Pierre Bilic

Het moderne leven heeft hem vernietigd, maar diep in de Ardennen herbront Eddy Planckaert zich samen met zijn gezin. ‘Ik leef in harmonie met mezelf.’

In de verte ruist de rivier, de Lomme. En net als de rivier meandert het pad – als het regent, verdrinkt het – tot aan de jagershut. In de stralende stilte van Grupont ontvouwt zich het vergezicht op het woud. Het panorama steekt stokken in de adem.

Hier, diep in de Ardennen, zeggen de mensen dat de PlanckaertsEddy, zijn vrouw Christa, hun kinderen Francesco (21), Stéphanie (14) en Junior (10) – in Ways wonen. Ways – een open plek in het bos, het vee flirt er met de herten en hinden die voorbij flitsen, een everzwijn trappelt snuivend door het gras. Nassogne ligt niet ver. Tellin evenmin. De mensen van Grupont hebben de stam van de Planckaerts ontvangen met hun breedste glimlach.

“Vriendelijke mensen”, zegt een dame in het dorp over de nieuwe buren. “Mevrouw Planckaert vergeet nooit naar ons te wuiven wanneer ze door het dorp rijdt. Ze zorgen voor ambiance. Weet u, Grupont is stervende. Er blijven maar 190 inwoners over, vroeger waren we met 300. Eén op drie is verdwenen, dat is veel. Vroeger had Grupont een gendarmerie, een station, een kruidenierswinkel. Allemaal gesloten. Alleen in het weekend beweegt het hier, dan vallen er Nederlanders en de Duitsers het dorp binnen.”

De Planckaerts hebben zich goed geïntegreerd. De jongste twee kinderen gaan in de regio naar school en spreken Frans. Ook het Frans van Eddy en Christa gaat erop vooruit. Als ze gaan winkelen naar Rochefort, druipt het plezier ervan af. In Rochefort sleutelt Francesco aan de motors van wagens – hij is mecanicien, hij duikt met een aandoenlijke geestdrift onder de kap van de Ford Mustang van zijn vader, Eddy heeft hem nog gekregen van een sponsor. Of hij beent autowrakken uit, straks zal hij daarmee aan rodeo’s deelnemen.

“Ik had het nodig om afstand te nemen”, zegt Eddy (45). “Afstand van alles. De maatschappij waarin we leven is helemaal dolgedraaid. Een mens heeft niets meer te betekenen. Het is een valse wereld, alles staat er in het teken van geld, productie, prestaties. We worden uitgeperst als citroenen. Op een moment breekt de draad. In dit universum van waanzin heb ik geleefd en ik ben tegen een muur gebotst. Ik was een slaaf van het systeem, maar ik heb mijn ketens verbroken. Ik heb me bevrijd en ik ben gelukkig nu, ik leef op het ritme van de natuur. Ik doe wat ik wil, wanneer ik het wil. De Ardennen zijn een paradijs. Vrijheid ligt hier binnen handbereik, in Vlaanderen is dat niet het geval. Ik had die vrijheid nodig zoals brood, het was levensnoodzakelijk. Ik heb verschrikkelijke momenten beleefd. Hier adem ik, herleef ik, red ik mezelf. Geen luxe aan ons lijf, geen oppervlakkigheid, geen stress, geen vervuiling. Ik leef zoals een indiaan. Op z’n Eddy Planckaerts. In het begin hadden we water noch elektriciteit. Aanvankelijk was dat leuk, maar na een tijdje… Nu, die problemen zijn inmiddels opgelost. Iedereen voelt zich goed, de kinderen voorop.”

De terugkeer naar de natuur, naar de stam, heeft Eddy Planckaert deugd gedaan. Hij vindt er de ideale biotoop voor zijn prettig gestoord zijn. En hij schrijft een boek. Hij toont de schriftjes. Zijn handschrift is klein. Alsof hij veel te vertellen heeft.

“Een titel heb ik nog niet. Het zal grotendeels over stress gaan. En over emoties. Ik vertel over mijn problemen, mijn faillissement, de geschiedenis van mijn familie. En, maar in kleine dosissen, mijn wieleravonturen. Stress, dat is als een wurggreep. Maar je kan ervan los geraken als je je manier van leven verandert. Ik heb alles overwonnen en dat is positief, omdat je problemen ombuigt tot troeven. Men zou kunnen zeggen dat ik alles verloren heb, en dat ik alles in de steek laat door naar de Ardennen te trekken. Niets is minder waar. Ik heb geen geld meer maar ik leef in harmonie met mezelf. Dat is fortuinen waard. Ik zat in zaken, ik deed in hout in de Baltische staten. Ze hebben me gerold. Mensen die ik vertrouwde, hebben me bestolen. Ik heb alles verloren. Zij niet, ze zijn de nummer één in hun sector geworden, de miljoenen stromen binnen. Op het moment zelf is dat ontmoedigend. Maar met de tijd denk je daar anders over. Het heeft me veel bijgebracht. Misschien ben ik een aantal illusies kwijt, maar het heeft me sterker gemaakt, ik heb keuzes gemaakt voor mij en mijn familie.

“Ik heb nagedacht. Ik wist al lang dat mijn leven zich op een dag zou doen wegtrekken uit Vlaanderen. Toen ik koersen won, kreeg ik er schouderklopjes, maar ik voelde de jaloezie van de mensen steken. Later gaf ik er me rekenschap dat de sfeer in Vlaanderen verstikkend is. Ik kon er niet meer ademen. Vlaanderen is één grote stad geworden. De natuur is er tot nul herleid. Je hebt nog de Vlaamse Ardennen, vlak voor en tijdens de Ronde van Vlaanderen hebben ze daar de mond van vol. Straks zijn de Vlaamse Ardennen alleen nog een natuurreservaat. Straks blijft er niets van over. Waar de ene stad ophoudt, begint alweer een nieuwe stad. Het beton is alomtegenwoordig. De autosnelwegen hebben het landschap in stukken gescheurd, het lawaai is er hels : vliegtuigen, fabrieken, het verkeer. Op de duur bracht ik drie, vier uur per dag door achter het stuur van mijn auto. Het werd ondraaglijk. Ik ken mensen die dat volstrekt normaal vinden. Maar is het nog wel normaal om zoiets normaal te vinden ?

“Die razernij, die doet iets met het karakter van de mensen. Ze hebben geen tijd meer om samen te leven. Ze worden almaar nerveuzer en kregeliger. Het is de waanzin ten top gedreven. Waar is nog de levenskwaliteit in dit alles ? Moet men zijn tijd vullen met achter geld te jagen – het verteert je zoals vuur hout. Het gaat niet goed met Vlaanderen. Het lijdt aan moderniteit. Waarom je nog dubbel plooien als dat tot niets dient, tenzij tot stress en depressies ? Ik heb in Grupont een ander ritme ontdekt. De mensen hier zijn veel gelukkiger dan de Vlamingen. Ze hebben de kwaliteit van hun leven in het centrum van hun bezigheden gehouden. Ze willen niet overal tegelijk zijn. Hier hebben ze begrepen dat zoiets niet mogelijk is. Uiteindelijk is dat pas laat in mijn leven tot mijn bewustzijn doorgedrongen.

“Hier nemen de mensen de tijd om elkaar te groeten, naar elkaar te luisteren, zonder dat ze doen alsof en constant op hun horloge kijken want tijd is geld. Op tijd staat in Vlaanderen een tarief, ze hebben daar geen seconde meer over voor zichzelf en voor de anderen. Dat is moordend. Maar deze zogenaamd moderne samenleving rukt op. Hier, in de Ardennen, moeten ze zich afschermen, hun levensritme beschermen. In mijn jagershut kijk ik rond en alles wat ik zie zijn bomen. Er zijn geen fabrieksschouwen die de horizon vervuilen. Je moet werken om te leven, dat weet ik ook wel – ik heb drie kinderen. Maar vele mensen leven om te werken, en in die valkuil wil ik niet tuimelen. Ik hou van Vlaanderen, het is mijn geboortestreek, maar ik zou er niet meer kunnen leven.”

Francesco heeft de jagershut ontdekt. Hij was met een vriend aan het trainen in de streek. Per toeval kwamen ze aan de gîte, de nieuwe eigenares had die net te huur gezet. Wild was Francesco ervan en hij stak zijn vader aan met zijn enthousiasme. Eddy : “Ik was er ook op slag weg van. Ik heb altijd veel belang gehecht aan mediteren. Voor ik hier neerstreek dacht ik eraan naar de Pyreneeën uit te wijken. Ik wilde er in het hooggebergte een huisje betrekken. Dan is Grupont als een geschenk uit de hemel gevallen. Ik ben er alleen met mijn gezin, dat heb ik hier in de Ardennen gevonden en dat is alle rijkdom van de wereld waard.”

Deze vorm van geluk heeft ook Jean-Marc Renard gevonden. De gewezen bokskampioen heeft zich teruggetrokken in de bossen van Famenne en komt aan de kost als houthakker. Maar wil Renard vooral uit het vizier van de media blijven, zo ver drijft Eddy Planckaert zijn isolement niet. Gedurende maanden volgde een cameraploeg van VTM de Planckaerts in Grupont. Overal waren spots en camera’s aanwezig. “Dat was niet evident”, blikt Eddy terug. “Het was chaotisch.”

De televisieserie over de Planckaerts moet een vervolg breien aan het succes van de sitcom die aan de familie Pfaff gewijd was. RTL en Canal+ hebben hun belangstelling al geventileerd. Eddy is voorts nog altijd belast met de public relations voor de dancing Bocaccio in Halen bij Diest. Vreest hij niet alsnog in de valkuil te tuimelen ? “Nee”, beweert hij. “Ze zullen me niet meer liggen hebben. Ik heb leren kiezen. We houden alles onder controle en we zullen de keuzes maken die nodig zijn om de kwaliteit van ons familieleven te vrijwaren. Ik ben naïef geweest, maar dat is gedaan.”

Naar de tv-uitzendingen over de wielerklassiekers heeft Eddy amper gekeken. Zijn broer Walter koestert nog altijd ambities als ploegleider. Eddy moet er niet aan denken, wil niet meer naar het wielermilieu terugkeren. Nooit meer. Die bladzijde is omgedraaid. Hoewel. IJdele hoop, zeker. Hij wil in de Ardennen bijeenkomsten van wielrenners organiseren, en zo zijn kost verdienen. En Francesco is een jong, beloftevol coureur. De perikelen met zijn knie behoren tot het verleden. Hij traint weer, hoopt straks weer vooruitgang te boeken.

De Planckaerts maken plannen. Junior, Francesco en Eddy overwegen om een cd op te nemen. Junior aan de drums, Francesco aan de micro, Eddy speelt de bass. Aan decibels zal het niet ontbreken. Maar eerst dat boek afwerken.

door Pierre Bilic

‘Het is een valse wereld. We worden uitgeperst als citroenen.’

‘Ik hou van Vlaanderen, maar ik zou er niet meer kunnen leven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content