Een zelfzekere tred, een vlotte babbel, steile ambities, vroegrijp… De Duivels van nu lijken in niets op die van tien jaar geleden. Irritante dikke nekken of sterke persoonlijkheden met genoeg zelfvertrouwen om hun doel te bereiken? Analyse van de nieuwe Belgische identiteit.

In negentig minuten voetbal tegen Italië waren de helden van gisteren volgens velen een ploeg zonder ziel geworden. Volgevreten, arrogante individualisten. Ze zitten er niet echt mee. Sinds jaren zijn deze Duivels eraan gewend om de ene dag opgehemeld te worden en de volgende dag afgekraakt. Sommigen al meer dan anderen. Romelu Lukaku is misschien degene die de opinies het meest polariseert. Op zijn zestiende was hij een fenomeen dat 50 miljoen euro waard was, niet veel later een kluns met vierkante voeten. Extremen doen het altijd goed in het voetbal. Meer nog dan een superieure techniek heb je om te slagen op het hoogste niveau veel weerstand nodig tegen druk, kritiek en concurrentie. En misschien is het net dat, meer nog dan het evidente talent, dat deze ‘gouden generatie’ gemeenschappelijk heeft. De capaciteit om sneller te groeien dan de anderen, een soort zorgeloosheid in een voetbalwereld waar de inzet nochtans hoog is.

CARRASCO EN VALENCIA

24 mei 2016 in San Siro, finale van de Champions League. In het begin van de tweede helft valt Yannick Carrasco in. Een eerste baltoets en een eerste versnelling op de linkerflank. Flanellen benen heeft hij niet, hij vraagt de bal, daagt uit en maakt de arme Danilo hoorndol. Soms lukt Carrasco’s actie niet of is hij onzuiver, maar het belangrijkste is dat hij durft, dribbelt, probeert. Hij heeft daar zelf een eenvoudige uitleg voor: ‘Als ik voetbal, denk ik niet te veel na. Ik doe alsof ik nog met vrienden in het park speel. We hebben het geluk dat we dit beroep kunnen uitoefenen, dus moeten we daarvan genieten. Ik herinner me dat ik bij mijn eerste profmatch met Nabil Dirar aan het dollen was tot enkele seconden voor we het veld op moesten’, vertelde hij ons eens in Monaco. ‘Ik ben iemand die er plezier in moet hebben, dat maakt deel uit van mijn voorbereiding. Een match in de Champions League of een wedstrijd tegen Bastia, dat maakt geen verschil.’

29 mei 2013. Yannick Carrasco is nog onbekend bij het grote publiek. Hij speelde een goed seizoen bij AS Monaco, dan nog in tweede klasse, en neemt met de nationale Beloften deel aan het toernooi van Toulon. Na de verloren match tegen Brazilië (0-1), praat de jonge Carrasco met scouts van Valencia die zijn profiel interessant lijken te vinden. Op de vraag of hij geflatteerd is door die belangstelling, antwoordt hij enigszins verrassend: ‘Neen, ik weet wat ik waard ben, ik weet dat ik op een dag op het hoogste niveau zal kunnen spelen.’

Meteen rijst de vraag of die zelfzekerheid, met een vleugje arrogantie, niet wat overdreven is.

DE BRUYNE EN BENTEKE

Een gelijkaardig voorbeeld. Juli 2012, Philadelphia, tweede etappe van de tournee van Chelsea door de VS. Eden Hazard, net overgenomen van Lille voor 40 miljoen euro, is de grote attractie en stelt onder meer Marko Marin en Kevin De Bruyne, nochtans voor 9 miljoen gehaald bij Genk, wat in de schaduw. KDB is dan nog maar negentien en wordt aanvankelijk niet als een toegevoegde waarde beschouwd. Hij mag wel starten tegen PSG in New York, maar in de match tegen een sterrenselectie uit de MLS mag hij niet eens invallen. Na die match wordt De Bruyne genegeerd door de Amerikaanse en internationale pers en drukt hij tegenover ons zijn ontevredenheid uit: ‘Als mijn situatie niet snel verandert, moet er een oplossing gezocht worden, dan wil ik weg. Ik ga uitleg vragen bij coach Roberto Di Matteo.’ Enkele maanden later wordt hij uitgeleend aan Werder Bremen.

Christian Benteke kende niet zo’n steil en rechtlijnig parcours als zijn ex-ploegmaat bij Genk. Uitgeleend aan Kortrijk, dan aan KV Mechelen, drie keer gepasseerd bij Standard en twee keer bij Genk. Hij ontbolstert pas echt in 2012 na zijn transfer naar Aston Villa. Een jaar eerder heeft de Luikenaar er een moeilijk seizoen bij KVM op zitten. In juni 2011 interviewen we hem op vakantie in Marrakesh met Mehdi Carcela en Yassine El Ghanassy. Benteke staat op dat moment minder in de picture dan Carcela of El Ghanassy, maar hij verzekert ons: ‘Ik ken mijn kwaliteiten. Ik weet dat ik de top kan halen.’ Op dat moment verbaast ons zijn zelfvertrouwen, zeker na amper zeven goals bij Malinois. Maar de aanvaller is overtuigd en vandaag begrijpen we waarom.

NIEUWE VERSUS OUDE GENERATIE

‘Deze generatie is helemaal anders dan de mijne. Alles is geëvolueerd. Ze hebben nergens schrik van, ze zijn heel zelfzeker. En ze spelen voor het plezier, die ontspannen houding is ook een kwaliteit’, vertelt Johan Walem, ex-coach van de jeugd van Anderlecht en de nationale Beloften, die werkte met onder meer Lukaku en Carrasco. Met de huidige speler van Atlético klikte het aanvankelijk niet zo goed: ‘Ik zag dat hij enorme kwaliteiten had, maar hij toonde dat niet in de wedstrijd. We hebben het er onder vier ogen over gehad. Een coach moet ook leren om hen te begrijpen. Hun zelfzekerheid is een wapen, ze hebben een sterke persoonlijkheid ontwikkeld. Yannick wist heel goed wat hij wilde en hij is er geraakt.’

‘Deze generatie is heel anders dan die ik meegemaakt heb toen ik jong was’, erkent Jean-François Gillet, op zijn 37e de ouderdomsdeken bij de Duivels. ‘Wij durfden amper iets te zeggen, zij zijn erg zelfverzekerd en zijn nergens bang voor. Ze komen op hun 18e in de groep en voelen dat ze er klaar voor zijn. Topwedstrijden spelen is voor hen een normale zaak.’

Simon Mignolet (28) bevestigt dat: ‘De jongeren van vandaag zijn niet meer die van vroeger. Het zijn nieuwe Belgen met veel zelfvertrouwen.’

Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat een Belg al blij was daar te staan. Zoals Bart Goor en Yves Vanderhaeghe die in 2000 voor een CL-match tegen Manchester United foto’s maakten van Old Trafford. Ze zeiden toen dat ze al blij zouden zijn als ze het stadion konden verlaten zonder een rammeling te krijgen. Uitlatingen die nu ondenkbaar zijn en die het gebrek aan ambitie weerspiegelen van het Belgisch voetbal een decennium geleden. Maar hoe is die ommezwaai te verklaren?

GEEN SCHRIK

‘Toen deze generatie in contact kwam met Dick Advocaat, begon die de geesten te kneden’, legt Romelu Lukaku uit. ‘Hij liet enkele spelers uit de ploeg om jongeren een kans te geven, zoals ik. Degenen die al blij waren dat ze na een match shirts konden uitwisselen en degenen die Waals-Vlaamse problemen in stand hielden, heeft hij verwijderd. Die oude generatie was bang van iedereen. Wij hebben geen schrik. Telkens we nu met de selectie samenkomen, denken we aan de volgende match en nemen we ons voor: ‘We gaan ze inmaken!’

Het zijn uitspraken die Lukaku deed toen we hem vorige maand gingen opzoeken bij hem thuis in Manchester. Uitspraken die als een boemerang terugkeerden na de match tegen Italië. Toch wilde de speler niets anders dan de ambitie uitdrukken van een generatie die al heel vroeg naar de top (of toch bijna) klom. Niets meer dan dat. Sterke karakters en een winnaarsmentaliteit, die doen denken aan sporters uit de VS (zie kader) en waar de nieuwste uit de bende, Christian Kabasele, het onlangs nog over had: ‘Je ziet aan de mentaliteit van Romelu dat hij alles wil winnen. Dat is indrukwekkend, daardoor maakt hij ook zo’n carrière.’

DE WET VAN DE STRAAT

Een andere verklaring voor de metamorfose van de Belgische voetballers: het pleintjesvoetbal, dat creativiteit, balvaardigheid, durf en karakter vereist. ‘Veel spelers van de nationale ploeg hebben die straatmentaliteit: als we ervoor gaan is het serieus!’, legt Romelu Lukaku uit.

‘In België moet je tegenwoordig al bijna via de agora gepasseerd zijn’, gaat Yannick Carrasco voort. ‘Spelers worden er technisch beter door. Een Belg die de zool gebruikt, dat is niet verrassend meer. Vroeger waren veel Belgen ook timider, bleven ze langer thuis bij mama en papa. Veel Belgische voetballers hebben nu buitenlandse roots, ze groeiden op in stadswijken, hebben een harder karakter en tonen sneller op het veld dat ze er zijn.’

De producenten van voetbaltenues hebben dat beter dan wie ook begrepen. Tegenwoordig moeten de vaandeldragers symbool staan voor die straatcultuur, de cultuur van de egotrip. Zoals in die recente reclamespot waarin de codes van hiphop en voetbal gecombineerd worden. Je ziet Axel Witsel, Mousa Dembélé, Michy Batshuayi en Thomas Meunier in het shirt van de Rode Duivels met een gouden ketting rond de nek en veel blingbling en humor poseren. Met daarbij de slogan ‘first never follows‘, samengevat: we zijn er om te leiden, niet om te volgen.

Ook al komt hij uit een landelijk milieu, Eden Hazard is het prototype van het talent dat snel beroemd werd, geld verdiende en druk kende. Maar desondanks maakt hij altijd een zeer ontspannen indruk. ‘We zijn allen gewend aan grote wedstrijden, wij ervaren wekelijks die druk’, zo legt hij die relaxte houding uit. Rio Mavubu, ex-speler van de Franse nationale ploeg, heeft Hazard vier jaar meegemaakt bij Lille, waar hij diens kapitein was. ‘Op het veld zag je al heel snel dat zelfvertrouwen. Voor de buitenwereld kan dat op arrogantie lijken, maar ik heb hem beter leren kennen en ik kan je zeggen dat hij alles behalve zelfgenoegzaam is. Bovendien: om hem direct te doen inzien dat hij bepaalde regels moest respecteren, kreeg hij in het begin bij de profs wel wat slagen en stampen te incasseren.’

Zelfs onze bondscoach, die toch eerder van de oude stempel is en graag herinnert aan de mentaliteit van vroeger, lijkt zich ondertussen goed aangepast te hebben aan die cultuur van de egotrip. In maart van dit jaar zei Marc Wilmots: ‘Op tactisch vlak heb ik van niemand lessen te krijgen. Tot hier toe zijn al mijn keuzes uitstekend geweest.’ Een oneliner die snel verouderd is geraakt.

DOOR THOMAS BRICMONT IN BORDEAUX – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Dick Advocaat zette degenen die al blij waren dat ze na een match shirts konden uitwisselen, uit de ploeg.’ ROMELU LUKAKU

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content