Samen met Franz Beckenbauer en Uli Hoeness bouwde Karl-Heinz Rummenigge met geduld en overleg Bayern München uit tot een economisch sterk voetbalbolwerk. Als voorzitter van de G14, de elite van de Europese topclubs, wil hij het Europees voetballandschap drastisch veranderen.

Zo ziet Karl-Heinz Rummenigge het graag. Mediavriendelijkheid hoort bij de club, het kadert in een poging om van het koele en zakelijke imago, dat Bayern vroeger kenmerkte, af te geraken. Als één van de drie ondervoorzitters geeft Rummenigge samen met voorzitter Franz Beckenbauer en manager Uli Hoeness het beleid van Bayern München gestalte. Sinds de drie voetbalmonumenten aan de macht zijn werden nog meer dan vroeger zakelijke bronnen aangeboord en klom de begroting van de club pijlsnel de hoogte in. Tien jaar geleden draaide Bayern met een budget van omgerekend 820 miljoen frank (20,33 miljoen euro) per jaar, nu is dat gestegen naar inmiddels zes miljard frank (148,74 miljoen euro). En dat terwijl de club zich geremd voelt in zijn uitbreiding. “Want”, weet ook Rummenigge, “het Olympiastadion is niet meer van deze tijd. We hebben geen skyboxen of andere faciliteiten en verliezen zo inkomsten. Daarom moet er een nieuw stadion komen. We mogen de huidige accomodatie niet verbouwen. Omdat die een te hoge architectonische waarde heeft.”

Ooit gold Karl-Heinz Rummenigge als een verlegen voetballer die vanuit het provincienest Lippstad naar München kwam. Op iedere vraag die hem werd gesteld pleegde hij te blozen. Maar na een lange, succesrijke carrière en een rijpingsproces in Italië (Inter Milaan) werkte Rummenigge (46) zich binnen het management van Bayern München op tot één van de meest interessante persoonlijkheden van het Duitse voetbal. Hij is geen man van holle kreten of goedkope slogans, zijn uitspraken zijn doordacht en weloverwogen. Omdat Karl-Heinz Rummenigge de internationale ontwikkelingen van heel nabij volgt groeide hij uit tot de drijvende kracht achter de G14, de elite van de Europese topclubs. Hij vindt dat de stem van deze gropering door de Uefa en de Fifa niet genoeg kan gehoord worden. Omdat het uiteindelijk de clubs zijn die de spelers betalen.

Karl-Heinz Rummenigge : We vinden dat de Champions League in de eerste plaats moet streven naar herkenbaarheid. Dat betekent dat er alleen op woensdag mag worden gespeeld en niet langer op dinsdag. Ook het aanvangsuur, kwart voor negen, is veel te laat. Dat blijkt als je met de wensen van de consument rekening houdt. Je kan je daar niet langer van afsluiten. In Duitsland is nu bijvoorbeeld ook gebleken dat de mensen terugwillen naar een bepaalde traditie. Dat is : competitievoetbal op zaterdagnamiddag. En niet langer een over drie dagen verhakt programma, met wedstrijden op vier of vijf verschillende tijdstippen. Daarop is ingespeeld, tegenwoordig zijn er ’s zaterdags zeven wedstrijden en de zondag in de vooravond twee. Maar waar het in de Champions League vooral om gaat is dat je de opzet van dit evenement moet inkrimpen. In wezen moet dit een competitie zijn die gereserveerd is voor Europese topclubs. Zo verhoog je de uitstraling. Natuurlijk zullen de kleine landen daartegen in opstand komen maar je moet de zaken wel in een juist kader plaatsen : die landen schrijven zich alleen maar in omwille van het geld dat ze uit de televisierechten kunnen halen. En als het die landen om het geld gaat, geef ze dan gewoon geld. Maar vermijd vooral dat topclubs tegen ploegen moeten spelen die volstrekt oninteressant zijn, dat er clubs meedoen waarvan je nog nooit hebt gehoord. Zulke wedstrijden zijn ook commercieel heel onaantrekkelijk. Ik weet dat er mensen zijn die daar anders over denken, maar die leven te veel in het verleden.

Dreigt zo het Europees topvoetbal geen onderonsje te worden tussen een aantal vooraf geselecteerde clubs.

Het gaat erom dat je tot een zo goed mogelijk marketingproduct komt. En tot een zo aantrekellijk mogelijk kijkstuk. Dat is in het belang van het clubvoetbal. Net zoals het ook belangrijk is dat je de nationale competities behoudt. Daarom is de discussie over een Europese competitie ook gesloten, het heeft echt geen zin om om nog daarover na te denken. De basis is : een sterk eigen kampioenschap en een Champions League met minder clubs en minder wedstrijden. Maar met een hoger amusementsgehalte.

Welke rol is er dan nog weggelegd voor de Uefacup ?

Over de formule van de Uefacup moet je inderdaad grondig nadenken. Bij de Uefa overwegen ze om ook daar een systeem van groepen in te voeren. Dat lijkt me niet slecht. In het huidige concept verliest deze competitie steeds meer van zijn aantrekkingskracht. Ook hier moet je het aantal clubs beperken en kiezen voor kwaliteit in plaats van kwaliteit. Daarom zeg ik : geen zesennegentig clubs meer, maar vierenzestig. De Uefa moet een duidelijk standpunt innemen en zich niet laten leiden door politieke motieven. Als je de Champions League op woensdag organiseert, dan kan je de dinsdagavond voor de Uefacup reserveren. Waarbij de wedstrijden allemaal op hetzelfde uur beginnen. Zo kan je de televisierechten optimaal exploiteren. En zo verhoog je ook de herkenbaarheid voor de televisiekijker.

De G14 heeft zich ook heel nadrukkelijk uitgesproken voor een vereenvoudiging van de WK-kwalificatiewedstrijden.

Omdat we vinden dat er daar te veel wordt gespeeld. Kijk bijvoorbeeld naar de hele opzet in Zuid-Amerika, de WK-kwalificatie speelt zich af in een groep van tien landen, er zijn achtien wedstrijden. Maar dat betekent dus wel dat je je Zuid-Amerikaanse spelers achttien keer moet afstaan. En je ze achttien keer vermoeid terug krijgt. Terwijl je die spelers wel betaalt. Wij hebben dat hier dit seizoen al een paar keer meegemakt met onze Peruaan Pizarro. Dat kan niet en daarover hebben we een tijdje geleden met Sepp Blatter, de voorzitter van de Fifa, gesproken. Hij heeft wat dat betreft veranderingen aangekondigd. Ons idee is om de kleine landen een soort voorkwalificatie te laten afwerken.

Wordt de G14 als gesprekspartner door de hoogste instanties wel serieus genomen ?

Steeds meer. In het begin werden onze bedoelingen niet altijd begrepen. Er werd gezegd dat we aanstuurden op een scheiding en de vorming van een zelfstandige liga. Maar dat zijn nooit onze beweegredenen geweest. We willen gewoon dat er naar ons wordt geluisterd. En dat onze belangen worden gerespecteerd. Wij zijn een lobbygroep die met iedereen in gesprek wil blijven. Dat gebeurt tegenwoordig zowel met de Uefa als met de Fifa op een heel constructieve manier.

Stuurt de G14 niet aan op uitbreiding ?

Dat mag maar het moet niet echt. Wij gaan ons in ieder geval niet openstellen voor iedere club.

Wat zijn de criteria om te mogen toetreden ?

We vinden traditie heel belangrijk. En uitstraling. Plus natuurlijk ook een financiële stabiliteit. De clubs moeten passen binnen het imago van de G14. Daarbij zijn niet alleen de prestaties van doorslaggevende aard.

Hebt u eigenlijk nooit de behoefte gevoeld om als ex-topvoetballer in de Uefa of de Fifa te gaan zetelen.

Nee, ik ben een clubman. Bovendien verhindert de structuur van de Uefa dat je snel met oplossingen komt als je een probleem op tafel legt. Dat is in een vereniging anders. Zeker bij Bayern München. We kunnen daar heel snel handelen en dat is voor ons de basis van het succes. Maar belangrijk is vooral dat je vasthoudt aan een vooraf uitgetekend beleid. Dat gebeurt in veel Europese topclubs niet meer. Er wordt te emotioneel en te weinig rationeel gedacht. Het is niet omdat je, zoals wij vorig seizoen, in de laatste minuut van de competitie kampioen speelt, dat je een excellent beleid voerde. Maar het is al evenmin zo dat je er een slechte visie op nahoudt omdat je, zoals wij twee jaar geleden, in de laatste minuut de finale van de Champions League verliest. Op dit niveau moet je niet alleen over continuïtet praten, je moet het ook uitvoeren. Het blijft voor mij onbegrijpelijk dat dit in ondernemingen die met zo’n gigantisch budget werken zo weinig gebeurt. Wij zien dat bij Bayern München anders, wij willen de supporters bij slechte uitslagen niet sussen door de trainer door te sturen of snel een paar nieuwe spelers aan te trekken. Ottmar Hitzfeld is bij ons aan zijn vierde seizoen als trainer bezig, hij stond ook in mindere momenten nooit ter discussie. We houden ook vast aan de spelers die we aantrekken, we geven ze de kans te groeien. Ik herinner me bijvoorbeeld dat er enorm veel scepticisme was toen we de Franse flankverdedigers Sagnol en Lizarazu aantrokken. Men vroeg zich af : wat kunnen die aan Bayern München toevoegen ? Maar nu zie je dat ze bij de scharnieren van de ploeg horen. Ons verbaast dat niet, wij kenden hun kwaliteiten.

Misschien komt dat ook omdat er in de top van Bayern München zoveel voetbalverstand zit.

Ik ben ervoor dat oud-topvoetballers in de leiding van een club komen. Op één voorwaarde : dat ze ook verstand hebben van commercie. Als je dat koppelt aan een voetbalachtergrond, dan sta je als club sterk. Neem nu het nieuwe stadion dat wij gaan bouwen. Wij hebben meteen gezegd : de tribunes moeten zo dicht mogelijk bij het huidige speelveld komen, wij willen geen sintelbaan. Dat is nefast voor de sfeer. Maar wij hebben vooral geroepen : er moet heel veel aandacht besteed worden aan de grasmat. Alleen als topvoetballer weet je hoe belangrijk een goede grasmat is. Ik begrijp niet dat daar niet meer aandacht aan wordt geschonken. Dingen zoals in Amsterdam, waar ze de grasmat om de haverklap moeten heraanleggen, dat kan ik echt niet volgen.

door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content