Daar waar de Arabier de Surinamer groet, waar bingospelers foto’s nemen, de coffeeshops en het speelplein wenken, daar, in de East Coast Family, groeide Mbark Boussoufa (AA Gent) op.

Neen toch ? ! En hij is nu nog altijd maar één meter zevenenzestig voor negenenvijftig kilo ? ! “Jaha, toch wel,” lacht Labiba, “worstelen ! Hij was heel erg fanatiek begaan met de World Wrestling Federation. Stapelde hij kussens op elkaar en sprong ie daar vanaf de bank op alsof het zijn tegenstander was.” Later kwam de bal. “Jeetje wat heeft híj veel stuk gemaakt ! Glazen kasten de vernieling in geholpen ! En dan probeerde hij de bal snel te verstoppen, omdat vader hem anders op het balkon legde met de deur op slot.”

Koffie en een assortiment koekjes wachten al op het tafeltje als Labiba, MbarkBoussoufa’s oudste zus, de anekdote ophaalt. Latifa, haar jongere zus, is net weggegaan, maar Angelo Wouter, de Surinaamse eend in de bijt uit de Anderlechtse jeugd, Hannan, de jongste zus en Moustafa, de jongere broer, flankeren de moeder van Mbark, die de verhalen van haar kinderen stil aanhoort. Nederlands praat ze wel, maar niet vlot en omdat vader een paar weken naar Marokko is, zijn het vooral Labiba en Moustafa die ons van antwoord dienen.

Nog eentje dan, een anekdote. Over hoe klein Mbarkje toen ook al was. “Mijn vader had vroeger op het balkon staan kijken hoe Mbark mee mocht doen met de grote jongens”, zegt Labiba, “Kwam hij ineens in een deuk van het lachen binnen : Mbark was gewoon tussen de benen van een van die jongens doorgelopen ( lacht).”

Het gezin Boussoufa woont in de Molukkenstraat in Amsterdam Oost. Arabieren, Afrikanen, Surinamers, Antilianen, Turken : alles leeft er door elkaar. Alles loopt er ook door elkaar : Vini France, een Volendammer visspeciaalzaak, een Chinees restaurant. Eén hoog, in de woonkamer, verraadt een ingelijste bladzijde uit de koran boven de sofa terloops de Marokkaanse komaf van de Boussoufa’s. Aanvankelijk woonden ze aan de overkant van de weg, maar sinds ze naar deze zijde verhuisden, brak Mbarks liefde voor het voetbal helemaal door : het raam aan de achterkant kijkt uit over een speelplein en een grijs betegeld voetbalveldje met doelen.

“Vader is hem heel vaak moeten gaan zoeken, want hij bleef maar voetballen. Als alle kinderen al naar huis waren, bleef hij dan maar in z’n eentje balletjes trappen”, zegt Labiba. “Ze noemden ‘em daarom ook de pleinagent”, mikt Hannan, 13, er schalks tussen. “En er was altijd wel een bal in de buurt en als hij geen bal had, voetbalde hij met een sok”, vult Moustafa aan.

Gedreven tot het uiterste. “Toen we bij Midden-Meer wilden gaan spelen, mocht dat eigenlijk niet : we waren te jong, maar hij wou zo graag. ‘Kom nou, toch effe sien‘, zei hij dan. Op een avond, het was zes uur, gingen we dus in de bosjes staan en zagen we die jongens trainen. Daarna mochten we daar toch al gaan spelen, maar het shirt was zelfs nog te groot voor ons ( lacht). Van meisjes heeft hij in zijn jeugd ook echt afstand genomen. Dat wéét ik. Hij was bang dat het dan mis zou gaan met het voetbal. Zo gedreven, was hij.” En gek van Maradona. Hij noemde zich daarom ook wel eens Baradona, had Latifa eerder nog uitgelegd : “Alles erover lezen, filmpjes bekijken en dan vol energie weer naar buiten.”

Het rechte pad

Het liefste speelde Mbark Boussoufa voorin. “Want dan”, legt Moustafa uit, “kon je een goal maken en wie op straat een goal kon maken, telde mee. Eigenlijk is dit wel een moeilijke buurt om op te groeien, weet je, met die coffeeshops en zo. Twee, drie jaar geleden is een ouwe klasgenoot van Mbark nog doodgeschoten. Je moet een weg kiezen : of je gaat naar links of rechtdoor of naar rechts. Voor Mbark was er maar één weg : het rechte pad. En mijn vader steunde hem daarin : elke ochtend wekken, ontbijt maken, overal naartoe brengen. Je zag wel veel andere voetballers die minder steun kregen de andere kant opgaan. Jointje proberen, dan drinken en dan gaat het niet goed.”

De wil tot verzet was er. Het inzicht ook.

Moustafa : “Hij was best wel een moeilijke jongen, hoor. Als hij zag dat je kon winnen, maar je verloor, dan ging de draad los bij hem. ‘Hoe kunnen we nou verliezen ? !’ Als je iets wou doen, wou hij het ook altijd naar zíjn zin doen. Je kon het niet naar jou toe trekken.”

Labiba : “Hij was koppig als ik weet niet wat. Iedereen had maar te luisteren als hij iets wou. Als er een wedstrijd op tv was, moest iedereen daar ook maar naar kijken. Een hele sterke eigen wil. Het was daarom ook niet omdat iemand groter was dan hij dat die moest denken dat ze de baas konden zijn. De jongens begrepen vaak niet dat zo’n kleine jongen zo’n grote bek kon hebben en niet bang was in elkaar geslagen te worden. Dat zei wel eens een jongen op school tegen mij. Tot hij een keer m’n vader achter hem zag staan, toen begreep ie het ( lacht).”

Moustafa : “Hij is ook heel strikt : hij zegt me gewoon als er mensen zijn met wie ik beter niet kan omgaan. Dat doorziet hij gauw en dan coacht hij mij daarin. Hij heeft mensenkennis.”

Labiba : “En hij is heel nieuwsgierig. Alles willen weten en met die kraaloogjes van ‘em overal komen kijken ( lacht). Als het dan niks voor hem was, liep hij gewoon weer weg of als je te langzaam bent, is hij ook alweer bezig met iets anders. Hij gaat heel snel verder. Dat merk ik vaak in gesprekken. Vroeger kon ik hem wel eens een opdonder geven, maar nu is hij echt rustiger geworden omdat hij zelf beslissingen en verantwoordelijkheid moest gaan nemen.”

Branie zat

“Kijk, kijk”, zegt Gerold H. Cotino, een van de begeleiders op het speelplein achter het huis van de Boussoufa’s, naar boven wijzend. “Daar, dat raam, zie je, daar klom Mbark doorheen het dak op om hier toch te kunnen komen voetballen als de speeltuin gesloten was. Soms werd ik dan wel eens gebeld door buurtbewoners en dan kwam ik kijken. Dan gingen ze of in de bosjes schuilen of ze klommen heel gauw naar boven. In elk geval : als ik kwam, was er niemand meer ( grijnst).”

“Mensen die kwamen bingoën op zondag namen dan zelfs foto’s van ons om dan aan hem te laten zien als bewijs”, grijnst Anouar Fairouz, een Marokkaanse leeftijdsgenoot van Mbark Boussoufa die jaren met hem samenspeelde.

Rondom zijn de speeltuin en het grijs betegelde voetbalveldje met doelen omgeven door achtergevels. En wegens alleen te betreden door een ijzeren hek, biedt het een veilige haven voor de jeugd. “We noemden dit ook altijd Bernabéu”, grijnst Anouar, die aan de overkant van dit virtuele stadion woont. “Via het raam hadden we altijd contact. Soms probeerden we ook door het hek te glippen en met al onze kracht de spijlen ervan open te trekken.”

In het kleine cafetariaatje speelt de tv, terwijl Gerold, zelf nota bene van Surinaamse komaf, de met foto’s behangen muur afloopt. “Hier, op deze foto, was hij een jaar of tien, elf, hier negen.” Mbark in Vucht, Mbark in Londen, Mbark op het Snickers WK in Frankrijk, Mbark op de Holland Cup, Mbark met Nigel de Jong. “Kijk, kijk, dit is een heel mooi elftal : hier heb je Mbark, maar hier heb je ook Dwight Tiendalli, die speelt nu bij FC Utrecht, hier heb je ook Quincy, die zit nu bij Arsenal, hier zie je Calvin, die nu bij Volendam speelt, daarnaast Esajas, die zit bij Vitesse, Serginho, speelt bij Ajax2.” Allemaal zijn hier gepasseerd. “Gewoon lekker voetballen. Internationale toernooien spelen we in de zomer, maar tijdens het jaar voetballen we tegen teams uit de buurt of een andere buurt, Amsterdam Noord of Amsterdan West.”

Ook tekeningen sieren de muur.

“Maar daar hield Mbark zich niet mee bezig, hoor. Als Mbark binnenkwam, was het meteen voetballen. Moet je z’n eerste tenue zien ? Die heb ik nog. Kijk, in 1995 hadden we dit als tenue. Mbark was toen tien jaar en we hadden een toernooi met jongens van veertien, vijftien. Die jongens wilden Mbark speciaal in hun team hebben, ook al was hij nog maar tien. Hij moest en hij zou nummer veertien hebben – je weet wat dat betekent voor Nederlanders, hé, dus….”

“… die last wou hij toen al op z’n schouders dragen…”, zegt Anouar.

“… dus”, gaat Gerold verder, “heb ik het nummer bij hem maar aan de voorkant gezet, zodat iedereen het kon zien.”

Branie zat. “Ik weet nog een wedstrijd in 95 – wij waren soms een zootje ongeregeld, hoor – en we speelden tegen een echte club, op een half veld”, zegt Gerold. “Dat team maakte de 1-0, Mbark pakte de bal, dribbelde vanaf de middenstip en maakte de 1-1, die andere ploeg maakte 2-1 en Mbark de 2-2… zo ging dat maar door tot 16-16. En dan werd Mbark boos op een ploeggenoot en gaf ie ‘em een klap. Toen heb ik hem gewisseld. Hij kon boos worden op medespelers als die aan hun taken verzaakten of niet hard hun best deden zoals hij, weet je. In een zaaltoernooitje waar we tegen Utrecht verloren, was Mbark ook eens zo boos dat hij niet met ons mee ging eten, maar boven op de tribune ging zitten nadenken wat er allemaal fout was gegaan. Dan komt hij daarna dus zeggen : neen, we moeten het zo en zo doen. En toen wonnen we dat toernooi ( lacht). Altijd maar naar de oorzaken zoeken waarom we niet wonnen. Hij wou echt niks anders dan winnen.”

Tegen één wand van de cafetaria staat een met trofeeën volgestouwde vitrinekast. “Ik denk dat dit de enige speeltuin is in Nederland die zoveel heeft gepresteerd”, zegt Anouar. “Elke voetbalvereniging kan trots zijn op zo’n prijzenkast. In heel veel van die bekers had Mbark een voet. Als we met vier leeftijdscategorieën meededen, wonnen we wel met twee of drie een prijs.”

Vlammen

Buiten in het speeltuintje is het rustig toeven, zo in de laatste zomerzon. Op de schuif-af speelt een meisje. “Maar zoals het hier nu is, zou het vroeger nooit geweest zijn : het was nooit leeg”, lacht Anouar, terwijl we op een bankje aanschuiven bij Kenneth Mack Nack. Hij, een oud-voetballer die achteraf bij de speelpleinwerking kwam, bracht als trainer meer voetbal in het spel. “Mbark bemoeide zich ook altijd met het team”, zegt Kenneth. “In de zin van : zullen we wel een sterk team hebben ? Hebben we al een laatste man ? Hebben we al verdedigers genoeg ? Gaan we 4-4-2 spelen of 4-3-3 ? Hij was daar echt mee bezig. Hij heeft ook wel eens meegedaan dat het team niet zo goed was, maar dan wonnen we vaak toch door Mbark omdat hij het team omhoog trok. Ik kan me een toernooi in Rosmalen herinneren waar we de finale speelden. Die tegenstanders werden groter en groter en hij was de kleinste van het veld. De scheidsrechter begon al te lachen toen wij het veld opkwamen. Tot hij in de laatste vijf minuten een slalom maakt en de 1-0 scoort. Toen moesten zij de scheidsrechter weer uitlachen ( lacht).”

Soms ging het ook echt niet. “Maar in de tweede helft leek het dan of hij moest opstaan vanuit iets. Een winnaar, hé. Maar hij was ook vooral een mooie voetballer, hoor : hij wou wel winnen maar het moest ook mooi zijn. Een doelpunt maken, maar dan wel eerst de keeper uitkappen. Zo’n type was het wel. Heel gauw gebekt ook. We zaten hier soms de hele dag over voetbal te praten en maar wedstrijden analyseren.”

Gerold : “Hij trainde ook altijd op doelpunten maken : schieten van het ene doel naar het andere doel. Vorig jaar zag ik hem op Sporza tegen Charleroi een doelpunt maken uit een vrije trap van een heel eind. Toen zag ik terug waar hij hier altijd op trainde. Probeerde hij telkens de lat te raken. Vroeger zaten ze soms gewoon te lummelen, maar als Mbark kwam, werd er meteen gevoetbald. Ja, zo ging dat, als je Mbarkie zag, werd er gevoetbald of begonnen met voetballen. Want als hij binnenkwam, nam hij meteen de leiding. Waren ze al aan het voetballen, dan werd er meteen overnieuw begonnen : híj bepaalde wat er gebeurde.”

Anouar : “Hij kwam ook altijd voor zichzelf op, want hij was vaak de gebeten hond. Hij was klein, hij was degene die de mooiste acties liet zien en dus ook het vaakst geschopt werd en het meest gehaat. Gehaat, jazeker.”

Gerold : “Weet je, hij kwam ook vaak huilend bij mij. Dan was hij weer eens iemand twee keer voorbij gedribbeld en meestal speelde hij tegen jongens die drie, vier jaar ouder waren dan hij en die laten zich niet graag door een klein mannetje voor schut zetten. Als die je schoppen, kan je niet terugslaan. Dan ga je janken en weglopen. Maar ik ben dan wel zo iemand die zegt dat ze hard moeten worden. En hij is hard geworden, hoor. Wij zijn vaak ook heel streng geweest, want kijk, ik heb ook vaak heel grote ruzies met Mbark gehad. Hij kon soms jankend naar zijn vader gaan. Maar we deden dat om er iets goeds van te maken.”

Toen hij 13 was, herinnert Anouar zich, nam Mbark Boussoufa, terwijl de Ajaxselectie zich opwarmde voor een wedstrijd in de Amsterdam Arena, deel aan de animatie vooraf : balletje hoog houden om het record van 761 keer te breken ( zie www.boussoufa.com, klikken op multimedia en doorklikken naar video). Na 900 keer moest hij ermee stoppen omdat de spelers het veld al op kwamen. “Daar heeft hij hier úren voor geoefend. Bij Fortius, onze latere club, moesten we eens tegen Ajaxjeugd spelen en hij wist dat ze hem al langer volgden. Toen wou hij per se vlámmen, nou, daar hebben we de hele week voor zitten trainen. Hij noemde zich later ook wel eens lachend Baradona (lachje). Hij wilde het echt maken, het was voor hem gewoon één rechte lijn.”

RAOUL DE GROOTE

‘VAN MEISJES NAM HIJ AFSTAND, BANG DAT HET ANDERS MIS ZOU GAAN MET HET VOETBAL.’ (MOUSTAFA BOUSSOUFA)

‘Ik denk dat dit de enige speeltuin is in Nederland die zoveel heeft gepresteerd.’ (Anouar Fairouz)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content