Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Voetbalaandelen doen het al enkele jaren slecht op de beurs. Toch overweegt Standard Luik deze lente een beursnotering. Benieuwd of we er nog wat van zullen horen.

Sloten vier clubs 2000 nog af met een hogere koersnotering, dan noteerde eind 2001 geen énkel voetbalaandeel hoger dan twaalf maanden daarvoor. Grashoppers trok daarop zijn conclusies en zegde de Zürich Stock Exchange vaarwel, en Ninth Floor verkocht zijn belangen in de Engelse derdeklasser Swansea City. Na opnieuw een rampspoedig beursjaar zijn Leicester City en Bradford City hun voorbeeld nu gevolgd. Sheffield Wednesday was in 2002 de enige Britse stijger onder de beursgenoteerde clubs. Op het Europese vasteland deden alleen FC Porto en Sporting Lissabon – niet toevallig uit het gastland van het volgende EK in 2004 – het goed. Verder was het al kommer en kwel.

2002 was het eerste jaar sinds 1994 zonder nieuwe introducties uit het voetbal. De luchtbel is gebarsten. Toch wil Standard Luik in de lente een notering aanvragen op de Parijse vrije markt. Dat het kiest voor een kleine Franse beurs, waar de controle minder strikt is, beschouwen kenners als een teken aan de wand, omdat het minder garanties biedt aan de investeerders. “Voetbalaandelen zijn emotieaandelen, bestemd voor de fervente fan, maar niet voor de belegger”, meent het financieel-economisch weekblad Trends. “Een beursgang is in feite een veredelde bedeltocht bij de trouwste supporters.”

Tachtig procent van de Standardaandelen is in handen van de Fransman Robert Louis-Dreyfus, tevens de eigenaar van Olympique Marseille. Franse clubs is het verboden naar de beurs te gaan. Het Franstalige weekblad Tendances sluit niet uit dat spelersmakelaar Luciano D’Onofrio, nu de transfermarkt in een dip zit, het geld van zijn 10 procent aandelen in de Luikse club via een emissie hoopt te recupereren. De Luikse beursgang wordt begeleid door Europe Finance Industrie (EFI), dat in het voorjaar van 2002 ook Sporting Charleroi naar de Parijse vrije markt zou brengen. November vorig jaar werden die plannen afgeblazen.

“De financiële positie van de meeste clubs, inclusief Standard, is belabberd”, zegt Stefan Késenne, hoogleraar Sport en Economie aan de Universiteit Antwerpen. “De huidige economische malaise en het slechte beursklimaat, de problemen in de mediasector en de recente correcties op de overdreven uitzendrechten, maken dat de clubs eerder aan inkrimping en besparingen toe zijn, en daar zitten potentiële beleggers niet echt op te wachten. Het wanbeleid bij Standard, dat enkel overeind werd gehouden door een gulle Louis-Dreyfus – die nu in Marseille wordt belaagd, onder meer wegens zijn Standardpolitiek – maakt van de nv Standard ook al geen aantrekkelijke financiële belegging. Daarenboven doen de meeste voetbalclubs, zelfs als ze over veel betere papieren beschikken dan Standard, het niet goed op de beurs, zeker niet nu er ook nog een oorlogsdreiging in de lucht hangt.”

De aangekondigde beursgang, concludeert Késenne, zal dus wel weer de laatste strohalm zijn, waar een radeloos Standard zich met de licentievoorwaarden in zicht aan vastklampt. “Ik ben dus zeer sceptisch,” zegt hij, “als het nog nodig was dat te vermelden. De meeste clubs hebben zich zwaar in de problemen gewerkt na het Bosman-arrest door de spelerssalarissen te verhogen, hoewel daar helemaal geen financiële ruimte voor bestond, en door dure spelerscontracten te verlengen om zo olijk en vrolijk hun handeltje in contractspelers op de transfermarkt verder te zetten. Met die lange en dure contracten, waaraan ze nu vast zitten, hebben ze zich natuurlijk flink in hun eigen voet geschoten. Zoals ik enkele jaren geleden voorspelde, zit de ineenstorting van de transfermarkt er nu aan te komen. Maar ons voetbalwereldje zou haar slechte reputatie natuurlijk geen eer aandoen als ze zich niet aan Afrikaanse mensenhandel zou bezondigen om, ten koste van wat dan ook, financieel overeind te blijven.”

De bomen groeien al lang niet meer tot in de voetbalhemel. Sinds 1997 gaan de voetbalaandelen, op enkele kortstondige opstoten na, in dalende lijn. De belangrijkste reden is dat voetbalclubs er nauwelijks in slagen hun uitgaven onder controle te houden. Tegenover de inkomsten staat dat het grootste deel van het geld meteen weer buiten gaat aan spelerslonen en krankzinnige transfersommen (al is er in beide gevallen intussen een corrigerende beweging op gang gekomen). Investeerders schrikt dat af, want voor winstperspectieven op termijn belooft zoiets weinig goeds.

“Sinds een jaar of drie,” zegt Oliver Butler van de Engelse nieuwsbrief Soccer Investor, “ziet iedereen dat de voetbalaandelen bij hun introductie zwaar overgewaardeerd zijn geweest. Dat kwam omdat toen nog volop geloofd werd dat de pay-per-view-televisie voor een mediahype zou zorgen. Uiteindelijk heeft die hype zich niet doorgezet.” Toch noemt Butler een mogelijke beursgang van Standard “interessant”. Ook Brian Sturgess, de voorzitter van Soccer Investor, is hoopvol. “Hoewel voetbalaandelen niet erg geliefd zijn bij de beleggers, ontvangen wij de laatste tijd signalen die duiden op een voorzichtige interesse bij beleggers in het Verenigd Koninkrijk en op het vasteland. Als de clubs erin slagen hun saneringspolitiek verder te zetten, is het niet ondenkbaar dat voetbalbeleggingen opnieuw aantrekkelijk zullen worden.”

Ondertussen is er sinds 2000 een nieuwe opportuniteit ontstaan. “The new flavour of the year” heette een jaar geleden in Londen de mogelijkheid om aan de kant van de spelers te gaan staan en in voetbalmakelaars te beleggen. Een handvol managementbureaus, vaak ook met activiteiten in de media- en de entertainmentwereld (zoals Premier Management Holdings, Sport Entertainment & Media Group, ProactiveSports Group en First Artist Corporation), zijn al aan de Londense beurs genoteerd. Maar ook zij deden het de afgelopen maanden dermate slecht, weet Oliver Butler, dat er van een return on investment geen sprake was.

“Als topsporters zoveel geld uit de brand weten te slepen,” meent Stefan Késenne, “dan zijn de makelaars en professionele adviesbureaus aan zet om met hun activiteiten een deel van het grote geld in te pikken en winsten te maken. Een belegging in de aandelen van deze professioneel georganiseerde bureaus is – in tegenstelling tot de amateuristisch bestuurde clubs – misschien veelbelovender voor investeerders. De grote verliezen en de schulden van de clubs zijn immers de winsten van de spelers en hun managementbureaus. Of pakweg SEM beursgenoteerd is of plannen in die richting heeft, weet ik niet, maar het succes zal alleszins groter zijn dan dat van Sporting Charleroi of Standard.”

Dirk Degraen, zaakvoerder van SEM (Sports & Entertainment Management) gelooft niet in een beursgang van het in Leuven gevestigde kantoor. Om een internationale rol van betekenis te spelen is België te klein, zegt hij. Dan zijn één Sonck en één Dagano hier te lande te weinig, en dus heeft het ook weinig zin andere Belgische makelaars op te kopen. Degraen ziet meer heil in een samenwerking met beursgenoteerde clubs elders in Europa. Misschien, zegt hij, gaat SEM op termijn dan wel op in zo’n bureau, zodat het vanzelf beursgenoteerd wordt. “Maar alleen onder de voorwaarde dat wij in België en Nederland onze eigen baas kunnen blijven.”

Degraen legt uit : “Nu al maken wij deel uit van een Europees netwerk met onder andere First Artist Corporation. Het voordeel van schaalvergroting is dat je door deel uit te maken van een groep, met één telefoontje weet wat er gebeurt in pakweg Spanje. Je kan niet vanuit je bureautje in Leuven heel Europa in kaart brengen. Het volstaat daarvoor ook niet om in andere landen een plaatselijke vertegenwoordiger te hebben. In België bijvoorbeeld, zullen wij altijd korter op de bal zitten dan een buitenlands kantoor dat hier zijn mannetje plaatst.”

Ondanks dat het klein is, heeft België ook troeven. Degraen : “We zijn een goedkoop land, met wetten die het mogelijk maken dat we een goedkope kweekvijver zijn voor talent. Wij, met SEM, hebben ook als voordeel onze juridische knowhow, die andere kantoren vanuit hun achtergrond niet hebben en waarvoor zij contact opnemen met ons. Dat is wat wij specifiek in zo’n groep kunnen betekenen. Bovendien voltrekt de schaalvergroting zich niet alleen in het voetbal. Wij hebben wielrenners als Virenque, McEwan en Vandenbroucke bij ons, en we hebben goede contacten met de wielerploegen. Ook op dat vlak staan wij al veel verder dan de anderen.”

Maar waarom zouden makelaars méér dan clubs een succesverhaal schrijven aan de beurs ? “Het is een trend dat managementkantoren die goed werk leveren, steeds meer vertrouwen krijgen bij de spelers”, weet Dirk Degraen. “Vaak voelen ze zelfs meer vertrouwen bij hun makelaar dan bij hun club. Logisch : de club heeft haar belangen, de speler de zijne. Spelers denken aan een spaarcentje voor na de carrière en veranderen dan ook vaak van club. Als zij ergens te rade gaan, dan meestal bij hun manager. Want als het goed gaat, begeleidt die hem zijn hele carrière.”

Nog een voordeel is dat makelaars met minder beperkingen rekening hebben te houden dan clubs, zegt Degraen. “Een club is gebonden aan een regio, aan een eindig potentieel, aan sportieve successen. Makelaars daarentegen hebben een cliënteel dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Die waarde kunnen wij beter bepalen dan de clubs, omdat wij de markt beter kennen. Wij kunnen ook aan risicospreiding doen doordat we niet van elf, maar pakweg van honderd spelers afhangen. En wij kunnen met verscheidene clubs zaken doen : wij kunnen spelers halen om het even waar ze zitten.”

door Jan Hauspie

‘Een belegging in managementbureaus is veelbelovender voor investeerders.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content