Stop de onzin ! Grijnzend tackelt René Vandereycken de voetbalclichés.

“Een wedstrijd duurt 90 minuten”

René Vandereycken : “Tja. Als je als trainer in het Duitse tv-programma Doppelpass op een kritische vraag zoiets uitslaat, mag je meteen vijf Mark in het Phrasenschweinchen stoppen (grijnst).

“Bovendien, een wedstrijd duurt natuurlijk méér dan negentig minuten, hé. In verslagen kan dat trouwens tot gekke situaties leiden. Als je in de eerste helft in de 48ste minuut 0-1 achterkomt en meteen na de rust in de 46ste minuut gelijkmaakt, dan heb je dus 1-1 gelijkgemaakt vòòr je met 0-1 bent achtergekomen. Volgens mij kan dat niet (grijnst).”

“We gaan uit van onze eigen sterkte”

Vandereycken : “Ho, dat vind ik een hele goeie. Wie gaat er nu van zijn eigen zwàkte uit ? Iederéén gaat natuurlijk van zijn eigen sterkte uit. Die zin zegt helemaal niks, maar de interpretatie die er bijna altijd aan gegeven wordt, is : we gaan aanvallend spelen, dùrven. Dat is dus niet altijd het geval, want niet iedereen voetbalt offensief. Als de eigen sterkte counteren is, ga je vooral eerst verdedigen. Dat is dus iets anders.”

“Pressing spelen, is aanvallend voetballen”

Vandereycken : “Dat is toch een misverstand, hoor. Pressen is vanuit een defensieve stelling druk zetten; het is vooruitverdedigen, niet aanvallen. Als je niet in balbezit bent, dan kan je toch niet gaan aanvallen ? Aanvallen kan je in mijn ogen alleen als je de bal hebt.

“De intentie van een ploeg kan je er het best uithalen als de keeper de bal heeft en de tegenstander goed staat opgesteld. Hoe ga je dat ontwrichten ? Twee keer breed leggen en dan een lange bal trappen, volgens mij is dat geen constructief combinatievoetbal. Aanvallend voetbal is : zoveel mogelijk mensen die op hun manier mogen en moeten deelnemen aan de opbouw van een aanval.

“Ik krijg de indruk dat ook aan met vier op een lijn spelen per definitie het idee van aanvallend voetbal wordt gekoppeld, terwijl de uitvoering dikwijls defensief is gericht. Als je met vier verdedigers blijft staan tegen ploegen die het met één of twee spitsen doen, hoe kan je dan aanvallend voetballen ? Ga kijken, in tachtig procent van de gevallen is het een defensief systeem.”

“Never change a winning team”

Vandereycken : “Dat is dom, te dom om dood te doen zelfs, vind ik. Een trainer moet voorzien, niet wachten tot hij verliest. Hij moet elke wedstrijd apart bekijken en inschatten aan de hand van scouting en wat hij dagelijks op training kan vaststellen wat de beste spelwijze en opstelling is om resultaat te halen. Dus ook niet : die speler was heel slecht, maar we wonnen, dus laat ik hem toch maar staan tot we ooit verliezen – en dan zal ik dat wel aangrijpen om hem de schuld te geven. Neen, wat mij betreft kan die verliesmatch dan eventueel op de kap van die trainer geschreven worden.”

“Het was een lichte fout voor een penalty”

Vandereycken : “Zo van : zulke fouten gebeuren er zoveel in een wedstrijd, als we dat allemaal moeten fluiten, dan moet je 25 penalty’s geven. Als je het woord fout uitspreek, licht of zwaar, dan moet er gefloten worden. Een lichte penaltyfout, dat bestaat toch niet ? Alsof je voor een lichte fout in de zestien meter niet moet fluiten. Het is fout of het is het niet.

“Ik denk aan truitjetrek. Wààr ook op het veld, daar moet volgens het reglement altijd geel voor getrokken worden. Het is namelijk bewust spelbederf. Of kan er mij iemand uitleggen hoe je onbewust aan iemands trui kan hangen ? Iemands been kan je nog overtrappen met de intentie de bal te spelen, als je een fractie van een seconde te laat bent, maar onbewust iemand aan de trui trekken niet. Als het niet elke keer bestraft wordt, moet ik er straks rekening mee gaan houden – want je wil winnen en moet dus op de grens leven. Dan moet ik zelfs weten in welke as de scheidsrechter loopt om mijn spelers te zeggen in welke hoek van de zestien meter ze welke hand moeten gebruiken om een tegenstander bij het shirt vast te houden zonder dat de ref het kan zien.

“Zolang het reglement niet altijd strikt wordt toegepast, moet je gaan kijken, uitproberen, aanvoelen : wat kàn er bij die scheidsrechter, thuis en op verplaatsing, bij het begin van de wedstrijd en op het eind ? Je hebt trainers die zeggen : het eerste contact moet altijd fout zijn, laat voelen dat je er staat, want er wordt toch geen geel getrokken. Waaròm niet ? Omdat de scheidsrechter schrik heeft dat hij vijf minuten later bij nog zo’n fout rood moet geven ? Dat is toch niet zijn fout ? Waarom moet dat één keer getolereerd worden ? Je mag toch ook niet iemand één keer doodschieten, of één keer door het rood licht rijden ? Die reglementen zijn er om in alle omstandigheden toegepast te worden.”

“We verloren de wedstrijd door individuele fouten”

Vandereycken : “Kan iemand mij eens een doelpunt uitleggen waar geen fout aan vooraf is gegaan ? Bij een onhoudbaar schot vanop 35 meter mocht die speler niet de vrijheid krijgen om te sjotten, toch ? Een doelpunt is altijd ergens het gevolg van het een of ander foutje van iemand, maar als trainers dat aangeven, krijg ik de indruk dat ze bedoelen : het is mijn fout niet.

“Trouwens, een doelpunt is uiteraard hét moment dat een uitslag bepaald wordt, maar de manier van spelen laat dikwijls al toe te verwachten dat er een doelpunt gaat vallen, want : ze komen er niet meer uit, ze verdedigen niet altijd goed, er zijn al verschillende kansen geweest… Ik vind het een teken van zwakte om te gaan zeggen : het zijn weer individuele fouten die ons de das omdeden en daar kan ik ook niks aan doen – ik heb mijn werk goed gedaan. Het is een dooddoener.

“Wat hij dan wel moet vertellen ? Wij hebben niet goed ingespeeld op de tegenstander zijn zetten, bijvoorbeeld, of bepaalde dingen zijn er als groep niet uitgekomen. Kijk, moest je als journalist voor de wedstrijd de theorie van beide trainers kunnen bijwonen, dan ga je denken : maar zij gaan alletwéé winnen, dat kàn toch niet ?! Dus, als je alletwee gaat om te winnen, waar ligt dan de fout ? Bij de mate van souplesse om in te spelen op de ingrepen van de andere trainer misschien ?”

“Wij houden geen rekening met de tegenstander”

Vandereycken : “De meesten zeggen het, maar dan zou ik als journalist toch eens vragen : als je geen rekening houdt met de tegenstander, waarom scout je dan (grijnst) ? Iederéén scout, maar het dan achteraf uitleggen alsof je er geen rekening mee houdt, is natuurlijk grote flauwekul, hé.

“Velen denken dat als ze gaan zeggen dat ze rekening houden met de tegenstander, ze als negatieve trainers bestempeld zullen worden. Terwijl, als zelfs Bayern München en Real Madrid het doen : waarom zou het dan voor ons een schande zijn ? Hier màg het niet uitgesproken worden, hé, het staat hier voor defensief denken. En wij mogen niet defensief denken, dat is zo een trend : als je defensief denkt, ben je negatief bezig, weet je wel. Kijk naar de situatie van Nederland. Tien jaar geleden zei ik al dat ze naïef speelden en op een onverantwoorde manier doelpunten pakten. Maar toen was het nooit waar, want het was offensief voetbal, nietwaar. En nu ?”

“Ga je voor een punt of voor drie punten ?”

Vandereycken : “Dat vind ik echt een ridicule vraag, want ik kan mij niet inbeelden dat een trainer zegt : we gaan vandaag voor een gelijkspel, we willen niet winnen. Dat zou namelijk betekenen dat als je vijf minuten voor het einde voorstaat je de tegenstander nog een goal moet laten maken om te behalen wat je beoogd hebt (grijnst).”

“We gaan om te scoren”

Vandereycken : “Een beetje een rare uitspraak, vind ik – die ook voor Kroatië-België werd opgetekend. Want je kunt met 5-3 verliezen, hé, dan héb je gescoord. Het is toch niet alleen maar het aantal doelpunten dat je maakt dat belangrijk is, maar ook hoeveel je er tegenkrijgt ?”

“Ik had het nog zo gezegd dat die kopbalsterk is”

Vandereycken : “… en dan gebeurt het tòch (grijnst). Je moet niet alleen een diagnose stellen, maar ook een remedie aanbieden. Zeg hoe het voorkomen moet worden – door ver van eigen doel te spelen, hem een duwtje te geven, hem buitenspel te zetten ? Of trainers het doen, weet ik niet, maar in die uitspraak zit het alleszins niet ingecalculeerd. Ik maak me die bedenking omdat ik het als speler dikwijls meemaakte : die is sterk dààrin, daar moet je voor oppassen. Oppassen ! Maar wat moet je eraan doén ? De binnenkant afdekken ? Het gevaar aangeven is natuurlijk niet voldoende, je moet altijd een oplossing geven.”

“Het is een voetbalwet dat als de resultaten niet goed zijn de trainer ontslagen wordt”

René Vandereycken : “Een voetbalwét ? Een gewoonte, ja, een slechte gewoonte, vind ik. Je moet gewoon in elke situatie inschatten wat de oorzaken zijn.”

“Scheidsrechterlijke missers zijn op het einde van het seizoen in evenwicht”

René Vandereycken : “Dat wil ik toch wel eens bewezen zien, hoor. Ik ben ervan overtuigd dat het niet zo is, maar in welke richting het gaat, weet ik niet (grijnst). Waarom zou dat in evenwicht zijn ? Want het is toeval, althans, ik ga ervan uit dat het niet bewust gebeurt (grijnst). Als het bewust zou gebeuren, zou je kunnen zeggen : we zullen het in evenwicht houden. Maar als het onbewust gebeurt, dan zou het toch zuiver toeval zijn dat het in evenwicht is, niet ?

“In Lierse-Gent vlagde de lijnrechter drie keer onterecht voor buitenspel, toonde Canal+ aan. Als je alleen nog maar die gevallen op statistiek zou gaan zetten, hoeveel uitslagen zouden er dan anders zijn – in één weekend nog maar ? Je kan zelfs zo ver gaan te denken : wie bepaalt dan op den duur de uitslag ? Ergens onbewust, oké, want het is inderdaad aartsmoeilijk. De regel is nu : bij twijfel niet vlaggen. Dan vraag ik mij af : als er in de twee richtingen beweging is en op een stilstaand beeld blijkt dat het geen buitenspel is, hoe kan je daar dan als grensrechter honderd procent zeker van zijn dat het het wel is ? Kijken wanneer de bal vertrekt en tegelijk de buitenspellijn in het oog houden… Je zou bij wijze van spreken alleen nog maar schele grensrechters moeten gaan aannemen : het ene oog hier en het andere ginder (lacht).”

“De hulptrainer heeft onvoldoende draagvlak”

René Vandereycken : “Een recente uit Nederland, hé. Wat er bedoeld wordt ? Ik heb er absoluut het raden naar. Ik hoop alleszins dat het geen nieuw cliché wordt (grijnst).

“Op internationaal vlak is het zeker opletten met interpretaties (grijnst). Onlangs nog vertelde mij een trainer dat hij in een Arabisch land was ontslagen een paar weken nadat hij gewoon uit beleefdheid aan de voorzitter had gevraagd hoe het met zijn echtgenote was. De man interpreteerde het alsof hij iets met zijn vrouw had – of toch minstens op het oog had (lacht).”

door Christian Vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content