Maandenlang stond zijn naam in lijstjes naast die van Frank Lampard en Steven Gerrard. Beide Engelse toppers gelden als de prototypes van de box-to-boxspeler en Karel Geraerts zou de Bel- gische versie van dit door Anderlecht ingevoerde begrip zijn. Een sluitende definitie werd niet meegeleverd, maar ‘een speler die de hele strook tussen beide strafschopgebieden (boxen) bestrijkt’, komt aardig in de buurt. Loopvermogen en scorend vermogen zijn de voornaamste kwaliteiten. Dat deed sommigen al aan Lorenzo Staelens terugdenken.

Maar daarmee is het mysterie van de box-to-boxspeler niet opgehelderd, want wat doen Gerrard en Lampard in hetzelfde lijstje ? Beide middenvelders vallen moeilijk met elkaar te vergelijken. De Liverpudlian is een zwerver die zijn acties vaak vanaf de flank start en centraal infiltreert. Lampard komt maar sporadisch in de zestien meter : hij raapt vooral de rebounds op en scoort meestal vanop afstand. Dat doet Geraerts niet, noch zoekt hij zoals Gerrard de flanken op. De vergelijking rammelt dus.

De van Standard naar Club Brugge teruggekeerde middenvelder is ook nog eens minder dominant in het spel aanwezig dan zijn Engelse referenties. Geraerts is het gevaarlijkst als je hem weinig ziet. Komt hij veel aan de bal, dan is er wat loos met het elftal. “Misschien wel”, bekent hij. “Het betekent dat de mensen rond mij die wel de kwaliteit hebben om veel aan de bal te komen, niet in de wedstrijd zitten. Ik moet in de zestien meter kunnen komen. Als ik te veel aan de bal ben, is dat moeilijk.”

Op je cravatje

Hetzelfde geldt voor Wouter Vrancken, de landgenoot met wie Geraerts het vaakst wordt vergeleken. Vrancken leek zich vorig seizoen in Genk aanvankelijk te ontpoppen tot een spelverdeler. Hij eiste lager dan hij bij AA Gent gewoon was de bal op en waagde zich aan dieptepasses. Dat ging ten koste van zijn infiltraties in de zestien meter, maar vooral legde het genadeloos zijn grootste gebrek bloot : een beperkte techniek. Veel slordigheid en balverlies waren het resultaat. Net als Geraerts houdt hij het beter simpel.

Over Geraerts’ passing en technische bagage lopen de meningen uiteen. Op training zou hij in partijtjes op een beperkte ruimte nauwelijks balverlies leiden. Anderzijds menen kenners in de wedstrijden een hoog percentage foute passes te bespeuren. Vooral onder druk zou de niet zo wendbare Rode Duivel snel in de fout gaan. “Ik denk niet dat je meer dan honderd wedstrijden voor Standard speelt en dat Brugge je wil, als je geen pass kan geven”, werpt hij tegen. “Natuurlijk kan ik het niet zoals Leko : met zijn gouden linker legt hij de ballen neer waar hij wil. Of zoals Rapaic : die legde hem op je cravatje. Maar elke middenvelder heeft een basis : ik ben niet bang om een pass te geven. Trouwens, ik kom toch niet veel aan de bal, zeggen ze, dus waarom pressen op mij als ik hem niet heb ? Dat ze maar afkomen.”

Misschien lijkt Geraerts nog het meest op een andere Genkspeler, Faris Haroun. Lopen, infiltreren, scoren, maar ook zijn man durven laten lopen in de omschakeling. “Zoals jij het omschrijft,” vindt hij, “bestaan er geen box-to-boxspelers : je kunt niet aanvallen en al terug zijn als de bal de andere kant op gaat. Dat gaat niet. Trouwens, het is zeker niet zo dat ik alleen maar aanval, ik knap ook heel wat verdedigend werk op. Ik kán diep terugkomen en ik héb al voor de verdediging gespeeld, maar dan neem je me wel een kwaliteit af.”

Een belangrijk verschil met Vrancken en Haroun is dat zij Wim De Decker achter zich hebben. Iemand die altijd voor de verdediging blijft en onbaatzuchtig in dienst van de man voor hem speelt. “Iédere box-to-boxspeler die mag aanvallen, heeft iemand nodig in zijn rug”, zegt Geraerts onverstoorbaar. “Dat is het abc van het voetbal. Alle ploegen doen het met een buffer voor de verdediging en de grote ploegen zelfs met twee. Gerrard heeft toch ook Sissoko of Xabi Alonso, en Lampard Makelele of Essien achter zich ?”

Schrappen maar Bij Standard was die rol weggelegd voor Marouane Fellaini, eigenlijk ook zo’n potentiële box-to-boxman. Iemand met zoveel drang naar voren dat hij zijn controlerende taak snel uit het oog verliest. Vooral in de tweede seizoenshelft brak dat de ploeg van Michel Preud’homme zuur op. Op Sclessin is men ervan overtuigd dat dat toen punten heeft gekost. “Het was een probleem”, luidt de beknopte reactie van Geraerts.

Zeker is dat hij minder dan Vrancken of Fellaini een man van de balrecuperatie is en dat zijn kwaliteiten vooral op het aanvallende vlak liggen. Fellaini moest dus in zijn controlerende rol gebleven zijn. Rest de vraag wie zich nu bij Club Brugge voor hem zal wegcijferen. Sven Vermant ? Gaëtan Englebert ? Jonathan Blondel ? Allemaal doen ze graag hun offensieve duit in het zakje, maar Ge- raerts vermijdt de controverse : “Tegen Bergen stond Blondel bijvoorbeeld op rechts, maar hij is zeker niet de speler die vooraan blijft staan. Als er altijd één van de vier middenvelders voor de verdediging blijft, is er geen probleem.”

Wat hem uiteindelijk bij de conclusie brengt dat de box-to-boxspeler misschien niet eens bestaat. Daarom is het ook logisch dat Anderlecht hem niet nam. Behalve “een los contact” nog voor de jaarwisseling, waarbij naar zijn contractuele situatie werd gepolst, hoorde hij niks meer uit Brussel. “Ze hebben mijn naam laten vallen, maar er ook meteen aan toegevoegd dat ze twijfelden”, weet hij uit de krant. Gelukkig, want anders was hij een box-to-boxspeler geweest en hoe had hij dan naar zichzelf moeten kijken ?

Zelfs Jan Polak weet het niet. “Zijn reactie was nog het mooist”, glimlacht Geraerts. “Toen hij ernaar werd gevraagd, wist hij niet eens wat het betekende. Voor mijn part mag je mij dus uit dat lijstje schrappen. Het hele begrip mag zelfs verdwijnen. We hebben de box-to-boxspeler nu wel begraven, zeker ?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content