Marc Van Britsom heeft afscheid genomen van het profvoetbal. De 35-jarige middenvelder deed op zijn manier : met een feestje, bier en champagne.

Het afscheid

Marc Van Britsom : “Een afscheid als prof is het wel, maar nog geen afscheid van het voetbal, want straks ga ik voor vierdeklasser Nieuwkerken voetballen. We hebben het grondig gevierd. Ik was altijd iemand die naast het voetbal ook graag onder de mensen kwam en erg van de derde helft hield. Het kistje sigaren dat ze me cadeau deden, heb ik enorm geapprecieerd. Dat ga ik missen, de dingen naast en na het voetbal, het plezier maken, de sfeer in de kleedkamer.

“Straks ga ik trainen op dinsdag- en donderdagavond en op zaterdagochtend. Mijn dagen zullen gevuld moeten worden met een job, maar wat weet ik nog niet direct. Een kennis vroeg me een sollicitatiebrief te schrijven, maar wat kan ik daar in godsnaam in zetten ? Vijftien jaar profvoetballer ? Ik heb handel gestudeerd, tot mijn achttiende. Nu ben ik 35, dus. Onlangs haalde ik een computer in huis, daarop ben ik nu wat aan het leren.

“In het voetbal blijven ? Graag, maar als wat ? Als spelersmakelaar zie ik mezelf niet functioneren. Te veel oneerlijke zaken. Eén keer maakte ik een farce’ke mee, waarna ik mijn manager direct aan de deur heb gezet. Ik geloof er niet in. X gaat van Y naar Z tegen een bepaalde commissie; ik ben er zeker van dat clubs die commissie soms betalen aan de manager, opdat X bij Y zou blijven. Misschien is het zo ook wel met mij gebeurd. Topspelers moeten zich daar niks van aantrekken, maar de anderen ? Het is mensenhandel en dus niks voor mij.

“Voor een club werken zou me aanspreken. Het valt me op dat er in het voetbalmilieu biezonder weinig vraag is naar mensen die uit dat milieu komen. Omdat ik denk dat de bazen schrik hebben dat hun werknemers de bovenhand krijgen doordat ze meer verstand hebben van het sportieve aspect. Daarom zetten ze liever mensen aan het werk die clever genoeg zijn om de centjes binnen te halen, maar minder sterk op het sportieve vlak. Wat ook te weinig gebeurt, is dat ex-voetballers uit de streek met de jeugd gaan werken. Dat wil ik in de toekomst wel doen. Niet bij de allerkleinsten, daarvoor heb ik te weinig geduld, maar wel de 14- tot 16-jarigen qua taktiek of organisatie iets bijbrengen.”

Terugblik

Van Britsom : “Het was tof, al denk ik dat wij nog de goeie periode meemaakten. Het is allemaal heel ernstig geworden, misschien zelfs té ernstig. Veel te snel veel te veel geld ook. Wij groeiden op met één doel voor ogen : de eerste ploeg. Gingen niet bleiten als we na drie goeie matchen terug naar de bank vlogen. En waren gelukkig als we weer mochten invallen. Nu klagen ze direct, en zeggen dat ze weg zijn. De mentaliteit is enorm veranderd. Spelers kunnen niet meer investeren in een carrière, alles moet onmiddellijk groot en veel zijn. Weekdienst, nog zoiets. Dat kenden wij niet. In onze tijd hadden de jongsten altìjd dienst, en als de training gedaan was shotten de oudsten de ballen opzettelijk drie velden ver. Tegen dat je alles had verzameld, zaten zij al gewassen in hun auto. Nu maakt een gast van twintig van zijn neus als hij een bal moet halen die tien meter verder ligt. En dus moet je lijsten met weekdienst opstellen.

“Ik mis ook betrokkenheid. Wij dronken vroeger na de wedstrijd altijd pinten met de toeschouwers. Ook dat gaat eruit, terwijl zoiets goed is voor de klantenbinding. Mensen spreken graag eens met een voetballer na een match. Als ik van de club was, zou ik het verplichten. Zeker de volksclubs zoals Beveren, Mechelen en Antwerp moeten dat doen.

“Tot bij de Uefa’s speelde ik altijd achter de spitsen, maar Ladislav Novak wilde mij als verdedigende half aan het werk zien omdat daar Paul Theunis volgens hem op zijn laatste benen liep. Ik debuteerde tegen Club Brugge. Een paar weken erna was Theunis geschorst en begon ik voor het eerst aan de match. Ik scoorde na tien minuten en de trein was vertrokken. ( Glimlacht) Zeven dagen daarna, op Antwerp, startte ik weer en speelde Theunis niet. Hij zei niks, maar tijdens de week die volgde was het Limburgs front gemobiliseerd. Ik raakte op training geen leer meer, zag wel alle hoeken van het veld, werd een paar keer doormidden gehakt en klein Marcske zat de week erna weer schoon op dat bankske ! Pas rond nieuwjaar zijn we met twee voor de verdediging beginnen spelen, Theunis en ik. Het was nog de goeie periode van Beveren, het laatste jaar van Filip De Wilde. We deden mee voor Europees voetbal, haalden dat ook. Voor Beveren de laatste keer. Toffe ploeg, nog steeds. De laatste keer dat ik er was ben ik na de match naar huis gekropen.

“Eén van de beste voetballers die ik er meemaakte, was Heinz Schönberger. Met hem heb ik alleen getraind, niet gespeeld. Op donderdag hadden ze altijd een matchke en dan mochten er twee of drie spelers uit de B-kern meedoen. Ik stond altijd op Heinz en die lachte me gewoon uit. Ik heb toen vaak gedacht : ik kom er nooit, dat kan ik niet. Heinz draaide, keerde, speelde me zot en was nooit moe. Dan droop ik af, een ontgoocheling rijker. Zot en kapot. Op zolder heb ik nog een stukje uit de krant met als kop : Marc Van Britsom wordt de kleine Schönberger. Daar moest ik hard mee lachen.”

Dromen

Van Britsom : “Ik heb kort bij mijn droom gestaan om ooit naar een topclub getransfereerd te worden. Ooit had ik de kans om naar Standard te gaan, samen met Yves Soudan. Yves ging, mij hebben ze gehouden. Wat er achter de schermen gebeurde, wist je niet; het ging gewoon niet door. Tegen mijn zin moest ik een jaar bijtekenen, en pas het seizoen erna trok ik naar Mechelen. Misschien kwam ik voor de echte top wat kracht en gestalte te kort. Techniek, inzicht, karakter, dat had ik allemaal mee, maar aan kracht kon ik werken, al zou dat misschien ten nadele gegaan zijn van mijn snelheid, ook niet direct één van mijn sterkste punten. Niet vergeten ook : hoe hoger, hoe makkelijker, omdat zij die naast je staan veel opvangen. Laat er eentje uit eerste provinciale een paar keer met Anderlecht meeshotten, dan zal je zien dat hij de minste is, maar wel veel meer kan dan hij bij die eersteprovincialer laat zien.

“Mijn eerste seizoen bij KV Mechelen was het beste uit mijn carrière. Heel goeie ploeg, dicht bij Europees voetbal geëindigd. Onder Meeuws, met Czernia, Sanders, De Boeck en de zottekesEszenyi en Urban, de whiskyman. Op een dag – het vroor – kwam hij binnen in een T-shirtje. Je zag hem niet, maar je rook hem wel. Voor de training stak hij zijn kop onder de kraan, effe schudden, de kop tegen de muur en naar het veld. Helemaal gek, extreem geval, maar hij kon shotten. Het minste kon hem raken en dan kreeg je een mep op je oog.

“Het tweede jaar in Mechelen was een ramp. Geblesseerd aan de knie tegen Charleroi, een tackle van Philippe Albert. Weken van zeurende pijn. Volgde een operatie en drie maanden rust, maar het ging niet weg. Het was alsof ik een kabel in de knie had, kon hem niet buigen, kreeg hem niet recht. Uiteindelijk moest ik opnieuw onder het mes. Dokter Martens noemde hij mij “een studieobject voor de geneeskunde”, hij maakte zelfs videobeelden van mijn knie. Weer acht maanden revalidatie. Pas op de laatste training van dat seizoen kon ik weer oefenen met de groep.

“Tijdens de daarop volgende vakantie liep en oefende ik veel. Ik dacht op schema te zitten. Tot ik met de groep begon te trainen. Viel me dat tegen ! Dan pas zie je wat je in één jaar verliest. Alles ! Dat is iets dat je moeilijk aanvaardt. Net toen ik eindelijk opnieuw een redelijk niveau haalde, kwam Georges Heylens. We stonden op een twaalfde plaats, Willy Reynders deed het niet slecht. De kritiek was dat we te weinig voetbal brachten, maar met die ploeg was die twaalfde plaats al een hele prestatie. Ik had net negentig minuten gespeeld op Club Brugge, maar moest toen in het bureautje van de nieuwe trainer komen. “Ik ben voor jou een manager aan het zoeken”, zei hij. Mijn wereld stortte in, ik wilde het niet geloven en ging werken tot ik weer bij de groep was. Volgde de winterpauze. Ze zouden bellen als we op oefenstage gingen naar Turkije. Toen ik niks hoorde, belde ik zelf. Miljaar, ik stond niet op de lijst, moest met de B-kern trainen. Toen ben ik zelf op zoek gegaan naar een manager.”

Het buitenland

Van Britsom : “Op een dag belde die man, dat ik ’s anderendaags in Spanje kon gaan testen. Daar schrok ik wel even van, ik had er met mijn vrouw nog niet veel over gesproken. Ik reisde naar Murcia, speelde er met Real, en een akkoord was snel beklonken. Moest ik naar huis bellen, naar Martine : zeg, euh, ik kan hier voor een half jaar tekenen, maar ik kom pas over veertien dagen naar huis, want ik moet hier eerst nog drie matchkes spelen. Dan moet je weten : we hadden net dit huis gekocht, en zij bleef hier achter met de kleine.

“Murcia, dat was toen derde klasse. Verrassend goed niveau. Onze A-kern had 25 man en in de B-ploeg, die een reeks lager speelde, zat nog eens 25 man. Ik sprak een beetje Engels en een beetje Frans, maar geen woord Spaans. De contractbesprekingen verliepen in gebroken Frans en via het rekenmachientje. Ik verbleef een tijdje op hotel, maar dat was rap gedaan. Ze hadden er spionnen zitten en als ik om één of twee uur terugkeerde van een avondje in een nabije pizzeria – naar Spaanse normen een aanvaardbaar uur, vond ik zelf – mocht ik het ’s anderendaags op den bureau komen uitleggen. Mijn eerste interview live op de radio was ook een klucht. De interviewer begon in het Spaans aan een introductie waar ik geen bal van snapte en duwde me dan de micro onder de neus. No comprende kon ik nog zeggen. Na wat stilte en grote ogen bij de vraagsteller, haalde men er telefonisch in de studio een vertaler bij die rechtstreeks in de uitzending de vragen vertaalde en dan mijn antwoorden.

“Ik kon voor een jaar bijtekenen, maar mijn vrouw kreeg geen verlof zonder wedde en dus moest ik kiezen tussen Mechelen en Kortrijk. De trainer van Kortrijk overtuigde me. Regi Van Acker hemelde me op en maakte van mij weer een voetballer. Want ik geef het nu toe : ik betwijfelde of ik het nog zou aankunnen. Het werd weer een schitterend jaar, titel net gemist maar wel via de eindronde de promotie afgedwongen. Maar toen begon het circus dat Van Acker had voorspeld en waardoor hij naar Antwerp trok. Michel De Wolf, die hem opvolgde, had geen materiaal. We verloren in de voorbereiding zelfs drie keer van Roeselare ! Pas in november, december hadden we een ploeg. Joly kwam erbij, Demkine, Smeets, Prunier. Die Prunier, dat was ook een speciale man. Vond zichzelf een vedette, was rechtsvoetig, maar schopte alleen met links. Vanderschommen werd nog trainer, maar hij was geen man voor eerste klasse.

“Uiteindelijk deden we nog tot het einde mee om ons te redden. Op de voorlaatste speeldag moesten we tegen Germinal spelen. Hadden we die match gewonnen, waren we gered geweest. Die mannen kwamen op het plein wat zeveren, zo van : hoe zit het jongens, sta je premie af en je mag dat matchke hebben. Maar wij deden niet mee aan die carrousel, en dus wonnen we niet ! Op de laatste speeldag moesten we naar Anderlecht, dat moest winnen om Europees te spelen. Nog 0-1 voorgekomen, maar toch verloren. Spijtig. Toen ben ik naar Antwerp gegaan, naar Van Acker.

“Weer een fantastisch jaar, los kampioen in tweede. Ik denk dat onze ploeg toen zelfs sterker was dan die we in eerste hadden. Op het einde raakte ik geblesseerd aan de kuit, zodat ik dit seizoen aanvankelijk wat moeite had om te volgen. Ik twijfelde, net als de trainer, speelde te weinig wedstrijden op een aanvaardbaar niveau. Toen het net wat beter begon te gaan, werd ik uit de ploeg gezet. Ik liep er een tijd lastig bij, dat geef ik toe. Omdat ik voelde dat het mijn laatste jaar in eerste klasse was en ik alles wilde meepakken. Ik meed het contact – met de supporters, met iedereen – maar uiteindelijk draai je bij. Het heeft toch geen zin.”

Het einde

Van Britsom : “Met nieuwjaar belde de big boss, Eddy Wauters. “Marc, je moet naar Heusden-Zolder, je zal niet veel meer spelen.” Ik zei hem dat het me niet zo interesseerde, maar wist snel hoe laat het was. Na nieuwjaar zat ik niet meer bij de achttien. In mijn contract stond dat ik als bankzitter de volledige premie trok, maar niet als ik naast de kern viel. Dan kon ik voor duizend frank bij de reserven shotten. Allicht was ik wat duur om op de bank te zitten. Toen ze vervolgens niet meer wonnen, kwam ik er weer bij, tot ik in een oefenmatchke – nota bene op Nieuwkerken, mijn nieuwe ploeg – mijn hand brak, net voor de derby tegen GBA. Daarmee was het over.”

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content