbrengen, maar hij heeft maar zes wedstrijden gespeeld. Maar ik weet ook dat je na zo’n periode niet van vandaag op morgen weer je niveau haalt. Dus dat blijft een klein beetje een vraagteken. Maar in elk geval : ze zijn aan het terugkomen, terwijl we voordien gewoon níét op hen konden rekenen. In mijn ogen zal er zo wat meer concurrentie kunnen komen en dat bepaalt mee het resultaat. Blessures, dat mág geen excuus zijn – toch niet voor een ploeg als Club Brugge. Maar als je er zeven, acht hebt, vind ik dat het wel mag. Vooral omdat er vrij veel spelers bij waren op wie je gerekend had, zoals Lange bijvoorbeeld. Allez, links achteraan. Klukowski valt uit, oké, een andere in zijn plaats. Vanaudenaerde. De Cock valt uit, Vanaudenaerde naar daar. Blondel op zijn plaats. Blondel valt uit. Wie hebben we daar dan gezet ? Gvozdenovic. Dat zijn vier spelers op één positie.”

Voor Marc Degryse mag het bij Club iets scherper, gezond agressiever, sneller in de omschakeling ook.

“Ik denk dat iedere ploeg dat wil. De ene keer lukt dat, de andere keer niet. Maar de basis van goed voetbal en resultaat is een vaste ploeg. Daar blijf ik bij. Daar zijn voorbeelden genoeg van : Standard heeft weinig moeten veranderen, Zulte Waregem ook niet, Westerlo ook niet. Dat is nu zo, dat was vijftig jaar geleden zo en binnen vijftig jaar zal dat nog zo zijn. Je kan wel zeggen dat je daar als Club Brugge boven moet kunnen staan, maar daar ben ik het maar gedeeltelijk mee eens. We zijn niet afgegaan in de Champions League en we spelen nog altijd mee voor de titel. Dat we uit de beker liggen, daar kan je over discussiëren. Maar er zijn voorbeelden genoeg van ploegen die problemen kregen tegen Zulte Waregem. Maar dat we beter moeten voetballen en meer druk moeten kunnen zetten, ontken ik niet. Als iedereen in orde is, kan dat.”

De woorden van Degryse gelden natuurlijk ook voor wie wel fit was.

“Mja, maar je moet appels met appels vergelijken en niet appels met peren. Vroeger speelde Club bijna constant met dezelfde ploeg, nu hebben we het tegen bijvoorbeeld Moeskroen maar met twee of drie spelers gedaan die vorig jaar ook meededen. Club was vroeger sterk, een blok, nu zitten we met andere types. Dat wordt, vind ik, nogal snel vergeten. Simons is geen Vermant en omgekeerd ; Vanderheyden is anders dan Klukowski en noem maar op. Die power van de jaren voordien ben je door omstandigheden kwijt. Lange voetbalde niet altijd goed, hoor ik hier altijd zeggen ; maar die stónd er. De overschakeling naar andere types moet op dit moment, hoor ik ook van anderen, iets te snel gebeuren. Kracht blijft altijd de basis, dat zie je in alle grote ploegen. Met voetballend vermogen alleen kan je nooit of nooit nog mee.”

Hoe ga je in de tweede ronde omgaan met Balaban en Portillo ?

“We weten dat Balaban ongelooflijk belangrijk kan zijn voor ons, maar we weten ook dat hij er veel gaat verliezen. Hij wil een actie maken en heeft een prachtige trap. Maar je moet met de ploeg rekening houden met zijn nadelen. Tot nu toe is het een voordeel geweest dat hij zijn goals maakt en er staat als het nodig is. De komende wedstrijden zullen uitwijzen of het dat blijft. Thuis, heb ik altijd gezegd, mag dat normaal geen probleem zijn. Op verplaatsing moeten we dat bekijken. Mana ( Manaseh Ishiaku, nvdr) die terugkomt, groot en sterk, is een alternatief. Onze manier van voetballen kan goed zijn als iedereen fit is en niveau haalt. Dan kunnen er deftige combinaties in zitten. Met een voorlijn Portillo, Balaban en pakweg Dufer kom je er niet. Het zijn mannen die een actie kunnen maken, maar niet constant die werkkracht hebben om hun verdedigende taak te doen.”

Waardoor jullie van achteren uit minder goed uitvoetballen.

“Door de omstandigheden hebben we daar inderdaad een beetje schrik van gekregen. Maar dat kan eruit gaan als het in de komende maanden eens gaat lukken. Wat iets te rap vergeten wordt, is dat we ook veel wedstrijden verdíénd gewonnen hebben. Dat het niet altijd goed was, daar ben ik het mee eens. Maar er is een verschil tussen niet goed en niet verdiend. Als we meer druk naar voren kunnen zetten en meer over de flanken komen, zullen we gevaarlijker worden en beter voetballen. Misschien geven we dan een goaltje meer weg, maar we zullen druk kunnen zetten, wat nu het grootste probleem was. Maar dat is logisch. Van Günther ( Vanaudenaerde, nvdr) kan je nog niet verwachten dat hij vijftien, twintig keer de cornervlag haalt in een wedstrijd. In het begin is dat wat zoeken en tasten en dan denk je dus – dat is normaal – als back iets meer aan verdedigen.”

Op het middenveld zag je vaak een gebrek aan loopvermogen.

“Ik denk dat het niet zozeer een gebrek aan loopvermogen was, maar een gebrek aan snelheid om op het gepaste moment diep te gaan. In het begin heeft Englebert gespeeld, maar hij heeft dan een wat mindere periode gekend en is uit de ploeg geraakt doordat Philippe ( Clement, nvdr) terugkwam.”

Je zei daarnet : het zal beter gaan omdat het ‘eens gaat lukken’. De vraag is : hoe wil je het doen lukken ?

“Met combinatievoetbal.”

Trond Sollied had daar duidelijke ideeën over en herhaalde op training vaste looplijnen om tot kansen te komen. Dat doe jij minder.

“Dat is juist, ja.”

Hoe vind jij dat een ploeg tot kansen moet komen ?

“Via de flanken. Ik heb de bal als rechtsback en ik speel een centrale speler aan, ik vraag hem terug, ik krijg hem terug, ik speel een spits aan, die kaatst terug… Dat zijn dingen die je bij de miniemen leert en bij Club Brugge mag je dat al eens herhalen, maar elke voetballer zou dat moeten weten.”

En dan krijg je de kritiek dat je het niet genoeg uitlegt.

“En alle omstandigheden in acht genomen toch maar drie punten achterstand : wat gaat dat geven als ik het volgend jaar wel ga uitleggen ( grijnst).”

Hoe zou je de methode-Ceulemans omschrijven ?

“Dat bestaat niet, methodes. In mijn ogen toch niet. Maar binnen drie jaar moet je dat nog maar eens vragen ( grijnst). Want je hebt, ik herhaal het, in alles je tijd nodig.”

Jullie missen in jouw manier van voetballen iemand met iets extra, een verrassing.

“Inderdaad.”

In welke zin zou Elrio Van Heerden dat kunnen invullen ?

“Dat moeten we nog afwachten, maar hij is een man met een actie, technisch sterk en redelijk snel. Club is al jaren collectief sterk geweest, met weinig spelers die met een individuele actie een wedstrijd konden beslissen. Nu kan dat wel, maar dat heeft dus tijd nodig.”

Wim De Coninck analyseerde dat Sven Vermant beter uit de verf komt als Kevin Roelandts speelt. Kan je je daar in vinden ?

“Amai, gaat de Wim straks nog iets van voetballen kennen ook ( grijnst) ? Ik heb daar nog niet zo’n zicht op, maar ik weet dat Kevin kwaliteiten heeft. Hij is technisch heel sterk, dat zag je in het bijzonder in de eerste helft tegen Moeskroen. De eerste helft was toen heel goed, de tweede ongelooflijk zwak. En toen stonden ze ook allebei in de ploeg. Dus je moet voorzichtig zijn met dat soort conclusies. Maar het zou kunnen dat het op termijn beter gaat klikken.”

Jason Vandelannoite is een andere jonge ontdekking.

Spilar verliezen was een spijtige zaak, dat zou een probleem kunnen zijn. Maar met Valgaeren hebben we een vervanger die door omstandigheden nog niet veel heeft kunnen spelen, en met Vandelannoite beschikken we over iemand die effenaf een talent is. Maar hij moet het zelf kunnen waarmaken. Voetballend heeft hij nog meer kwaliteiten. Achterin zijn hij en Birger Maertens de beste twee voetballers. Vandelannoite is jong, onervaren, maar als hij met zijn twee voeten op de grond kan blijven, beseft welke kansen hij krijgt, heeft hij de kwaliteiten om er te komen. Het zal alleen aan hem liggen. Het koppeke moet helder blijven. Want als je jong bent, is de wereld mooi, hé. Je moet het kunnen opbrengen. Birger is dit seizoen al veel gegroeid. Veel mensen hebben, denk ik, een verkeerd beeld van hem. Zuiver voetballend is dat een hele goeie. Hij moet alleen meer initiatief durven pakken zonder risico’s. Dat wil zeggen : bal aannemen aan de middenlijn, want we krijgen toch meestal de ruimte om van achteren uit op te komen. Dat moet meer gebeuren. Maar zulke dingen, de bal van achteren uit zo goed mogelijk naar voren brengen, dat vraagt ook tijd.”

Maar na de winterstop gelden er geen excuses meer, was een van je conclusies na de heenronde.

“Alleen mag niet gebeuren wat vandaag gebeurde : dat er weer twee uitvallen ( lacht). Ik weet dat we ons daarmee druk opleggen, maar dat mag. Want normaal moeten wij nu eigenlijk tien punten achterstaan met alles wat er gebeurd is. Ik vind dat er soms is overdreven en dat het allemaal niet zo slecht was als het werd voorgesteld. Dat bewijzen ook de resultaten. Maar ik herhaal het : iedereen wil mooier voetbal. Alleen : in 34 wedstrijden ga je er geen 25 keer overlopen. Dat wordt vaak vergeten. Zowel Anderlecht, Standard, Genk als wij zouden er gewoon moeten overlopen, maar die tijd is al lang voorbij, hé.”

Dit is je eerste halve seizoen bij een topclub : wat doet dat met je ?

“Ik ben, denk ik, op geen enkele manier veranderd. Naar de buitenwereld toe toch niet. Dat móéten geeft alleen een extra druk. Maar ik denk dat je nog altijd het best functioneert als je blijft wie je bent. Er wordt verwacht dat je constant resultaten haalt en goed voetbal brengt en je wordt elke dag gevolgd. Daar moet je je in het begin wat aan leren aanpassen. Het grote voordeel was dat ik de belangrijkste mensen – op de spelers na natuurlijk, want dat zijn de belangrijkste – allemaal kende en er nog mee gespeeld heb. Ik weet dat ik ze kan vertrouwen, dat is het belangrijkste. Je moet alleen beseffen waar je bent. Dat ze niet meer tevreden zullen zijn met goed voetbal en een gelijkspel. In Westerlo waren ze dan allemaal tevreden ; hier is niemand tevreden.”

Eerder gaf je aan : ‘Ik zit verveeld met de situatie en wat deze ploeg overkomt, doet mij pijn.’

“Natuurlijk, omdat dit mijn club is en ik er altijd mee bezig ben. Maar dat was bij mijn vorige ploegen ook zo, alleen stond dat toen niet zo in de schijnwerpers.”

Kortom, het oefenkamp was een welkome rustpauze.

“Neen, juist niet ( lachje). Van de achttiende december tot de tweede januari, dat was ideaal. Omdat je dan even van dat voetbal weg was. Want dat heb je nodig, dat geef ik toe.”

Hoe heb je je ontspannen ?

“Ik ben met mijn vrouw en kinderen een paar dagen aan de kust gebleven. Ik heb een appartement in Knokke, waar ik geregeld blijf, en ik rij af en toe over en weer naar Kessel. Het contact met thuis is iets intenser, in die zin dat ik daar met twee supporters van Club zit. In het bijzonder mijn oudste dochter, die hier geboren is. Daar wordt nu veel meer over gesproken dan vroeger. Maar het verschil voetbal en thuis zijn, dat heb ik vrij goed onder controle, zodat ik zorgen – mocht ik die hebben – niet mee naar huis neem. Dat zullen ze aan mij niet zien, ik kan dat dan even opzijschuiven. Wij zijn ook een familie die heel goed aan elkaar hangt. Mijn vrouw komt vaak naar hier, want ik zit niet graag alleen en ik ben graag thuis. Mijn vrouw en mijn kinderen rond mij, ik heb dat nodig. Daarom niet elke dag, maar toch vaak. En ik word oud : ik word er volgende maand 49 en ik denk niet dat ik tot mijn zestigste in dit vak ga blijven. Ik heb mezelf een doel gesteld en dan is het over.”

Succes.

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content