Zoals voorspeld promoveert FC Brussels naar eerste. Maar dat is geen eindpunt, zegt voorzitter Johan Vermeersch, die straks de lat voor zichzelf weer een stuk hoger legt.

Negenenzestig punten had Johan Vermeersch voor de aftrap van de competitie begroot. “Ver zit ik er niet naast, hé”, grinnikt hij fier. Torenhoog favoriet was FC Brussels, toen Vermeersch vooraf uitriep dat hij zichzelf maximaal twee jaar de tijd gaf om in eerste klasse te raken. Nieuwsgierig trokken duizend Brusselse fans mee voor de eerste verplaatsing naar het bescheiden Tienen, waar het in eerste klasse bijeengekochte team meteen geconfronteerd werd met de rauwe realiteit van tweede en met 4-1 verloor van wat vandaag de voornaamste degradatiekandidaat is. Gevolg : amper 800 betalenden voor de eerste thuiswedstrijd tegen AS Eupen. De bekerwedstrijd tegen stadsgenoot Anderlecht, die het stadion voor het eerst sinds mensenheugenis met 10.000 kijkers liet vollopen en die voor heel wat tv-exposure zorgde, maakte véél goed. Viel Brussels op het veld tegen Anderlecht nog een beetje licht uit, dan groeide de ploeg de laatste maanden tot zo’n sterk geheel dat bijvoorbeeld op Dessel namen als Reigel en Thys op de bank moesten starten.

Het afgelopen seizoen merkte commercieel directeur Gino Gylain dat een deel van de bedrijfswereld in Brussel absoluut zit te wachten op een bijkomende eersteklasser in de hoofdstad : zodra de promotie rond is, verzekerden tien tot vijftien sponsors van niveau om zich met een flinke inbreng aan de nieuwe club vast te binden. Het laatste jaar bond FC Brussels vijftig nieuwe sponsors aan zich die elk tussen 12.500 en 250.000 euro investeerden. Qua sponsoring en behaalde punten mikte Vermeersch goed : het budget van 1,2 miljoen euro is zo goed als rond.

Het enige wat tegenviel, was de publieke belangstelling, in het budget goed voor 12 procent. Gestart met 800 toeschouwers steeg het gemiddelde intussen wel tot 3500. Gemiddeld de helft van de 622 business-seats zit bij thuiswedstrijden vol, maar die genodigden volgend jaar nog eens affiches serveren tegen Patro Maasmechelen en Tienen lukt niet. Enkel omdat de natuurlijke biotoop van de enige profclub in tweede de Belgische en Europese hoofdstad is met zijn 22.000 bedrijven, overleefde het project een jaar verblijf in de woestijn van tweede. Nog een seizoen op dezelfde voet leven in tweede klasse lukt niet. Zonder promotie had FC Brussels flink moeten inbinden, geeft Johan Vermeersch zonder omwegen toe. “Twee jaar als profclub werken en een budget van 1,2 miljoen euro rond krijgen, kan niet in tweede klasse. Dan hadden we met een afgeslankt budget een nieuwe poging ondernomen.”

Negentien maanden geleden haalde Vermeersch de omhooggevallen tweedeklasser Strombeek naar het Edmond Machtensstadion in Molenbeek. Toen waren zowel de paar fans van Strombeek als de diehards van Molenbeek ontgoocheld omdat hun ziel en identiteit dreigden verloren te gaan. Achteraf bekeken blijkt de keuze voor de naam Brussels ideaal te zijn, de énige garantie ook voor commercieel succes. Met de tijd en mede het sportieve succes ebde de onvrede weg. De misnoegde supporters die met een nieuwe club in vierde provinciale startten, zijn straks welkom om hun wedstrijden te spelen op een bijterrein van het stadion.

Johan Vermeersch : “Deze promotie is voor mij een overwinning op een enorme frustratie. Nog steeds kan ik niet bevatten hoe zoveel directeurs en managers van allerlei slag erin slaagden in vijf jaar zo’n monument kapot te maken, 7,5 miljoen euro schulden te maken en een stadion van 2,5 miljoen euro te laten verloederen tot een ruïne. Ik kan niet verdragen dat men iets zo kapot laat gaan, dat men supporters belazerde en die mensen hun ziel kapot maakte. Mijn uitdaging was te kunnen bewijzen dat ik dat in negentien maanden weer kon opbouwen. Ik vergeet nooit die 15e september 2002, de eerste thuismatch tegen Roeselare, toen ik vaststelde dat we met die ploeg hooguit derde klasse waard waren. Sindsdien legden we een hele weg af. Daarvoor heb je een ideologie nodig, een strategie en een ongelofelijke machine die alles uitvoert. Als iedereen roept dat het niet kan, zeg ik : het kan wél, omdat het moet. Het karakter is nog altijd sterker dan al de rest. ( Wijst naar de muur.) Ik heb als bouwondernemer in mijn eentje op 25 jaar vanaf nul klasse zeven gehaald. Haal ik klasse acht – de hoogste – niet, dan sterf ik. Je moet wel weten dat anderen daar gemiddeld drie generaties over doen. Geduld heb ik niet, noch met mezelf, de grootste druk ligt op mij. Was het nu niet gelukt, dan was er maar één die gefaald heeft : Vermeersch.”

Er is, besluit je, naast Anderlecht nog plaats voor een tweede eersteklasser in Brussel.

Johan Vermeersch : “Anderlecht, dat is België. Alain Courtois rekende uit dat amper acht procent van de toeschouwers uit Brussel kwam. Zijn idee om uit alle Brusselse gemeenten gratis bussen naar het stadion te laten rijden, vond ik goed. Alain is geen man van de kleedkamer, is wél ideeënrijk. Hij gaat weldra meewerken in ons commercieel organigram dat dringend uitgebouwd moet worden. Want het ritme en volume van de commercialisatie bepalen de toekomst van de club. Dit is een entreprise de football geworden, een bedrijf waarin voetbal nog één element is, naast relaties en politiek. Politiek is belangrijk.”

Wanneer heb je dat geleerd ? Vroeger lag je vaak in de clinch met burgemeester Philippe Moureaux, nu je grote vriend.

“Ik leerde dat in 1969 in de rue de Normandie bij restaurant Mathilde waar Molenbeeks burgemeester Edmond Machtens vaak lunchte met RWDM-voorzitter Jean-Baptiste L’Ecluse. In mijn eerste periode was mijn positie vooral sportief. Op dat vlak volbracht ik met een Europees ticket de sportieve opdracht. Maar de rest had ik onderschat. Het was een inschattingsfout van mij om de politiek als onbelangrijk te beschouwen. Politiek is belangrijk, belangrijker dan het voetbal op zich. Als mijn goeie vriend Roger Lambrecht roept dat hij niets met de burgemeester van Lokeren te maken heeft, heb ik daar mijn bedenkingen bij. Zonder politiek kan je in het voetbal niet meer vooruit. Straks komen nog tien landen bij de Europese gemeenschap, met hun vertegenwoordigers in onze hoofdstad. Dat is een belangrijk gegeven voor de toekomst van FC Brussels. Wat kennen ze in Egypte ? Brussels is beter bekend dan België. Toen Anderlecht daaraan dacht, had ik die naam al laten deponeren. Ik heb de burgemeester gezegd : ‘Wil je FC Molenbeek, verzamel dan een half miljoen euro en ga in derde klasse spelen. Zoals Schaarbeek, Union en zo.’ Wil hij dominant zijn in Brussel, moet hij boven de partijgrenzen uitstijgen, zoals de club de gemeente moet ontstijgen.”

Wie heeft je doen besluiten het nog een keer te proberen ? Kriebelde het ?

“Ik zat op mijn gemak in de eretribune bij Constant Vanden Stock, qua visie het grootste genie in het Belgisch voetbal van de laatste vijftig jaar. Molenbeek kon het zich niet veroorloven om een stadion van een miljard oude Belgische frank leeg te laten staan en verloederen. Ik stelde Moureaux een alternatief voor : ik had op het veld drie buildings kunnen bouwen, plus ondergrondse parkings. Daar zou de gemeente wel flink meer geld aan verdienen. Maar dat wilde Moureaux niet, wél de continuïteit en de oprichting van de Molenbeekse voetbalschool.”

Acht procent Brusselaars bij Anderlecht, 3500 kijkers bij Brussels en nog een paar duizend verspreid over de andere ploegen : veel is dat niet op een bevolking van over het miljoen. Misschien is de Brusselaar niet geïnteresseerd in voetbal.

“Toch wel, maar je moet hem ook iets bieden. Alleen in eerste klasse kan dat. De Brusselaar is nu als een zwangere vrouw : benieuwd naar wat er gaat komen.”

Hoe beviel een jaar tweede klasse ?

“Het voetbal zelf en de velden vielen erg mee, maar van de rest ben ik enorm geschrokken. Tweede klasse is de woestijn, de eerste amateurliga. Hopelijk kan de bond op het structurele vlak iets veranderen om de tweede klasse aantrekkelijker te maken. Op Tubeke kon ik niet eens de parking op, hoewel ik een parkeerkaart en ingangsbewijzen had. Tijdens de rust vond ik niet eens een toilet. Op Virton was ik om twintig voor tien al weg. Ik had niet eens plaats op de tribune, gelukkig kon ik terecht op de invallersbank. Dat is tweede klasse ! Neem daar een sponsor mee en je bent hem kwijt. Die kan dat niet geloven. Hij krijgt ook geen return. Op tv worden de uitslagen niet eens meer vermeld. Herstructureren, die tweede klasse, liefst zo snel mogelijk.”

Je bent terug in eerste, je kan zo’n herstructurering op de Profliga bepleiten.

“Waarom zou ik naar de Profliga gaan ? Om er koffie te drinken ? Daar heerst geen beroepsernst. Als bedrijfseconoom en ex-profvoetballer heb ik het er moeilijk mee dat er zo weinig concreet gebeurd. Het lijkt me veeleer een façade van ego’s, de één die zit te wachten tot hij de ander een mes in de rug kan steken. Daar zitten mensen samen aan tafel die niet meer met elkaar praten. Hoe kan je een professionele organisatie positief benaderen als de een met zijn veto klaarzit voor het geval de ander een voorstel doet ? Hoe kan je op die manier het imago van de Profliga opkrikken ? Had ik heel mijn leven zo gewerkt, dan was er van FC Brussels of Vermeersch Construct nooit sprake geweest.”

Is FC Brussels klaar voor eerste ?

“Qua organigram alvast niet, dat is nog amateurisme. We moeten nog een tandje bijsteken. Maar je kan niet alles in één keer realiseren. Ik heb wél al vijf trainers voor mijn 4000 jeugdspelers. Ik kan die niet laten lopen als ik daar een miljoen euro subsidie voor krijg. Dus zoek ik boven mijn hoofdtrainer nog een technisch directeur. In een stad als Brussel moet die goed drietalig zijn. In januari vroegen de spelers of we eens konden praten. Ik heb ze gezegd : bewijs het eerst maar eens. Daarna gaan we praten.”

Ga je weer een nieuwe ploeg kopen ?

“Ik heb geen ploeg gekocht, maar er één gemaakt, op basis van het tactisch concept dat ik wilde. Alle tweedeklassers wachtten ons op met getrokken messen, je moet aanvallen en achterin de deur nog kunnen sluiten ook. Met één punt raak je niet vooruit als je er negenenzestig begroot. Je moet winnen, zeker in een stad als Brussel. Dat doe je met aanvallend ingestelde spelers. Op basis daarvan koos ik mijn spelers én een trainer die zich kon profileren in dat concept.”

De vraag was : kan je met deze ploeg naar eerste ?

“Dan krijgen we in elk geval makkelijk ons budget rond, maar sportief zou het heel nipt worden. Misschien dat je met veel moeite het behoud kan afdwingen. Maar tot de laatste speeldag tegen degradatie vechten is mijn doel niet. Ik ga de druk op mezelf flink opvoeren en vervolgens verdelen over het organigram dat in opmaak is. De komende twee jaar moet Brussels een degelijke middenmoter in eerste klasse worden. Daarna zien we wel.”

Hoeveel spelers zijn eind contract ?

“Allemaal zijn ze vrij. Ze mogen ook allemaal weg, maar daarom willen ze nog niet weg. Ik heb beloofd dat ik met alle spelers ga praten, om voor elkeen in zijn situatie de beste oplossing te vinden. Over de inbreng van sommigen ben ik niet helemaal tevreden. Bijvoorbeeld het rendement op de rechterflank lag te laag toen één speler langdurig uitviel. Maar er zijn ook pluspunten. Nong, bijvoorbeeld, kan een hele grote worden. Colpaert is amper zeventien jaar, komt uit eigen kweek en kan een nieuwe Michel De Wolf worden. Voor een paar weken ging ik van de tribune nog eens naar beneden om de spitsen te zeggen dat ze tegen een overbevolkte verdediging de hoeken in moesten duiken om plaats te maken voor opkomende middenvelders.”

Is dat niet de taak van de trainer ?

“Daar kan je lang over discussiëren. Een trainer moet je kiezen op basis van het voetbal dat je wil serveren, vervolgens moet je hem sturen en steunen. Harm van Veldhoven is een man van de kleedkamer én het terrein. Om een toptrainer te worden dient hij nog een hele weg af te leggen. Bijvoorbeeld dat profvoetbal een onderneming is waar sponsoring zeer belangrijk is. Als ik hoor dat Emilio Ferrera het bij Lierse vertikt om naar de fandag te gaan, kan dat er bij mij niet in. Als we straks met negenenzestig punten afsluiten, heeft Harm zijn werk gedaan. Hij is dus een kandidaat om zichzelf op te volgen, maar hij is niet de enige.”

Daarom praatte je onlangs ook met Paul Put.

“Ik praat met iedereen die in mijn filière zit. PaulPut volg ik al enkele jaren. Ik heb onlangs ook met Boskamp gepraat. Boskamp kan je bij manier van spreken vergelijken met een hond die overal gaat snuffelen, de vuilnisbakken opentrekt en ziet wat erin zit. Grote klasse in prospectie en rekrutering van jong talent. Maar hij wil het allemaal zelf voor het zeggen hebben, wat gevaarlijk is voor de continuïteit binnen de club. Ik zoek mensen met een hart voor mijn club, een club die véél mensen nodig heeft.”

Michel Verschueren, bijvoorbeeld ?

“Niets is uitgesloten. Michel moet dat zelf beslissen. Op zijn leeftijd kan hij moeilijk nog een hele organisatie alleen dragen, maar hij is nog fit genoeg om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Wat er ook gebeurt, ik laat Verschueren nooit vallen, net zoals ik Jean-Baptiste L’Ecluse op zijn tachtigste opnieuw in mijn bedrijf haalde toen iedereen die ooit van hem geprofiteerd had hem liet vallen, op twee man na : Vermeersch en Verschueren.

door Geert Foutré

‘Geduld heb ik niet, noch met mezelf.’

‘Zonder politiek kan je in het voetbal niet meer vooruit. ‘

‘Waarom zou ik naar de Profliga gaan ? Daar heerst geen beroepsernst.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content