Barcelona won zaterdag voor de derde keer in zes jaar tijd de Champions League. Geen team geeft meer passes, heeft meer balbezit en legt mooier voetbal op de mat. Maar hoe slagen de blaugrana daar toch keer op keer in? De geometrische analyse van hun speelstijl legt enkele geheimen bloot.

Als je wil weten waarom Barcelona Spaans landskampioen werd en de Champions League won, kun je niet anders dan eens naar de cijfers te gaan kijken. Voor die cijfers zorgen allerhande moderne trackingsystemen. Heel wat stadions in Europa zijn immers uitgerust met camera’s die elke beweging registreren. Een trackingsysteem kan tot 3000 spelfases opslaan en filtert uit iedere wedstrijd vier en een half miljoen gegevens.

Als je zo’n trackingsysteem op de blaugrana toepast – of ze nu tegen Real Madrid, FC Kopenhagen of Arsenal spelen – dan traceert het telkens een onnoemelijk groot aantal passes. Xavi & co geven zo veel korte passes dat er op de afdruk van het systeem een onontwarbaar kluwen van passlijnen te zien is. De middencirkel is altijd het zenuwcentrum van het passfestival en daar waar andere teams na iedere wedstrijd een ander passingpatroon laten optekenen, ziet dat van Barcelona er altijd hetzelfde uit.

Real Madrid bijvoorbeeld speelt in de ene wedstrijd meer over de linkerflank, terwijl het gevaar in een volgende wedstrijd net zo goed vanop rechts kan komen. Hun passingspel is meer afhankelijk van toeval en (van de tactiek) van de tegenstander. Laat dat passingpatroon nu net de belangrijkste constante in het spel van de blaugrana zijn. De echte verrassing zit hem in het feit dat Barcelona van verzorgd en berekenbaar spel plots kan overschakelen op onvoorspelbaar voetbal zoals alleen straatvoetballers dat kunnen. Tegenstanders die ooit tegen de Barcelonezen mochten aantreden, gaven al aan dat ze nog nooit zo’n ongrijpbare en stille tegenstanders hadden ontmoet. Het lijkt wel alsof Iniesta en Messi communiceren via de passes die ze elkaar geven. Elke pass draagt een boodschap in zich. “We staan verkeerd”, zegt de ene pass. “Temporiseer even”, “Maak je klaar om diep te gaan” en “Nu staan we goed”. Dat is de impliciete boodschap die elke kaats, dieptepass, doorsteekbal en cross met zich meedraagt.

Uitgerekend in die overgang van verzorgd combinatiespel naar totale anarchie zit de schoonheid van hun speelstijl. Tegenstanders worden zowel fysiek als mentaal gesloopt door de onnavolgbare passing game van Barcelona. Ze moeten zo veel negatieve druk zetten dat de moed hen in de schoenen zinkt. Nadeel van dat tiquitaca is wel dat wanneer Barcelona dan toch eens een tegenstander treft die zich niet laat ontmoedigen, dat ze dan weleens de neiging hebben om zichzelf in slaap te wiegen.

Dat is exact wat er in de finale van de Copa del Rey gebeurde. Barcelona passte dat het een lieve lust was, creëerde af en toe een kans en zag zelfs een doelpunt afgekeurd voor buitenspel. Toch merk je dat hoe langer het doelpunt uitblijft, hoe meer Barcelona zichzelf hypnotiseert met dat wondermooie spel. De Madrilenen leken dit keer wel immuun voor de duizelingwekkende hoeveelheid passes en voor het gejuich van de Barçafans die hun idolen aanmoedigden als waren zij de torero en Real Madrid de machteloze stier. De jongens van Mourinho speelden goed gegroepeerd – ze leken wel met één groot touw verbonden – en pakten voor een keer geen rood in een wedstrijd tegen Barcelona. Mourinho had met Inter al gedemonstreerd hoe je het spel van Barcelona tegen hen kan doen keren. Balbezit is tegen Barcelona voor de Portugees van geen belang. Als je aan Mourinho vraagt wat hij mooi voetbal vindt, neemt hij een blad papier en tekent hij er vier dikke lijnen op. Van strafschopgebied naar strafschopgebied via een verticale, een horizontale, een verticale en weer een horizontale lijn. Zo speelde hij met Porto, Chelsea en Inter. Dankzij die tactiek werd hij maar liefst zes keer landskampioen, won hij tweemaal de Champions League en zo viel ook de 1-0 in de verlenging van de Copa del Rey. Diep, breed, diep, breed en Ronaldo kopt de bal binnen.

Erfenis van Cruijff

Meer dan wie ook drukte Johan Cruijff zijn stempel op het spel van FC Barcelona, als speler én als trainer. Tussen 1988 en 1996 legde hij als trainer met zijn totaalvoetbal de basis voor het tiquitaca van de huidige generatie. De typisch Nederlandse 4-3-3 werd ingevoerd in het eerste team en ook alle jeugdploegen werden verplicht om in die opstelling te spelen. De U13 en U14 kregen in het internaat zelfs les over de kwaliteiten waarover je als speler moet beschikken om in een 4-3-3 te kunnen functioneren. Je moet technisch sterk genoeg zijn, je moet een mannetje voorbij kunnen, in blok kunnen verdedigen en vlot kunnen omschakelen van verdediging naar aanval. Ook belangrijk zijn de balvaste middenvelders die het spel negentig minuten lang kunnen controleren.

Het allerbelangrijkste was de ontdekking van de troeven van de kleine spelers. Vroeger werden de kleinere spelers steevast te tenger bevonden voor de mannelijke sport die voetbal steeds meer wordt. Daar dacht Cruijff anders over. Hij zag vooral de voordelen in van die kleine gestalte. Klein betekent vaak technisch begaafder omdat dat al van in de jeugdreeksen hun enige wapen is tegen de kracht van hun (vaak grotere) tegenstanders. Klein betekent wendbaarder omdat hun zwaartepunt lager ligt. En klein betekent volgens Cruijff ook creatiever omdat hun hoofd dichter bij de bal is.

In de acht jaar als trainer liet Cruijff 29 talenten uit La Masía doorstromen naar de A-kern. In de huidige spelerskern van Barcelona zitten er vijftien spelers die in het wereldvermaarde opleidingscentrum werden gevormd. Het spreekt voor zich dat Messi, Iniesta en Xavi er daar drie van zijn. Cruijff die spelers ooit ‘voetbalproducerende machines’ noemde, wordt tegenwoordig als geestelijke vader van het Barçavoetbal gezien. Elke maandag geeft hij in een Catalaanse sportkrant zijn visie op de spelers, het spel en de tactiek die Pep Guardiola gebruikte. Die Guardiola speelde onder Cruijff trouwens als verdedigende middenvelder.

Mourinho kende nooit een grote spelercarrière en wordt niet minder dan veracht door Cruijff. Dat misprijzen komt voort uit de agressieve manier waarop Mourinho zijn team tegen Barcelona laat spelen. Het lijkt wel alsof zijn spelers ‘Barcelonitis’ hebben en ze daarom de ware aard van Real Madrid bijwijlen verloochenen. Volgens Cruijff is zowel Barcelona als Real Madrid meer dan een voetbalclub. Een bezoekje aan het museum in Camp Nou volstaat om te begrijpen wat De Verlosser bedoelt. Tussen de trofeeën, de truitjes van de bekende spelers en foto’s van legendarische teams vinden we ook geschriften over de democratie, de mensenrechten en de strijd tegen de dictatuur van Franco. Dat verleden, die drang van de Catalanen naar onafhankelijkheid en het feit dat Real Madrid destijds de ploeg van dictator Franco was, maken dat duels tegen Real Madrid voor Barcelona eigenlijk nog steeds een soort van demonstratie tegen de dictatuur zijn. Die drang naar onafhankelijkheid is ook een van de redenen waarom de Catalanen de Spaanse EK-titel van 2008 en de WK-titel van 2010 als ‘de titel van Catalonië’ beschouwen. Al hebben ze ook wel ergens een punt. De speelstijl van het Spaanse elftal is immers een kopie van die van Barcelona en er staan ook maar liefst acht Barcelonezen in de basiself van Spanje. Dat alle doelpunten op het WK van de voet van een Barçaspeler kwamen, is alleen maar een extra argument pro Catalonië.

Een voetbalclub als verzetsgroep, als ontwikkelingshulp – de Barcelonastichting helpt kinderen uit de derdewereldlanden en steunt Unicef – en een voetbalclub met onnoemelijk veel fans. Zo’n 57 miljoen wereldwijd. Wanneer Barcelona tegen Real Madrid speelt, is dat voor veel van die fans de clash van links voetbal tegen rechts voetbal. Guardiola laat er geen twijfel over bestaan: “Wij spelen links voetbal. Een voor allen, allen voor een.”

Real Madrid is het prototype van de kapitalistische club. Alles kopen wat goed en duur is en daar een team van maken dat niet anders dan succesvol kan zijn. Barcelona pakt het iets planmatiger aan. Ze weten welk voetbal ze willen brengen en leiden jonge spelertjes op tot ze zo goed mogelijk in dat plaatje passen. Enerzijds heb je Chelsea, Inter en Bayern München en anderzijds Arsenal, Ajax en Borussia Dortmund. Wat de financiën betreft, scoren de planmatige aanpak van Barcelona en de kapitalistische handelwijze van Real Madrid echter even slecht. Beide clubs zitten immers tot over hun oren in de schulden.

Dat Barcelona naast links voetbal ook nog eens creatief voetbal brengt, is in grote mate aan de trainer te danken. Zijn eenvoudige credo luidt ‘je speelt zoals je traint’ en daarom wisselt hij op training geordend spel met wanordelijk spel af. Hij laat zijn jongens een mix van straatvoetbal en dan weer hogeschoolvoetbal spelen. Er wordt vrijwel altijd met bal getraind. Soms een paar sprintjes, nooit een duurloop. Alle fysieke arbeid wordt spelenderwijs geleverd. Als er dan toch eens eentje is wiens conditie niet op punt staat, dan is dat uit zijn fysieke parameters af te leiden en wordt hij apart genomen voor individuele conditietraining.

Er wordt steevast op één speelhelft getraind, om de korte ruimte die er in de wedstrijd altijd maar is zo goed mogelijk na te bootsen. Die speelhelft is dan nog eens in zestien vakjes onderverdeeld. Elke speler blijft in het hem toegewezen vak tot hij de bal krijgt en mag zich pas dan richting een ander vak bewegen.

Veel van Guardiola’s oefenvormen komen uit andere sporten. Barcelona heeft naast een topvoetbalteam ook een succesvol handbalteam, een goed basketbalteam, hockeyteam en rugbyteam. Wie het spel van Barcelona gaat analyseren, zal zien dat Messi & co zich soms opstellen als een handbalteam, dat ze spelvormen uit het basketbal en hockey in hun speelwijze hebben opgenomen. En soms zie je een diagonale pass waar zelfs de beste quarterback alleen maar van kan dromen. Opvallend hier is dat Guardiola put uit balsporten waar met de hand wordt gespeeld. De mens is zo gemaakt dat hij handiger – het woord zegt het zelf – is met zijn handen dan met zijn voeten. Maar de trainingen van Barcelona zijn er nu net op gericht om de spelers net zo goed te laten worden met hun voeten als met hun handen.

Kopiëren

Johan Cruijff sprak na het vierluik tussen Real Madrid en Barcelona over “de hegemonie in de voetbalwereld”, “de schoonheid van tirannie” en “het hoogtepunt van een project” dat hij als volgt omschrijft: “Barcelona wil altijd domineren en de toeschouwers entertainen. Niet alleen de eigen fans, ook die van de tegenpartij.”

Dan resten er nog drie vragen. Wat is het verschil tussen deze perfecte vorm van voetbal en de perfectie die Ajax en Kiev in de jaren zeventig brachten en AC Milan in de jaren tachtig en negentig? Met andere woorden, wat is de Barça Code? De Barça Code is: een doelman die niet alleen doelpunten verhindert maar ook nog eens aanvallen opzet. Twee centrale verdedigers die meteen beginnen te bouwen aan een aanval. Flankverdedigers die meer aanvallen dan verdedigen. Een verdedigende middenvelder die zeventig procent van zijn duels wint en meer dan honderd passes per wedstrijd geeft. Twee, liefst kleine, spelmakers – al kunnen dat er ook vijf worden. Twee flankspelers die steevast hun bewaker voorbij kunnen en ten slotte nog een diepe spits die geen diepe spits is, maar wel … Messi. Dat alles levert een totaal van meer dan achthonderd passes per wedstrijd op, meer dan zeventig procent balbezit en een doelpuntgemiddelde van 2,4.

Vraag twee luidt als volgt: kunnen andere ploegen de Barça Code kopiëren? Er zijn er in elk geval een heleboel die het proberen. Ze kopen kleine middenvelders, spelen op balbezit, maar moeten telkens tot de vaststelling komen dat ze niet zo balvast zijn als de echte blaugrana en dat ze geen Xavi hebben. En al helemaal geen Messi.

Hoe kunnen teams Barcelona dan verslaan? Real Madrid probeerde het met agressief spel en zeven verdedigend ingestelde middenvelders. In de finale van de Copa del Rey werkte het, vooral dan omdat het tiquitaca van Barça niet zo vlot liep als gewoonlijk. FC Arsenal is al even balverliefd als Barcelona en maakte het hen moeilijk in de achtste finale van de Champions League door de heenwedstrijd met 2-1 te winnen.

De enige kans die Manchester United in de Champions Leaguefinale had, was dat de passing game van de blaugrana hen in de steek zou laten, dat ze zichzelf in slaap zouden wiegen. Alex Ferguson heeft zijn team de voorbije twee jaar omgeturnd van counterploeg tot een dominant geheel, maar dat mocht in de finale niet baten. De statistieken spreken alweer voor zich: maar liefst 63 procent balbezit voor Barcelona, twaalf pogingen op doel tegenover één voor Man. United, vijf fouten van een Barçaspeler tegenover zestien bij The Reds, en zes hoekschoppen tegenover geen enkele aan de kant van United. De Barçacode heeft weer gewerkt.

DOOR CORDT SCHNIBBEN

Barça kan plots overschakelen van verzorgde combinaties naar onvoorspelbaar voetbal zoals alleen straatvoetballers dat kunnen.

Veel van Guardiola’s oefenvormen komen uit andere sporten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content