Gilbert Bodart keerde terug naar België om Beveren te redden, maar ook om zich over zijn toekomst te bezinnen. Een toekomst als trainer, of als makelaar ?

In de ruime voormalige receptieruimte liggen de spelers van Beveren languit in roze fauteuils. Het dagelijks leven is nog niet zo slecht bij een club die door financiële problemen in haar doen en laten wordt beperkt. Gilbert Bodart kaart duchtig mee met de Beverense anciens. Niet dat hij op die manier met zijn in Italië verdiende geld zijn ploegmaats sponsort. Neen, grijnst hij, zìj verliezen geld aan hem. Op de vraag wanneer hij zijn centen van zijn laatste club, het failliete Ravenna, hoopt te krijgen, is zijn antwoord : “Over een paar maanden”. Waarop een tafeltje verder een ploegmaat roept : “Hier nooit !” Hilariteit alom ! Zelfs al wordt het straks niets met Beveren, ze zullen er zich toch geamuseerd hebben.

Is het voor dit soort van grappen dat je naar België bent teruggekeerd, Gilbert ?

Gilbert Bodart : Ach, het is allemaal veel eenvoudiger dan jullie denken. Ik had gewoon weer zin om in België te voetballen. Ik wéét dat hier veel problemen geweest zijn, maar ik heb niet de indruk dat ze mij iets wijs maken als ze zeggen dat het straks beter wordt. Natuurlijk zet ik financieel en sportief een stap achteruit, maar ik had hier zin in. En ik doe altijd waar ik zin in heb.

Op Club Brugge verliezen jullie met 6-1, maar ben jij nog de man van de match. Dat laat weinig goeds vermoeden over de sterkte van jullie elftal.

Daarin vergis je je, want Beveren heeft goed gevoetbald in Brugge. Het had even goed 12-6 kunnen worden. Beveren heeft willen tonen hoe goed het wel kan voetballen in plaats van zich in het eigen strafschopgebied op te sluiten. Het probleem was dat we al heel snel een goal slikten, waardoor we onze tactiek niet meer konden aanhouden. Wat we uit dergelijke wedstrijden moeten leren, is dat realisme in ons spel moeten leggen en niet enkel aan het spektakel denken. Voor mij was Brugge een vriendenmatch : we moesten er geen punten halen, evenmin op Standard. Nu is de tijd van het experimenteren voorbij. Voor ons is de competitie na Brugge begonnen, tegen Aalst. Vergeet ook niet dat Brugge mijn eerste wedstrijd in maanden was. Het eerste kwartier was ik nog een beetje afwezig, maar gaandeweg voelde ik dat ik nog niets aan kwaliteit heb ingeboet.

Voor iemand die in Italië het belang van een goede organisatie heeft leren apprecieren, moet een wedstrijd als die op Brugge toch een gruwel zijn ?

Nee, omdat het doel anders is. Wij gaan hier niet voor een prijs, maar willen met een minimum aan ervaring een paar jonge spelers helpen vormen. Dat stimuleert me. Ik ben iemand die een uitdaging nodig heeft. Gewoon nog wat voor het geld gaan voetballen in Japan of de VS, zegt me niets. Hier amuseer ik me.

Tot een paar maanden geleden wilde je opnieuw in de Italiaanse Serie A aan de slag.

Ik was er ook een paar keer heel dicht bij. Eerst was er Chievo, het Cercle Brugge van Verona, dat voor het eerst in zijn bestaan naar de Serie A promoveerde. Ik hapte bijna toe, maar hield hen achteraf bekeken een beetje te lang aan het lijntje. Daarna kwam tweedeklasser Modena, en vervolgens Fiorentina. Ik ben naar hun trainingskamp gegaan, we hadden een voorlopig akkoord, tot hun technisch directeur opmerkte dat ze via Arsenal aan een gratis keeper konden geraken, Manninger, van wie Arsenal ook een deel van het salaris betaalde. Toen men mij vervolgens vroeg of ik niet een beetje wilde inleveren, heb ik in mijn hoofd een knop omgedraaid. Ook omdat mijn kinderen me al maanden de oren van het hoofd zeurden met de vraag wanneer we naar België terugkeerden. Toen besefte ik dat een terugkeer naar België misschien geen slechte oplossing was.

Heb je echt nog lang gehoopt op een nieuwe club in Italië ? Of zat je mentaal toch al niet vroeger met België in het achterhoofd ?

Goeie vraag. Telkens er een club informeerde, schoof ik de beslissing een week voor me uit, terwijl mijn vrouw en kinderen maar over België bleven praten. Twee maanden heb ik ze thuis aan het lijntje gehouden. Dat klinkt klef, maar mijn dochtertje is zeven, praat perfect Italiaans maar kan maar moeilijk Frans lezen en schrijven, waardoor ze hier een jaar achterop is geraakt terwijl ze in Italië negentig procent van de punten haalde. Dat doet me iets, hoor. In feite wachtte ik op een aanbieding van een Belgische club. Die kwam er pas met Beveren. Iedereen zegt : Beveren moet je dankbaar zijn, maar het omgekeerde geldt ook : ik moet Beveren dankbaar zijn.

Toen je in oktober vorig jaar naar Ravenna verhuisde en aan de Adriatische kust ging wonen, noemde je het er een klein paradijs. Is Beveren dan niet wat gewoontjes ?

Helemaal niet. ( Wijst op het spelershome) In Italië heeft geen enkele club iets als dit. Ik vind Beveren een goed georganiseerde club. Bij Brescia was er niets voorzien om ’s middags samen te eten. Iedereen ging eten waar hij wilde, thuis of op restaurant. Nooit hebben we samen een maaltijd genomen. Hier is het een beetje een familie. In vergelijking met Standard is er hier geen stress, toch niet voor de jonge spelers. Zij moeten zich amuseren, de stress is voor Gunther De Meyer en mij. Ik laad die met plezier op mijn rug, ik vind het fantastisch om onder druk te spelen. Daarom ben ik ook naar hier gekomen, om me verantwoordelijk te voelen. Ik hoop dat wanneer het verkeerd loopt iedereen na de wedstrijd naar mij toe komt, en dat wanneer het goed gaat men over de club en de jongeren praat. Ik wil dat ze zich op het veld zeker voelen met een keeper als Bodart in het doel. Beveren is een uitdaging voor mij. Ik weet dat ik een risico neem, maar dat stimuleert me alleen maar.

Hoe hebben Beveren en jij elkaar gevonden ?

De trainer belde me op een zaterdag. Toen ik het thuis vertelde, kon mijn dochter haar oren niet geloven : gaan we écht terug naar België, papa ? Op dat moment wist ik dat ik zou tekenen. Toen ik de volgende dinsdag in Beveren kwam praten, zag ik de mensen van het bestuur een beetje ongelovig kijken, alsof ze nog niet beseften dat ik echt vanuit Italië naar Beveren was gereisd. Ze durfden me bijna geen financieel voorstel te doen. Ze waren een beetje beschaamd, terwijl ze toch moesten weten dat geld het minste van mijn zorgen is als ik me de moeite getroost om helemaal uit Italië over te komen. Ik zit hier nu toch, hé. Omdat op dit moment voor mij niet het geld telt, maar mijn gezin. Ik kan nog een jaar voetballen en ondertussen voor mezelf alles op een rijtje zetten. Spelvreugde, daar gaat het mij om. Beveren wilde me voor twee jaar, ik kwam voor één seizoen. Ik wil Beveren redden. Van zodra dat gebeurd is, gaan we aan tafel zitten om dat tweede seizoen te bespreken. Op mijn leeftijd moet je niet te ver vooruit kijken : wie weet of ik volgend jaar nog fit ben en er nog zin in heb ?

Is dit een bezinningsjaar ?

Zo kan je het omschrijven. Het zegt me wel iets om trainer te worden. Anderzijds heb ik een voorstel op zak om met mijn manager ( Luca Pelizon, nvdr) samen te werken en te helpen goeie Belgen naar Italië te brengen. Door hier een jaar te werken krijg ik een beetje zicht op de mogelijkheden in België. Misschien ga ik nog een jaar door.

Misschien ga je straks weer gewoon naar Italië, om voor ex-Europabekerwinnaar Sampdoria te spelen in tweede klasse.

Daar zouden ze op dit moment in Sampdoria het meeste geld op inzetten. Als ik wil, ben ik vandaag nog weg. Zij zijn absoluut zeker dat ik kom – het kan nog tot 23 september -, maar ze dwalen. Mijn besluit staat vast : ik blijf hier.

De trainer van Beveren is jonger dan jij.

Bij Brescia maakte ik dat ook mee. Er blijven maar een paar spelers van mijn leeftijd meer over : Borkelmans en Verlinden. Dat Ferrera me wil, betekent dat hij persoonlijkheid heeft. Iedereen weet hoe ik in elkaar zit, dat ik me niet in een hoekje wegstop. Als hij me wil, heeft hij de kwaliteiten om een grote trainer te worden, want het is niet gemakkelijk om iemand als Bodart in je groep je hebben. Als hij met mij om kan, is hij net als ik een winnaar. Op het veld ga ik er nog altijd helemaal voor. Ik heb hier nog geen training gemist en ik kan nog altijd niet tegen mijn verlies. Trouwens : de keeperstrainer zegt bijna elke dag dat ik geen 39, maar 29 jaar ben.

Wat heb je in drie jaar Italië geleerd ?

Té veel ( grinnikt). Met wat daar nu aan dopingverhalen opduikt, plus de financiële problemen waarvan Fiorentina maar het topje van de ijsberg is, gaat het de verkeerde kant op. Vergeleken met Italië zijn het hier in België allemaal heel lieve, brave en eerlijke mensen. Ginder is voetbal oorlog, verliezen is een ramp. Het zorgt voor een immense druk, ook in de kleedkamer. Als je hier in Beveren binnenkomt, geef je iedereen een hand. In Italië kleed je je gewoon om, je ploegmaats bekijken je niet eens. En na de training is iedereen weg. Er is nauwelijks contact tussen de spelers, omdat er weinig onderling respect is. Als jij wil spelen, moet je de ander kapotmaken. Mijn concurrenten wilden me kapot, ik moest altijd bewijzen dat ik de sterkste was. Mijn vrouw is in Italië nooit op een etentje uitgenodigd – er waren trouwens geen etentjes.

Wordt er professioneler gewerkt dan hier ?

Nee, het woord heeft er een andere inhoud dan hier. Italië is voor mij : de stress van de match. Dan is het oorlog. Maar tijdens de week wordt er niet harder gewerkt dan hier, hoor. Alleen de voorbereiding, wanneer je een maand op stage bent, is hard, net als de wedstrijdvoorbereiding. Alles draait om de wedstrijd. Als je wint, volgt er een week van ontspanning. Verlies je, dan hou je maar beter je hart vast. Je bent echt maar zo goed als je laatste wedstrijd. Speel je vijf goede wedstrijden en de zesde wat minder, ga je er onherroepelijk uit. En als je op training niet honderd procent bent, kom je er niet eens in. Het enige wat ik zeker weet, is dat ik er een paar jaar te laat naartoe ben gegaan.

Vorig jaar zat je dicht bij de Serie A, maar na de promotie met Brescia moest je weg. Waarom ben je nooit in de Serie A aan de slag geraakt ?

Er liep altijd iets fout. Neem nu vorig jaar. Bij Napels liet voorzitter Corbelli mij en Roberto Baggio een voorcontract tekenen. Tot de nieuwe trainer, Zdenek Zeman, vlakaf zei dat hij geen twee zo’n sterke persoonlijkheden wilde. Een paar maanden later lag hij zelf buiten en zakte Napels naar tweede. Een jaar daarvoor had ik een overeenkomst met de voorzitter van Venezia, toen zijn collega van Brescia de zaak blokkeerde : hij wou me niet kwijt. En toen de zaak met Napels vorig jaar afsprong, wilde Mazzone me niet meer bij Brescia. Hij had liever de Tsjech Snircek, die ik echt maar niets vind, ook al maakte Brescia het beste seizoen uit zijn geschiedenis. Moet ik daar in de put van zitten ? Of de trainer over zijn kop aaien ? Zo zit ik niet in elkaar. Ik heb me nooit geprostitueerd om te kunnen spelen, ook al kostte me dat misschien de Serie A. Als een trainer je niet wil, moet je niet gaan zeiken. Voetbal is een spel en spelers zijn nummers waarmee geschoven wordt. Dat moet je kunnen accepteren. Trouwens : ze scanderen ginder nog altijd mijn naam.

Bij Ravenna heb je nog altijd geld te goed.

Toen ik er kwam, hadden ze zeven punten uit achttien wedstrijden. Met mij haalden we zeven op negen. De donderdag daarop riep de voorzitter mij en de kapitein, Dell’Anno, bij zich. Hij zei dat het afgelopen was. We moesten weg. Terwijl ik geen goal had binnengekregen en Dell’Anno onze beide goals in die drie wedstrijden had gescoord. Waarschijnlijk hadden ze geen geld meer. Toen we verhaal wilden gaan halen bij de sportief directeur, die me gehaald had, bleek die ook al ontslagen te zijn. Een paar weken later ging de voorzitter ervandoor met de clubkas. Vanaf dan werden we niet meer betaald. Ooit krijgen we die centen wel, want daar stelt de federatie zich borg voor.

Zeven maanden zonder loon is moeilijk. Je hebt spelers die niet eens meer komen trainen, iedereen veegt er zijn voeten aan. Ik heb er nog dertien matchen gespeeld. Ik stond in een schietkraam, maar bleef gemotiveerd omdat ik me wilde tonen. Niet makkelijk, hoor, leven van je reserves. Er waren er ook anderen : buitenlanders die niets hadden en die plots uit hun appartement gezet werden en elders onderdak moesten zoeken. Of jonge voetballers die geen geld hadden om te tanken of te eten en die je dan wat toestopte. Toen ik bij Fiorentina langsging, praatte ik er met Adani die nog een jaar met mij bij Brescia speelde. Dat was in juli. Hij zei me dat ze al vier maanden niet betaald waren.

Een ideale voedingsbodem voor wedstrijdvervalsing en omkoperij, zo lijkt me.

Iedereen wordt wel eens benaderd. In België heb ik nooit iets gehoord. Mijn standpunt is : je gaat rechtdoor of je waagt je aan een zijsprongetje. Maar als je één keer opzij stapt, raak je van dat etiket niet meer af. Het zijn altijd dezelfde namen die je hoort in Italië. Iedereen weet wie in welke club zo’n reputatie heeft. Naar Bodart komen ze niet, uit vrees dat hij ze wandelen stuurt of hen zal uitkafferen in plaats van te helpen. Ik ben er nooit ingetrapt.

Misschien biedt het ook wel voordelen om mee te doen aan zulke affaires. Gaan er deuren voor je open, gaan mensen die je geholpen hebt positieve dingen over je zeggen. Altijd neen zeggen maakt je niet geliefd, maar ze laten je op den duur wel met rust. Ook al is het moeilijk om de kleedkamer te delen met spelers over wie je je twijfels hebt. Bij Ravenna maakte ik het vorig jaar mee. Begrijpelijk ook : als je geen geld hebt en al maanden niet meer betaald wordt, is het voor sommige spelers moeilijk om neen te zeggen als iemand hen een half miljoen aanbiedt. Ik voelde het, ik zag het op het veld. ( Toont zijn gebalde vuist) Uit onmacht heb ik er na een match een raam kapotgeslagen, omdat ik kwaad was op enkele ploegmaats. Ik probeer me niet belachelijk te laten maken, maar zij ontkennen natuurlijk staalhard.

Je voetbalde nooit voorheen in Vlaanderen. Ontdek je met Beveren opnieuw een beetje buitenland ?

In zekere zin, al blijf ik in Luik wonen en slaap ik drie keer per week in het motel in Beveren. Weet je wat ik raar vond ? Dat ik op Brugge tijdens de match applaus kreeg van de Brugse fans telkens ik iets goeds deed, terwijl ik er vroeger met Standard altijd uitgefloten werd. Misschien dat ik als keeper van Beveren minder bedreigend overkom. Beveren dérange moins, c’est plus sympa. Vroeger stoorde ik me aan de cliché’s die ik hoorde toen ik met Standard op verplaatsing speelde. Ik merkte de haat, het was altijd wij tegen hen, Vlamingen tegen Walen. Toen ik hier onthaald werd, kreeg ik het warm. Putain, les flamands, c’est bien aussi : wat men vroeger vertelde klopt niet altijd.

Ik beschouw sport als één van de laatste bastions van gelijkheid, waar racisme geen kans krijgt. Ik ga ook proberen Nederlands te praten omdat ik het logisch vind dat ik me aanpas aan de mensen van hier. Voor ik naar Italië vertrok, beheerste ik het Nederlands goed, maar na drie jaar stop ik onbewust Italiaanse woorden in mijn teksten. In mijn hoofd lopen er nog drie talen door elkaar.

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content