Bij elke eersteklasser zit wel iemand die ooit een Club-Anderlecht in een van beide kampen meemaakte. Getuigenissen over de beleving van wat zondag een topper uit de oude doos is of kan worden.

CEDOMIR JANEVSKI

Trainer van Mouscron-Péruwelz. Voetbalde van 1989 tot 1991 bij Club Brugge en coachte van 2000 tot 2005 de Brugse beloften. Werd in januari 2007 hoofdcoach en won later dat seizoen de beker.

JANEVSKI: ‘Toen ik in 1989 in Brugge aankwam, werd mij snel duidelijk dat in dit land Club-Anderlecht dé topper was. De slag om België. Dé prestigewedstrijd, tussen de clubs met de meeste titels en bekers. Er werd mij uitgelegd dat Anderlecht, de ploeg uit de hoofdstad, met meer techniek en klasse voetbalde, vloeiender, met iets meer show ook, met meer individuele acties. Champagnevoetbal! En dat Club meer voetbalde als boeren: met meer power en inzet, collectiever. Zo werd er toen ook geselecteerd. Het moesten allemaal grote, krachtige spelers zijn. Plovie, Beyens, Cossey, Booy, Amokachi, Staelens… Allemaal grote mensen met wie we sterk waren op stilstaande fasen en op de inworpen van Querter. Zo werden we in mijn eerste seizoen kampioen. Leekens was ook zo’n trainer: organisatie, duels winnen, de tweede bal veroveren, oorlog maken, de snelheid van Farina proberen te benutten.

‘De spelers zelf wilden toen eigenlijk af van dat imago dat we alleen met lange ballen, vrije trappen, corners en inworpen konden winnen. Mannen als Creve, Van der Elst, Ceulemans, Querter en ikzelf wilden laten zien dat we ook konden winnen met mooi voetbal. Maar we wisten ook dat we konden overschakelen op plan B en dat we met kracht iets meer konden doen in de duels. Iemand als Plovie, die van Brugge zelf was, die was in de week voor de wedstrijd zelfs op training al keihard in de duels tegen ons om zich op Anderlecht voor te bereiden. Iedereen wist hoe belangrijk het was het rechtstreekse duel te winnen. Je wist dat je er de supporters een groot plezier mee deed om de grootste titelrivaal te kloppen, dat bij wijze van spreken de helft van het seizoen daarmee al geslaagd was én dat je met een goeie prestatie ook als speler meer dan anders in de picture kwam. En je wist ook dat als je van Club naar Anderlecht overstapte – zoals Degryse en Staelens deden – supporters zich tegen jou zouden keren. Dan was je voor hen een judas.

‘Ook bij de beloften zag je dat iedereen zich dubbel plooide om te winnen tegen Anderlecht. Het ging in die tijd ook altijd tussen ons en hen voor de titel. In het onderlinge duel deden altijd wel enkele spelers van de eerste ploeg mee. Ik weet nog dat bij hen Jestrovic ooit meedeed en bij ons Clement. Om wedstrijdritme op te doen, maar ook omdat zowel Vercauteren als ikzelf absoluut wilde winnen. Er kwam ook veel meer volk kijken dan naar een andere beloftewedstrijd. Het ging ook om het prestige van de jeugdwerking: tonen wie het best met de jeugd werkte. Met de beloften speelden wij technisch voetbal.

‘Als hoofdtrainer speelde ik met Club één keer thuis tegen Anderlecht. In 2007, tegen Vercauteren. Het was mijn tweede wedstrijd als T1. De eerste wonnen we op Beveren en tegen Anderlecht stonden we met dominant voetbal tot minder dan een kwartier voor tijd 2-0 voor. Twee keer Ishiaku. Maar na een hoekschop en een inworp kwamen ze via Juhász en Frutos – in de laatste minuut – nog gelijk. Tussendoor knalde Daerden, alleen voor De Wilde, op de onderkant van de lat! Het was een sleutelmoment om in het klassement terug te komen op Anderlecht, de latere kampioen. Achteraf bekeken is het dat misschien ook geweest voor mijn trainerscarrière. Met een zege tegen Anderlecht was alles misschien anders gelopen en was ik het seizoen daarna misschien nog coach van Club geweest.’

RUDI COSSEY

Assistent-trainer bij AA Gent. Uit de hoofdstad – hij voetbalde bij RWDM – vertrokken naar Club Brugge, waar hij van 1990 tot 1995 in de verdediging stond.

COSSEY: ‘De rivaliteit tussen Club en Anderlecht was groot, maar sportief. Op het randje, maar gezond. Speciale wedstrijden: als je die won, maakte je in die tijd veel kans op de titel. Luc Nilis was in die jaren vaak mijn tegenstander. Slimme speler, scoorde makkelijk, zowel met links als met rechts, kon uitstekend tussen de lijnen lopen, een nachtmerrie. Ik had liever spitsen die in duel gingen. Ik denk wel dat de supporters in de aanloop naar de topper zenuwachtiger waren dan de spelers zelf.

‘Ik heb derby’s gespeeld ook, met RWDM tegen Anderlecht en met Club tegen Cercle. Die winnen was ook belangrijk – even de ploeg van ’t stad zijn, zeker in Molenbeek was dat ontzettend mooi – maar dat was toch maar een korte euforie. Club-Anderlecht was veel intenser.’

BRYAN VERBOOM

Zulte Waregem. Van 2008 tot 2012 in de jeugd en bij de beloften van Anderlecht.

VERBOOM: ‘In de jeugd van Anderlecht moet altijd worden gewonnen, maar twee matchen staken er wel boven uit: tegen Club Brugge en Standard. Dan waren we nog een tikkeltje gemotiveerder, zéker tegen Standard, want de rivaliteit met de Rouches was, en is nog altijd, toch nog iets groter, gezien de vele jeugdspelers die van de ene club naar de andere zijn vertrokken. Fellere matchen, meer fouten en een grimmige sfeer naast het veld. Niet toevallig wordt die wedstrijd de clásico genoemd.

‘Het leuke aan de matchen tegen Club bij de jeugd was wel: we wonnen altijd. Een keer zelfs bij de U19 met 4-0. Zij werden, met onder meer Jimmy Dejonghe, Birger Verstraete en Zinho Gano, compleet weggespeeld, met dominant en verzorgd voetbal, want ook tegen Brugge probeerden we van bij het begin altijd onze wil op te leggen.

‘Als supporter herinner ik me vooral de play-off 1-match tegen Club in 2012, toen Guillaume Gillet met een penalty Anderlecht in de 95e minuut naar de titel schoot (1-1). Ik was, weliswaar als belofte, lid van de A-kern, mocht meevieren op het veld en in de kleedkamer. Heerlijk om mee te maken voor een twintigjarige. En dat het net tegen Club was, maakte de smaak nog iets zoeter.’

DENIS ODOI

Speelde in de jeugd van Anderlecht en als prof van 2011 tot 2013. Maakte in die periode acht onderlinge duels mee, waarvan hij er slechts één verloor. Nu bij Lokeren.

ODOI: ‘Die 1-1 in 2012 vond ik ook mijn meest speciale topper. Ik herinner me dat ik na de match het grapje maakte: ‘No sweat, no glory.’ (lacht)

‘De wedstrijden tegen Club zijn uiteraard belangrijk, maar niet belangrijker dan die tegen Standard. In mijn periode bij Anderlecht was dat inderdaad een nog iets pittiger duel. Vanwege de intensiteit van hun supporters, maar ook door de spelers die de voorbije jaren van kamp wisselden: Mbokani, Jovanovic, Van Damme. Nu is dat ook weer het geval met Defour en Ezekiel. Dat gooit extra olie op het vuur. Misschien is de rivaliteit met Club wat afgenomen omdat het al zo lang geleden is dat ze een titel wonnen.

‘De wedstrijden op Brugge waren niet meteen iets waar ik bijzonder naar uitkeek. Ik vind het geen gezellig stadion, de supporters zitten tamelijk ver weg van het veld. Maar ik weet dat ik met die mening redelijk alleen sta, de meeste collega’s spelen daar wél graag. Wat de wedstrijd ook vaak speciaal maakt, is het tijdstip waarop er gespeeld wordt: zondagnamiddag. Dat zorgt sowieso al voor een andere beleving. Vooraf trokken we met de groep op afzondering en verbleven we in een hotel in de buurt van Brugge, dan kregen we een politie-escorte naar het stadion, maar verder vond ik dat helemaal niet intimiderend.

‘Bij de jeugd leefde de rivaliteit tussen Club en Anderlecht eigenlijk feller. Toen was dat wél echt de belangrijkste match van het jaar. De boeren tegen de dikke nekken, die clichés werden volop uitgespeeld. Bij de profs verdwijnt dat, veel van de buitenlandse spelers kennen die achtergronden niet eens. Die jeugdwedstrijden stonden dikwijls bol van de opstootjes, op het veld, maar ook erna als je naar de kleedkamers liep. Bij de jeugd worden die nog niet gescheiden gehouden… Dan werden er dingen heen en weer geroepen. Maar oké, wij trokken altijd met veel vertrouwen naar Brugge, bij de jeugd van Anderlecht wordt je één ding ingepeperd: wij zijn de besten, wij zijn van niemand bang.’

KAREL GERAERTS

Met Charleroi onlangs nog terug op Jan Breydel, maar eerder twee keer speler bij Brugge: van 2000 tot 2004 en van 2007 tot 2011.

GERAERTS: ‘Ook ik vind het tijdstip speciaal. Het gros van zijn wedstrijden speelt een profvoetballer ’s avonds. Maar Club-Anderlecht was meestal een match in de namiddag, of zelfs kort na de middag. Dat maakte de aanloop vreemd. In het na- of voorjaar komt de zon dan nog net boven de rand van de tribune uit, soms wel hinderlijk.

‘Ik ken één iemand voor wie dit niet de belangrijkste wedstrijd van het jaar was: Pascal Plovie vindt Club-Cercle nog altijd een tikkeltje belangrijker. (lacht)

‘Eentje is mij bijgebleven. Mijn laatste thuismatch voor Club tegen Anderlecht in de play-offs. Een zege met 3-0 en een goal van mij, helemaal in het begin van de match.

‘De play-offs hebben de inzet in dit stadium van de competitie wat veranderd. Vroeger wist je dat die twee duels richtinggevend zouden zijn voor de titel. En hoopte je, bij de bekendmaking van de kalender, dat je de tweede match in eigen huis mocht spelen. Dan verhoogden je kansen. Nu is het vier keer intens en als je wat pech hebt in de beker, een vijfde keer.’

PETER BALETTE

Assistent bij Racing Genk, van 2007 tot 2011 in diezelfde rol bij Club.

BALETTE: ‘Ach, wat ook de plaats in de rangschikking of het tijdstip is, het blijft telkens een topwedstrijd. Ook nu, nog nadrukkelijker, een derde zich in het debat mengt, en dan doel ik op AA Gent. Maar wat Barcelona-Real in Spanje is, is Club-Anderlecht voor België. Of toch heel zeker in Vlaanderen. Ik heb ook voor Standard gewerkt en daar leefden de duels tegen Anderlecht ook sterk. Bij het publiek misschien zelfs nog feller. Denk maar aan de acties van de voorbije jaren, de tifo’s… Bij Club was één andere wedstrijd ook nog zeer belangrijk: de derby tegen Cercle – Plovie stond daarin niet alleen. De ‘ploeg van ’t stad’ zijn, in Brugge wordt daar ontzettend veel belang aan gehecht. Het was in de aanloop naar dat soort wedstrijden dat je de voorzitter weleens zag opduiken. In mijn tijd Michel D’Hooghe. Kwam niet vaak tussen, maar op zulke momenten wel. Voor een trainer zijn het de gemakkelijkste wedstrijden, in die zin dat je in de aanloop geen enkele speler op scherp moet zetten.

‘Het duel van zondag is er eentje in de reguliere competitie. Voor de buitenwereld wordt de inzet dan altijd een beetje afgedaan als ‘verliezen is geen drama en de punten worden toch gehalveerd’, maar geloof me: in de kleedkamer telt dat niet. Als je de rechtstreekse tegenstander voor de titel wat klappen kunt verkopen, doe je dat. Het geeft ook een mentale opsteker, dat heb ik vorig seizoen in Gent gezien. De klik op het mentale vlak, waar de zege tegen de toppers in de reguliere competitie voor zorgde, zowel uit als thuis, maakte ons zo sterk in de play-offs. Er zal zondag geen enkele coach vooraf tegen zijn ploeg zeggen: ‘Mannen, een gelijkspelletje is voldoende.’

‘Eén duel herinner ik me nog goed. In december 2010 had het in de aanloop gesneeuwd en Brugse fans gooiden de hele tijd met sneeuwballen naar de spelers van Anderlecht. (Vooral naar Jonathan Legear, die alle spelhervattingen nam. Scheidsrechter De Bleeckere legde daarop de wedstrijd even stil. Anderlecht won die match en Legear vierde de winst met het gooien van sneeuwballen naar de fans, nvdr). Ik vond dat ludiek, maar de bond niet…’

COLIN COOSEMANS

Doelman bij KV Mechelen. Werd opgeleid door Brugge en kwam er in 2010 onder de lat. Kwam onder Christoph Daum op de bank terecht en werd na twee seizoenen eerst uitgeleend aan Waasland-Beveren en daarna verkocht.

COOSEMANS: ‘Ik heb met de A-ploeg drie keer tegen Anderlecht gespeeld. Niet verloren, zelfs geen goal geïncasseerd. De eerste keer wonnen we met 3-0, in Brussel werd het 0-0 en de derde keer stond het nog 0-0 toen ik een strafschopfout maakte en werd uitgesloten. Dat was een formidabele match. Ik had in het begin van die match al een penalty gestopt en toen SvenDhoest onder de lat kwam na mijn uitsluiting, pakte hij ook de tweede. De 0-0 in Brussel herinner ik me ook nog. Ik had toen een zware keelontsteking, maar wilde absoluut spelen. Ik kon niet eten, droeg zelfs de hele tijd een leeg flesje water bij mij, om mijn speeksel in kwijt te kunnen. Slikken ging niet. Voetballen wel. Bij Anderlecht deed Lukaku mee, en Veselinovic – hij spreekt nog over die wedstrijd. Ik was niet te kloppen, maar na de wedstrijd had ik flanellen benen. Totaal leeg. Een dweil.

‘Nu ik voor andere ploegen heb gespeeld, merk ik dat die duels anders zijn. Toen we met Waasland-Beveren tegen Anderlecht moesten, zei je vooraf: een puntje is goed en win je, dan is het feest op de Freethiel. Bij Club moest je winnen van je rivaal, dat zorgt toch voor een andere sfeer, zelfs op de bus.

‘Bij de jeugd en in de beloften zijn die duels inderdaad ook beladen. Veel volk, meer dan anders, je probeert je trainer te overtuigen, de mensen langs de kant. Scouts komen kijken… En af en toe gebeurt er wat, het blijven ook daar risicowedstrijden.’

FERNANDO CANESIN

Speler KV Oostende, kwam in 2009 vanuit Brazilië naar Anderlecht en voetbalde daar tot de zomer van 2013.

CANESIN: ‘Die Club-Anderlecht in augustus 2011 zal ik ook nooit vergeten. Mijn eerste, ik mocht starten, speelde de hele wedstrijd en zag ons twee strafschoppen missen. Vervolgens kregen zij er ook eentje en die ging wél binnen. Iedereen gaf ons verloren, tot in blessuretijd Milan Jovanovic alsnog gelijkmaakte. Nadien heb ik nog twee clásicos gespeeld, maar allebei in Brussel en allebei als invaller. Beide wedstrijden wonnen we, de ene met 3-0, de andere met 6-1.

‘Ik had in Brazilië geen toppers gespeeld, maar wel topclubs als tegenstander gehad. Alle grote ploegen uit São Paulo. Maar dit was toch anders. Veel sfeer, intens, al leefden in mijn tijd in de kleedkamer van Anderlecht nog iets meer de duels tegen Standard. Bij de beloften heb ik er ook vaak gespeeld, zelfs nog met Cyriac als ploegmaat. Eén wedstrijd herinner ik me, een 3-0-zege.’

MÉMÉ TCHITÉ

Speler van STVV, in 2006 één seizoen bij Anderlecht, vanaf 2012 in dienst van Club. Won met Anderlecht de supercup tegen de West-Vlamingen.

TCHITÉ: ‘Goeie herinneringen aan die wedstrijden. Ik heb met Standard en Anderlecht dertien keer tegen Club gespeeld en vreemd genoeg nooit op verplaatsing kunnen winnen. Moeilijke wedstrijden altijd. Thuis was het zelden een probleem – ik heb met Standard noch met Anderlecht verloren van Club – maar uit was wat anders. Wedstrijden op het scherp van de snee. Ik heb tegen Club vijf goals gemaakt, allemaal in dienst van Standard, maar nooit op verplaatsing. Als speler van Club heb ik maar één keer tegen Anderlecht mogen spelen. Geen al te beste herinnering: het werd in Brussel 6-1.’

YVES LENAERTS

Nu OHL, van 2006 tot 2010 bij Club Brugge. Als derde en soms tweede doelman.

LENAERTS: ‘Ik denk dat ik in twee toppers op de bank zat. Vooral Pascal Plovie was nog nerveuzer dan anders. Hij is een rasechte Bruggeling en die rivaliteit met Anderlecht zorgde ervoor dat hij nog net iets emotioneler reageerde dan anders. (grijnst) Er werd serieus wat gevloekt en soms moesten we hem intomen.

‘Zeker voor de Belgen waren de matchen tegen Anderlecht de afspraken van het jaar. Vooral in de thuiswedstrijden was verliezen geen optie. Je voelde hoe heel de stad daarnaartoe leefde, het Blue Army dat allerlei sfeeracties in elkaar bokste en telkens met een speciale tifo op de proppen kwam… Voor de supporters van Club blijft Anderlecht de aartsvijand. Dan is het de boeren van Brugge tegen de dikke nekken uit Brussel. Maar wanneer hun supporters ‘boeren’ scanderen, beschouwen de Bruggelingen dat eigenlijk als een compliment.

‘De Club-Anderlecht die mij het meeste bijblijft, is die tijdens het seizoen 2007/08. Ik zat op de bank en we wonnen met 1-0, een doelpunt van François Sterchele. Dat was voor mij speciaal omdat hij eigenlijk met mijn rugnummer speelde: ik droeg het seizoen voordien het nummer 23, maar dat was ook het vaste van François. Ik herinner me goed hoe onze toenmalige trainer Jacky Mathijssen tijdens de stage in Frankrijk op mij toegestapt kwam met de melding dat Club een akkoord had met Sterchele en dat ze hem het nummer 23 beloofd hadden. Mathijssen zei met een knipoog: ‘Gade gij die transfer tegenhouden?’ François is het ook nog wel zelf komen vragen aan mij.’

FLORIANO VANZO

Zat vorig jaar in de A-kern van Club, maar brak niet door. Op zoek naar speelminuten verhuisde hij naar Waasland-Beveren, waar hij in bijna alle wedstrijden in actie kwam.

VANZO: ‘Wat ik mij ervan herinner, is spanning, stress, de twee beste ploegen van het land, veel volk, een moeilijke wedstrijd, in beide kampen zeer belangrijk. De beste ploegen, beide partijen die willen winnen, veel belangstelling, zelfs voor een partij tussen beloften… (lacht) Al is ‘veel’ relatief, dan spreek je over een paar honderd supporters…’

JOHAN WALEM

Trainer KV Kortrijk, voetbalde van 1991 tot 1997 bij Anderlecht.

WALEM: ‘Met Anderlecht hadden we elk jaar wel een paar verplaatsingen waarvan we op voorhand wisten dat ze delicaat waren. We vreesden die naar Sint-Truiden, vanwege het publiek, en die naar Standard, omdat die ploeg nagenoeg altijd in een euforische bui geraakte als ze tegen ons moest spelen. Maar de verplaatsing die we het meeste vreesden, was die naar Club. Ik trok veel liever naar Sclessin dan naar Olympia, omdat de jongens van Brugge steeds ongelooflijk veel energie staken in de topper. Die werd altijd een fysieke slag. Spelers als Staelens, Van der Elst, Verheyen of Amokachi stonden altijd klaar om oorlog te maken. Altijd waren wij voorbereid op die strijd, maar altijd bleken zij net iets meer te kunnen. Ze gooiden lange ballen, speelden kick-and-rush, trokken zich niks aan van verzorgd spel, maar waren zeer efficiënt. Het was alsof de golven van start gingen bij het beginsignaal en op ons bleven afrollen. Nooit werd het kalm. Soms wonnen we daar, maar nooit makkelijk. En het publiek stond er 95 minuten lang pal achter Club. Altijd zei de trainer dat we er beter aan deden om fysiek naar hun niveau toe te groeien als we iets wilden pakken. Daar werd in de week vooraf vaak de klemtoon op gelegd.

‘Bij het Brugge van vandaag vind ik dat niet meer terug. Het is geen verplaatsing meer die de tegenstander bang maakt. Het publiek staat er nog stevig achter zijn ploeg, maar het spel van Club is technischer geworden. Naar mijn gevoel te veel, ze zijn er een stuk identiteit door verloren. Anderlecht heeft al die jaren min of meer dezelfde stijl behouden, maar Brugge is erg veranderd.’

DOOR JONAS CRETEUR, PIERRE DANVOYE, CHRISTIAN VANDENABEELE, MATTHIAS STOCKMANS, CHRIS TETAERT EN PETER T’KINT ? FOTO’S BELGAIMAGE

‘Bij wijze van spreken was de helft van het seizoen al geslaagd met een zege tegen Anderlecht.’

CEDOMIR JANEVSKI

‘De wedstrijden op Brugge waren niet meteen iets waar ik bijzonder naar uitkeek.’

DENIS ODOI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content