Nadat hun hoop op een ticket voor de 27e Olympische Zomerspelen was vervlogen, zetten turnster Aagje Vanwalleghem, kajakker Bob Maesen en zwemmer Tom Vangeneugden een punt achter hun sportcarrière. Wat gaat er in hen om nu Londen zich opmaakt voor de openingsceremonie van 27 juli?

Als iemand de bereidheid toont om openlijk te praten over zijn of haar pril afscheid van de topsport, dan zegt dat misschien al iets over de beslissing van die persoon en over de manier waarop hij of zij ermee omgaat. En als iemand er niet wil over praten, dan zegt dat misschien ook iets. Aagje Vanwalleghem (24), Bob Maesen (36) en Tom Vangeneugden (29) stelden zich open voor een interview en vertellen hoe zo’n afscheid van de topsport kán aanvoelen.

Een gedoofd vlammetje

Aagje Vanwalleghem: “Individueel was ik al eens naar de Spelen geweest, ik had er nu echt mijn zinnen op gezet om met het team te gaan. Vanaf het WK, eind 2011, voelde ik dat het niet meer helemaal ging zoals het moest, maar toen kon ik niet opgeven; ik was een meerwaarde voor de ploeg. Op het testevent, in januari, kwamen we één puntje te kort om ons te kwalificeren. Heel ambetant, maar het hoort erbij.

“Nadien was ik van plan mij volledig te geven om nog eens individueel te gaan. Maar elke dag opnieuw werd ik geconfronteerd met de vaststelling dat het minder makkelijk ging dan enkele jaren geleden. Omdat ik drie keer mijn voorste kruisbanden had gescheurd, was de angst voor een nieuwe zware blessure heel groot. Bepaalde oefeningen kon ik niet meer doen, omdat ik anders zeker weer door mijn knie gegaan zou zijn. Dat fysieke aspect zorgde er op den duur voor dat het in m’n hoofd niet meer ging. Elke dag vertrok ik thuis met goesting, met het idee dat ik mezelf beter zou maken, en telkens werd ik weer teleurgesteld. Ik wou niet aanmodderen, ik wou niet hard werken om hetzelfde niveau te behouden, ik wilde de beste zijn, maar ik zag dat dat niet meer zou kunnen, omdat ik geen moeilijkere elementen meer kon afwerken.

“Toen ik op een dag op de balk toch weer een nieuw, redelijk moeilijk element tot een goed eind bracht, dacht ik gewoon: ah ja, oké. De succesbeleving, de kick, was weg, terwijl ik vroeger in zo’n situatie supercontent was. De volgende nacht dacht ik in mijn bed heel goed na. Rond vijf uur ’s morgens stond ik op en schreef ik hier, aan tafel, de pro’s en de contra’s van stoppen op een blad.

“Het goed doen was evident geworden, het slecht doen kwam in de krant. Ik vroeg me af of ik me daar nog wel gelukkig bij voelde. Dat was niet het geval. Ik turnde uit gewoonte. Ik turnde omdat ik niet wist wat ik anders zou doen. En mijn echte ambities waren weg. Toen ik indertijd naar de Spelen van Athene toewerkte, moest alles daarvoor wijken, álles. De Spelen waren heilig. Maar in de aanloop naar de Spelen van Londen had ik dat gevoel niet meer, en zonder dat magische gevoel werd het heel moeilijk om er nog voor te gaan. Ik was de runner-up van Julie Croket en ik had al aan den lijve ondervonden hoe snel een blessure alles kon omgooien, ik wist dus dat ik echt wel nog kans maakte om naar Londen te mogen, maar zelfs met dat idee kon ik me niet meer opladen. Het vlammetje brandde niet meer. Sommigen snappen het niet, dat je stopt als je nog zo’n kans hebt. Die denken: wat voor een verwend nest is dat? Maar mensen die zelf topsport gedaan hebben, begrijpen wel dat het op een bepaald moment op kan zijn.

“Ik ben het turnen tijdens mijn carrière heel vaak eens beu geweest, maar die keren werd ik telkens nijdig, kwam ik in opstand. Deze keer had ik rust in mijn hoofd. Ik dacht: het is niet omdat ik stop met turnen dat ik ga sterven, of dat niemand me nog zal moeten hebben. Enfin, dat hoopte ik. Diep vanbinnen was ik heel bang voor de reacties. Ik vroeg me af of mijn mama me niet alleen maar graag zag omdat ik goed kon turnen. Waren mijn vrienden niet alleen maar mijn vrienden omdat ze soms eens mee konden naar een wedstrijd? Zouden ze vinden dat ik gefaald heb? Nee dus.

“Het is een leven dat je afsluit; dat was leven één, nu begint leven twee. Schrik voor dat tweede leven had ik niet, want er zaten veel plannen in mijn hoofd. Ik ben nu bezig met logopedie, ik werk ook nog mijn studie communicatiemanagement af én ik ga een cursus Portugees volgen.

“Onlangs blesseerde Julie zich. Mijn eerste gedachte was niet: nu had ík op de Spelen kunnen staan. Anders had ik de verkeerde keuze gemaakt. Het eerste wat in mij opkwam, was een koud gevoel. Er overkwam haar exact hetzelfde als wat mij drie keer overkwam. Ik beleefde het zelf opnieuw. Ik stuurde haar meteen een sms.

“Als ik straks naar de openingsceremonie ga kijken, zal ik waarschijnlijk wenen – ik ben nu eenmaal zo’n emotionele janker – maar dan zal dat alleen zijn omdat ik blij ben dat ik het allemaal heb mogen meemaken. Het zal niks met spijt te maken hebben. Ik denk wel dat ik ga wenen. Ik ben nu al bijna aan het wenen.”

Het unieke dorp

Bob Maesen: “Ik wou realistisch zijn, mezelf niks meer voorliegen. Tussen die twee uitersten heb ik enkele maanden gebalanceerd. Op den duur zag ik onder ogen dat ik de doelstelling die ik mezelf had voorgehouden – een olympische medaille – niet meer kon halen.

“Op de Spelen mag een land in elke kajakwedstrijd maar één boot hebben. Dat in de K2 Olivier Cauwenbergh en Laurens Pannencoucke nu een team vormen, was het gevolg van een intern selectieproces. We waren met vier profs en wisselden constant. Uiteindelijk koos de bondscoach de combinaties. Zijn oordeel was voor mij niet fijn, maar je moet er zelf voor zorgen dat je de sterkste van het team bent, zodat ze niet langs je kunnen kijken. Ik stak er vorig jaar niet bovenuit, dus had ik ook niets te eisen. En Olivier en Laurens haalden de beoogde kwalificatie voor Londen. Het ging op de juiste manier.

“Het gevolg was dat ik me op de K1 moest richten. Maar omdat het makkelijker is om in een land één individueel sterke atleet te vinden dan een goede combinatie van twee sterke atleten, ligt in die K1 het niveau een pak hoger. Mijn leeftijd en het daaraan gekoppelde fysieke aspect kwamen nog sterker op de voorgrond dan in de K2. Ik moest mijn beste niveau ooit proberen te evenaren, en dan nog. Toen ik op mijn best was, hoorde ik in de K1 bij de top acht van de wereld. Plots bleek een selectie voor de Spelen dus nog het enig haalbare doel. Qua mindset was dat een serieuze aanpassing, want in de K2 had ik al twee keer op een olympische medaille gemikt. Twijfels staken de kop op, mede omdat ik in januari voor het eerst vader werd. Wilde ik in de gegeven context wel het eerste halfjaar van de opvoeding van mijn zoontje missen? Iemand op de wereld zetten, dat doet wat met je; je plaatst alles in perspectief.

“Als je stopt, ben je soms onzeker over wat er gaat komen. Maar dat is het leven. Mijn dagen blijken nu helemaal gevuld; ik heb Klaas en ik grijp de kans om bij de federatie te werken als ondersteuner van het ‘Be Gold’-team. Een zwart gat komt er, denk ik, enkel als je focus heel erg op iets ligt en als dat dan plots wegvalt. Bij mij ging het geleidelijk. En die medaille is voor mij ook nooit een obsessie geworden. Het had super geweest als ik ze gehaald had, maar ik kan ermee leven dat het niet gelukt is. Het belangrijkste is dat je na je carrière kan besluiten dat je elke keer achter de beslissingen stond die je genomen hebt, zodat je geen spijt hebt. Dat is bij mij het geval.

“Ik kijk positief terug op alles wat ik gedaan heb. Toen Kevin De Bont en ik in Peking de finale misten en ik daar voor de camera mijn ontgoocheling op een verkeerde manier ventileerde, was dat een moeilijk moment, maar ik leerde er veel uit, in die zin was ook dat positief. Er waren in Peking maar vier personen die wisten waarom we gefaald hadden – mijn partner, mijn coach, de delegatieleider en ik – maar dat weerhield een massa mensen er niet van om toch een oordeel te vellen. Ik ondervond toen dat velen altijd maar meningen ventileren zonder enig besef van de situatie. Aan de andere kant neemt dat niet weg dat je altijd zelf verantwoordelijk blijft voor wat je zegt en doet. Dat was mijn voornaamste conclusie. En ook: dat je zelfkritisch moet durven zijn. In veel situaties zoek je snel naar excuses of omstandigheden.

“Als je, zoals ik, ervaren hebt hoe fijn het is om voor een olympische medaille te strijden, weet je wat je straks gaat missen. Op de Spelen tussen die selecte groep van 10.000 atleten mogen lopen, daar je land mogen vertegenwoordigen, dat betekent heel veel voor een mens. En een olympisch dorp is een uniek concept. Je zit er tussen sterren die miljoenen per jaar verdienen en alle aandacht van de wereld krijgen, maar in dat dorp is er niemand van de pers, niemand van de buitenwereld, elke barrière tussen jou en die sterren valt weg. Je ziet er dat die sterren ook maar gewoon slapen en eten en de dingen doen die jij en ik doen. Iedereen is daar gelijk, vooral dat blijft mij bij. Alle sporters, groot en klein, blijken er simpelweg mensen die hun best doen om een sportief doel te bereiken, elk op zijn of haar manier. Het is niet omdat die ander Roger Federer heet dat hij een beter mens is.”

Geen archeologische neigingen

Tom Vangeneugden: “Ik besefte altijd goed dat ik geen olympisch kampioen of wereldkampioen kon worden. Dat bleek ook uit wetenschappelijke tests. Dus zei ik zeven jaar geleden dat ik zou stoppen als ik de Spelen eens gehaald zou hebben. Dan zou ik in het zwemmen alles bereikt hebben wat ik kon bereiken. Maar als je daar dan in Peking op die openingsceremonie staat, weet je niet waar je eerst moet kijken, dat was on-ge-loof-lijk. Ook dat zwemtoernooi; die sfeer, die mentaliteit. Als topsporter denk je dan: dit wil ik elke dag meemaken.

“Ik verbeterde in Peking mijn persoonlijk record en stelde het nadien nooit nog scherper. Dat vind ik de knapste verdienste uit mijn carrière, dat ik op het grootste toernooi waaraan ik ooit deelnam mijn beste prestatie neerzette. Toen ik achteraf met Maarten van der Weijden praatte, olympisch kampioen op de 10 km, zei die: ‘ Tom, je wordt geen kampioen op de 1500 meter, dat weet iedereen. En misschien word je dat ook niet in het open water, mogelijk haal je er zelfs niet eens een olympische selectie, maar misschien lukt het wel.’ Open water is heel anders; je krijgt er te maken met golven en stromingen, je hebt er minder zelf in de hand.

“Dat gesprek met Maarten zette me er mee toe aan om nog eens voor een olympische selectie te gaan, op de 10 km. Daarvoor moest ik vorig jaar, op het WK, in de top tien eindigen, dat was mijn enige kans. In Shanghai werd ik, na twee uur zwemmen, twaalfde, op 2,8 seconden van de tiende. Ik weende, ook van uitputting. Ik ging er meteen van uit dat ik mijn laatste wedstrijd ooit gezwommen had. Het was een heftige dag.

“Een tijdje later zag ik de limiettijden die je in binnenbad moest zwemmen om naar Londen te mogen. Op de 1500 meter was de vooropgestelde tijd een halve seconde trager dan mijn tijd in Peking. Ik moest dus niet eens mijn beste tijd ooit zwemmen om toch nog naar Londen te kunnen. Ik besloot daar nog eens voor te gaan.

“In december presteerde ik tijdens een eerste kwalificatiepoging ondermaats. Een maand later deed ik in Antwerpen een tweede poging. Vooraf maakte ik voor mezelf uit dat ik maximum 15 seconden boven de limiettijd van 15m11 mocht blijven. Ik was tien jaar bezig met zwemmen, ik wist wanneer ik welk resultaat moest halen om realistisch te blijven. Ik klokte af op 15m40. Er was geen enkel excuus, ik was die dag gewoon slecht.

“De week nadien dacht ik serieus na. Ik besloot dat een olympische selectie onrealistisch was geworden en dat ik geen andere motiverende doelen meer vond. En met het oog op 2016 geloofde ik niet dat ik op mijn leeftijd nog beter zou worden. Ik heb altijd raar gekeken naar atleten die maar blijven doorgaan en die dan telkens weer net niet meer geraken waar ze willen geraken. Ik kan me niet inbeelden dat dat leuk is. Ik wou zelf niet in zo’n verhaal verzeilen. Topsport is keihard. Zwart-wit. Daar hou ik van. Het is ja of neen. Ik had het niet in me om Londen te halen, dus ik kapte ermee. Ik dacht: in het dagelijkse leven zijn er ook nog fantastische dingen te bereiken. Ik keek uit naar het leven na de sport, niet in de zin dat ik ernaar verlangde, dat leven moest voor mij niet al beginnen, maar als het wel zo was, dan was het ook goed.

“Ik zie dat laatste halfjaar in het binnenbad niet als verloren tijd. De omschakeling van het open water naar het binnenbad heb ik onderschat, maar nu zal ik nooit denken: had ik toch nog maar geprobeerd. Ook die twee jaar in het open water beschouw ik niet als tijdsverlies. Ik zag zo veel van de wereld en verlegde zo mijn grenzen. Ik deed dingen waarvan ik me nu nog altijd afvraag hoe ze me ooit gelukt zijn. Ik leerde mezelf zo veel beter kennen.

“Nu wil ik ook in het leven na de sport het uiterste uit mezelf halen. Intussen woon ik in Amsterdam en werk ik bij het jeansmerk G-Star. Onlangs volgde ik een opleidingsweek mee voor salesmensen uit onze winkels in Australië, Duitsland en Rusland. Dat werd een geweldige ervaring. Op het eind was er een vragentest. Wie fout antwoordde, lag eruit. Ik won en moest een overwinningsspeech geven. Hoewel ik pas twee maanden bij G-Star werk, slaagde ik erin om die groep mensen te motiveren met een speech in het Engels. Het was een van de hoogtepunten in mijn leven.

“De zwemcarrière die ik gehad heb, vind ik fantastisch, maar ik denk er niet met heimwee aan terug. Ik mis het in die zin dat ik er direct opnieuw zou instappen mocht ik vijf jaar terug kunnen gaan in de tijd, maar ik mis het niet in de zin dat ik het zou willen ruilen voor wat ik nu heb. ( lacht) Ik ben archeoloog van opleiding, maar ik grijp niet constant terug naar het verleden. Ik blijf niet hangen bij die 15m40 in Antwerpen. Elke dag gebeurt er wel iets wat je niet verwacht of wil. Op zo’n moment komt het erop aan dat alsnog recht te zetten of een andere oplossing te vinden. Het leven is geen stappenplan, het is niet zo dat je na één, twee en drie automatisch bij vier uitkomt. Vaak is het: één, drie, twee en dan misschien vier. Zo werkt het ook in de sport. Als je alles gegeven hebt en dat levert dan een bepaald resultaat op, dan is dat zo. Dan moet je vanaf dat punt maar weer verder.”

DOOR KRISTOF DE RYCK

“Ik vroeg me af of mijn mama me niet alleen maar graag zag omdat ik goed kon turnen.” Aagje Vanwalleghem

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content