‘Ik blijf sowieso bij McLaren, maar de kans dat ik volgend jaar in de F1 zal rijden, is miniem.’ Toch blijft de 22-jarige Stoffel Vandoorne hopen.

Het doek over het raceseizoen is gevallen, de schaarse zitjes voor volgend seizoen nu al zo goed als verdeeld. Max Verstappen, zeventien jaar, wordt in 2015 de jongste F1-rijder in de geschiedenis. De jonge Nederlander, geboren in Hasselt, wordt bij Toro Rosso de vervanger van Daniil Kvyat, die bij Red Bull Sebastian Vettel moet doen vergeten. De viervoudige Duitse wereldkampioen verkast op zijn beurt naar Ferrari, waar Fernando Alonso naar de uitgang werd begeleid. De Spanjaard tekende ondertussen bij McLaren. McLaren, het team van… Stoffel Vandoorne.

“Ik blijf sowieso, maar de kans dat ik volgend jaar in de F1 zal rijden, is miniem. Wellicht wordt het nog een seizoen in de GP2 Series. Ik ben misschien wel een van de betere jonge rijders, dat betekent echter niet dat ik ooit in de formule 1 zal terechtkomen. Onmogelijk te voorspellen, het houdt me ook niet bezig. Ik probeer op mijn job te focussen: zo snel mogelijk rijden en zo veel mogelijk wedstrijden winnen. Alleen resultaten heb je in de hand, maar zelfs dat is geen garantie. Vind ik dat jammer of vervelend? Misschien wel, maar het is part of the business.”

De 22-jarige Rumbekenaar pendelde het voorbije jaar tussen Woking, het Engelse stadje waar het futuristische McLaren Technology Centre is gevestigd, en Villeneuve-la-Guyard – ten zuidoosten van Parijs – het hoofdkwartier van ART Grand Prix. “Het was een bijzonder leerrijk jaar, een van de meest uitdagende uit mijn hele carrière. Zeker op technisch vlak. Gelukkig heb ik door mijn studie, elektromechanica, een goede basis meegekregen, dat heeft me ook geholpen. (zie kader)

“In het begin van het seizoen hadden we bij ART problemen met de balans, waardoor ik het gevoel dat ik in de wagen had, naar de ingenieurs moest proberen over te brengen. Heel belangrijk, zeker in de formule 1, waar de technische details bepalend zijn. We kunnen allemaal met een auto rijden, maar we moeten ook met de ingenieurs en het team samenwerken. De voorbije jaren had ik niet altijd de beste piloten naast mij, waardoor ik vooral een team rond mij moest bouwen. Of ze bij McLaren en ART tevreden zijn? Dat denk ik wel, anders hadden ze mij al buiten gegooid. Zo hard is het nu eenmaal.”

Karten: een passie

Het levensverhaal van Stoffel Vandoorne leest als een sprookje. Opgegroeid in Rumbeke, een deelgemeente van Roeselare, als zoon van Marleen Delabie en Patrick Vandoorne. “In mijn prilste jeugd heb ik een beetje van alles gedaan, tot ik op mijn zesde voor het eerst een indoorkarting zag.” Puur toeval, omdat zijn vader het circuit van Flanders Indoor Karting in Kortrijk mag tekenen en de kleine Stoffel van eigenaar Joost Boxoen een paar rondjes kan rijden. “Ik was meteen verkocht.”

Een natuurtalentje, zo merken de begeleiders, ook al moeten ze de pedalen aan zijn korte beentjes aanpassen. Een leergierig kind ook, die tijdens elk rondje de ideale lijn en snellere tijden zoekt en na ‘de training’ vraagt wat er beter kan en moet. Voor de meeste andere kinderen is karting een leuk namiddagje uit, voor Vandoorne ongebreidelde passie die alle vrije tijd opeist. “Er was niets dat ik leuker vond.”

De eerste wedstrijdjes, de eerste overwinningen, de eerste 24 uren. Het gaat allemaal bijzonder snel, maar de stap naar karten op buitencircuits wordt uitgesteld. “Ik was vijftien, terwijl de meeste piloten veel jonger op buitencircuits – een veel hoger niveau – beginnen te rijden. Maar we hadden het geld niet, dus moest ik wel indoor blijven rijden.”

Wanneer hij in 2008 dan toch de stap kan zetten, wordt hij meteen Belgisch kampioen KF2, het jaar erna vicewereldkampioen. Hij staat, zeventien jaar jong, voor een verschroeiende keuze: een contract als fabrieksrijder bij een kartteam tekenen (“Daar kon ik wat geld verdienen”) of in zee gaan met de Royal Automobile Club of Belgium (RACB), die hem een seizoen financieel wil steunen in de F4 Eurocup 1.6, de kleinste eenzitter. “Ik heb heel lang getwijfeld.”

Die beslissing heeft alles bepaald, toch?

“Ja en neen. Had ik de overstap naar de F4 niet moeten zetten, dan was ik fabrieksrijder geworden en gebleven. Ik besliste om het toch te proberen, maar daardoor legde ik mezelf ook veel druk op. De RACB had niet de financiële middelen om de volgende stap – Formule Renault 2.0 – te betalen, waardoor ik zo veel mogelijk prijzengeld moest pakken. Vanaf dan móést ik presteren, al vond ik de druk nooit verlammend. Nog altijd niet, maar je hebt ook weinig tijd om na te denken. Altijd ben je bezig. Met de wagen, met de ingenieurs, met het team…”

Je pakte de titel in de F4 in je debuutseizoen (2010), twee jaar erna was je kampioen in de Formule Renault 2.0. Begon je toen al van de F1 te dromen?

“Dromen… Er waren op dat moment al contacten met McLaren, waardoor ik voelde dat de kans aanwezig was, maar in deze wereld kan je heel weinig plannen. Go with the flow… Mijn bedoeling was om via de World Series by Renault (een raceklasse tussen de Formule 3 en de GP2, nvdr) geld te verdienen, waardoor ik telkens de stap naar een hogere categorie kon zetten. Tot op vandaag is dat gelukt. Tot net onder de formule 1 is het mogelijk om een traject uit te stippelen, verder niet. Door die overwinning in de 2.0 (voor Daniil Kvyat, die volgend seizoen voor Red Bul rijdt, nvdr) kreeg ik 500.000 euro, waardoor ik in de Formule Renault 3.5 voor een topteam – Fortec Motorsport – kon rijden.”

En ook daar werd je meteen tweede, na Kevin Magnussen. De rode draad in je prille carrière: je leert snel. Akkoord?

“Ja. Jolyon Palmer, die dit jaar in mijn categorie won, reed voor het vierde opeenvolgende jaar in de GP2 Series. In zijn eerste seizoen pakte hij geen enkel punt, terwijl ik vanaf de eerste wedstrijd voorin kon meerijden. Een capaciteit die niet alle rijders hebben en een belangrijke troef, zeker in de F1, waar elk jaar veranderingen in techniek, motor of aerodynamica worden doorgevoerd. Je moet de auto heel snel leren kennen, niemand krijgt veel tijd om zich aan te passen.”

Iemand die te lang blijft hangen, gaat er onverbiddelijk uit?

“In mijn geval ligt dat anders, omdat McLaren alles betaalt, maar in de meeste andere teams betalen de piloten zelf voor hun plaats. Wie bereid is om vier jaar geld neer te tellen, mag blijven, de anderen niet. In onze sport is dat nu eenmaal zo. Daardoor gaat er wellicht talent verloren, ja, maar uiteindelijk zijn er ook niet veel plaatsjes. Het kan dus dat de beste rijder ter wereld ergens met een taxi rondrijdt.” (lacht)

De nieuwe generatie

Opvallend: volgend seizoen zitten er in de F1 heel wat jonge piloten achter het stuur. Max Verstappen (17) en Felipe Nasr (22) zijn nieuw, Daniil Kvyat (20), Kevin Magnussen (22), Marcus Ericsson (24) krijgen een nieuwe kans. Een goede tendens?

“Er is een shift aan het komen, niet alle teams blijven voor oudere en meer ervaren rijders kiezen. Maar dat hangt natuurlijk af van de filosofie van de ploeg. Red Bull en McLaren hebben er doelbewust voor gekozen om zelf piloten te ‘kweken’. Een goede zaak. En: ik weet dat ik het even goed zou doen als Kvyat. Als teams merken dat die jongeren ook presteren, dan is dat een stimulans om nog meer met jongere rijders samen te werken.”

Vorig jaar nog zei Sam Michael, de sportief directeur van McLaren: “Het volstaat niet om snel te zijn. We zijn niet op zoek naar rijders die voor ons kunnen testen, wel naar jongeren met wie we een echte samenwerking kunnen opbouwen en die wereldkampioen kunnen worden.” De lat bij McLaren ligt wel bijzonder hoog.

“Dat is hun filosofie. Ze steunen slechts een beperkt aantal jongeren, jongens van wie ze denken dat ze ooit in de wagen kunnen stappen om te winnen.”

Je klopte de twee jaar jongere Kvyat in 2012 in de Formule 2.0, maar hij begint volgend jaar wel aan zijn tweede seizoen in de F1. Steekt dat niet?

“Ik kan er niets aan veranderen. Als er geen plaatsen vrij zijn, dan… Vier of vijf teams – McLaren, Red Bull, Ferrari en Mercedes – zijn financieel gezond, de anderen rekenen op de inbreng van hun piloten. Als ik morgen met een zak geld van tien of vijftien miljoen euro naar een team stap, dan is de kans groot dat ik wél F1 rijd. Maar dat geld heb ik niet en ik zou het ook niet wíllen betalen.”

Als je ooit in de F1 terechtkomt, dan zal het écht op talent zijn?

“Het zou meer voldoening geven, ja, maar ik ben er nog niet hé…”

Heb je voorbeelden?

“Niet echt, wel respect. Ik besef hoe lastig en moeilijk het is om er te geraken. De buitenwereld ziet vooral de glitter en de glamour, maar het is veel meer dan alleen maar ‘met de auto rijden’. Negentien grote prijzen in acht maanden, voortdurend reizen, dágen met de ingenieurs in de simulator zitten, na elke wedstrijd debriefing, media-events, marketingverplichtingen…

“Tussen Sotsji en Abu Dhabi had ik een racebreak van zes weken, maar dan moest ik weer voor het F1-team werken. Voortdurend pendelen tussen Parijs en Woking, waar ik veel op de simulator zat. Of: race support geven tijdens de free practice sessions in de Grote Prijs van Austin, in Woking bepaalde zaken uittesten waar de ingenieurs op het circuit geen tijd voor hadden. Elke dag ziet er anders uit, maar die afwisseling maakt het ook leuk.”

Vind je het een gevaarlijke sport?

“Het is sowieso gevaarlijk, maar op het moment dat ik in de wagen kruip, dan denk ik daar niet aan. Niet bevorderlijk voor de prestaties… (lacht) Er gebeuren altijd ongevallen, maar de FIA heeft er alles aan gedaan om de veiligheid te verbeteren. Ik heb dit jaar al gereden met de wagen waarmee Emerson Fittipaldi in 1974 wereldkampioen is geworden. De benzinetank zat rond de rijder, nu is dat onvoorstelbaar. Maar zij wisten niet beter, terwijl wij met strenge veiligheidsvoorzieningen zijn opgegroeid.”

In mei reed je op het circuit van Barcelona voor het eerst 136 ronden in een F1-wagen. Volgens Richard Goddard, je manager, waren de ingenieurs onder de indruk van je prestatie. Jij ook?

“Het voelde redelijk ‘normaal’ aan, maar ze hadden mij op de simulator goed voorbereid. Daar mag je nog crashen, wat alle piloten overkomt. Risico’s nemen, de limieten aftasten en erover gaan… (lacht) Een mooie ervaring, voor de eerste keer in mijn leven boven de 330 kilometer per uur gereden. Brute kracht, ook al is het verschil in snelheid met de GP2 Series niet zó groot. Wij rijden ook meer dan 300 kilometer per uur.”

Vind je dit een mooi leven?

“Absoluut! Ik mag doen wat ik graag doe. En dat is niet veel mensen gegeven.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Als ik morgen met een zak geld van tien, vijftien miljoen euro naar een team stap, dan is de kans groot dat ik wél in de F1 rijd.”

“Ik mag doen wat ik graag doe. En dat is niet veel mensen gegeven.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content