Belg, geboren op 28 februari 1978

in Sint-Truiden. 1,90 meter – 89 kilo. Profiel: de dankbare.

D avy Schollen: “Ik ben de tweede van vier kinderen. Mijn moeder was huisvrouw, mijn vader werkte bij wegenbouw. Ik denk dat ik het meest op mijn moeder gelijk. Zij is altijd heel rustig en dat ben ik ook meestal. Als kind was ik een normale, rustige jongen die niet opviel. Ik deed mee met de rest, was niet degene die het laatste woord moest hebben of bepaalde wat we gingen doen. Maar ik kan ook goed uit mijn sloffen schieten, juist zoals mijn vader. Ik ben een goede mix van de twee.

“Ik heb een heel goede opvoeding gekregen, met de juiste normen en waarden. Wij moesten luisteren thuis. Als papa of mama nee zei, was het ook nee. Zij trokken allebei aan dezelfde koord: je moest niet naar de andere gaan als de ene nee had gezegd. Ik heb altijd heel veel respect voor hen gehad. Zij hebben héél veel voor ons gedaan, wat niet altijd even vanzelfsprekend was met vier kinderen.

“Als kind was het altijd voetbal, voetbal, voetbal. Dat is veranderd. Ik ben papa geworden, dus er gaat veel tijd nu naar mijn vriendin en mijn dochtertje. Beetje wandelen, winkelen of gewoon thuiszitten. Schiet er vrije tijd over, ga ik met mijn vader wat vissen of golfen.

“Het mooiste moment was de geboorte van mijn dochter. En dan de hoogtepunten in het voetbal. Maar ook het geluk dat ik mijn beide ouders nog heb. Daar ben ik heel blij om. Het lijkt vanzelfsprekend dat je ouders alles voor je doen, maar dat is het niet. Ik vind het normaal dat ik hen nu zo veel mogelijk probeer terug te geven. Vaak kleine dingen: een knuffel of gewoon ‘merci’ zeggen. Dat zegt meer dan een duur cadeau. Ik ben daarin gegroeid: het valt mij nu makkelijker ‘bedankt’ te zeggen dan toen ik jonger was.

“Ik heb het er soms moeilijk mee hoe er met ouders wordt omgegaan. Tijdens mijn stage als turnleraar heb ik gezien hoe kinderen soms denken over hun ouders. Jongens, denk ik dan, waar waren jullie als zij er niet waren geweest? Als je al geen respect voor je ouders kan opbrengen, waar gaan we dan naartoe? Ik ben blij dat ik mijn diploma heb behaald, maar zoals de mentaliteit van de jeugd is geëvolueerd, denk ik niet dat ik elke dag voor de klas had kunnen staan.

“Ik behandel een ander zoals ik zelf behandeld wil worden. Ik vind het niet plezant als iemand constant tegen mij ligt te vloeken. Dus doe ik dat ook niet met een ander. We blijven mensen onder elkaar, ieder met zijn kwaliteiten. Ik moet me niet beter voelen omdat ik profvoetballer ben.

“Profvoetballer zijn verandert je, zeker. Maar ik probeer te blijven zoals de mensen mij kennen. Soms is dat moeilijk, zeker als je jong bent: alles wordt je in de schoot geworpen, veel deuren gaan voor je open … Dan moet je voor jezelf uitmaken hoe ver je daarin meegaat. Nu kan ik perfect uitmaken wat belangrijk is voor mij en wat niet. Ik heb mijn grenzen getrokken.

“Ik ga regelmatig naar de kerk. Waarom? Gewoon, ik heb daar nooit bij stilgestaan. Het idee dat er toch iets is, zeker?

“Ik heb in mijn leven twee situaties meegemaakt waarna ik dacht: het moment is nog niet daar dat het verkeerd moet aflopen. Een heeft te maken met de geboorte van mijn dochter, een met mezelf. Dat doet je nadenken. Ooit verongelukte de vader van iemand die ik kende. Aan zijn wagen was niets, terwijl je soms wrakken ziet waarin de bestuurder ongedeerd is gebleven. Dan vraag ik mij af: is er toch niet iemand hierboven die bepaalt wanneer je tijd gekomen is?” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content