Veertig jaar nadat hij in 1975 als kinesist bij SV Waregem begon, gaan de spieren van de huidige Esseveespelers nog altijd door de handen van Johan Vanderheeren. Een rondleiding in het rijk gestoffeerde geheugen van de 65-jarige Wielsbekenaar.

DE PASSIE VAN DURY

JOHAN VANDERHEEREN: ‘In veertig jaar heb ik veel trainers zien passeren, maar twee steken erboven uit: Urbain Haesaert en Francky Dury. Allebei hebben ze – net als penningmeester Germain Landsheere indertijd – over een lange periode een grote stempel op deze club gedrukt. Geen toeval dat alles hier ineenzakte toen zij vertrokken, zoals toen Dury naar AA Gent ging. Hij was diegene die alles in handen nam en stuurde. Nog altijd trouwens. Van het bestuur krijgt Francky ook die macht. Omdat ze weten: zonder hem geen Zulte Waregem.

‘Een tactisch sterke coach, die vooral qua peoplemanagement er erg op is vooruitgegaan. Vroeger de strikte agent die maar één lijn volgde. Maar de tijd dat spelers begonnen te wenen omdat hij hen afkraakte, is voorbij. Discipline is nog altijd belangrijk, maar Francky is nu gemoedelijker, menselijker. Meer een psycholoog die zal uitzoeken waaróm iemand slecht heeft gespeeld. Uitvliegen doet hij niet meer – toch niet tegen één speler, alleen nog tegen de hele groep.

‘Francky weet ook een team rond zich te smeden. Zodra je zijn vertrouwen hebt, steunt hij je honderd procent. Een ‘baas’ die tussen zijn entourage staat en zijn dankbaarheid toont, zeker als je even gepassioneerd bent als hij. Niets laat Francky aan het toeval over. Elke training is minutieus voorbereid, met een welomlijnd doel.

‘Dé parallel trouwens met Haesaert. Ook die had maar één leidmotief: werken, werken, werken. Urbain was zelfs nog straffer dan Francky, want hij gaf overdag les in Antwerpen. Hoe hij die job combineerde met het voetbal, is mij nog altijd een raadsel. Bij het amateuristische SV Waregem van de jaren tachtig regelde hij immers álles, tot de menu’s en de hotels voor de Europese verplaatsingen. Zoals Francky was hij ook constant op zoek naar nieuwigheden om zichzelf en het team te verbeteren. Zo heb ik mij als kinesist in die veertig jaar ook staande gehouden in het profvoetbal, door me voortdurend bij te scholen en hard te werken. Daarom klikt(e) het ook zo goed met Haesaert en Dury.’

DE RED BULLS VAN URBAN

VANDERHEEREN: ‘Er hebben hier veel toppers rondgelopen: Richard Niederbacher, Philippe Desmet, Aurelio Vidmar, Hendrie Krüzen, Thorgan Hazard, Marc en LucMillecamps als boegbeelden over een lange periode… Maar qua puur voetbaltalent denk ik vooral aan Giba (Braziliaan die in de jaren zeventig voor SV Waregem speelde, nvdr) en Florian Urban (Hongaar uit de jaren negentig, nvdr). Helaas alle twee flierefluiters. Giba zag graag de vrouwtjes, had nooit zin om te trainen en ging alleen voluit tegen de topclubs. Maar als hij goesting had: een fenomenale dribbelaar. Die had veel meer uit zijn carrière kunnen halen.

‘Net als Florian Urban. Florke… Ook zo’n volksvriend die alle cafés van Waregem kende en iedereen naar huis dronk. Voor elke match kapte hij ook drie, vier Red Bulls naar binnen. En om zichzelf op te naaien bonkte hij zelfs met zijn hoofd tegen de muur van de kleedkamer! Afgetraind was hij verre van, maar met de kracht van een buffel kon Urban een hele defensie op een hoopje spelen. En niet alleen op power, want hij kon ongelofelijk goed voetballen, én vrije trappen nemen. Wel bijzonder opvliegend, goed voor een paar rode kaarten per seizoen. Als die zijn temperament had kunnen bedwingen en zich had verzorgd, dan was hij ongetwijfeld bij een Europese topclub beland. Doodjammer…’

HET ZANDVEST VAN HAESAERT

VANDERHEEREN: ‘De begeleiding van voetballers is in die veertig jaar, en vooral het laatste decennium, enorm geëvolueerd. Bij SV Waregem hadden we vroeger twee kinesisten en een dokter die eens langskwam – nu drie kinesisten, twee dokters, twee revalidatietrainers, een fysiektrainer, een osteopaat, diëtist, psycholoog, tandarts, pedicure… Blessures worden nu ook met totaal andere technieken behandeld, veel meer ligt de nadruk op preventie, voeding… Krachttraining ook, de pannenlatten van vroeger zijn allemaal gespierde atleten geworden.

‘Alles is professioneler en wetenschappelijker, maar daarom was het dertig jaar geleden niet altijd slechter. Steeds weer verbaas ik me erover dat spelers klagen over vermoeidheid als ze drie matchen per week moeten afwerken. Ik denk dat het vooral hier (wijst naar het hoofd, nvdr) lastig is. Een verschijnsel van deze moderne, gemakzuchtige maatschappij.

‘Bij Haesaert moest je niet zeuren over vermoeidheid. Die liet zijn spelers keihard trainen: de Kluisberg tientallen keren omhoog spurten tot ze moesten overgeven, met zware krachtballen over horden springen… En wie te veel woog, verplichtte hij met een zandvest van vijf kilogram te lopen. ‘Om je grenzen te verleggen moet je in het rood gaan’, beweerde Urbain altijd. Mét resultaat, want zijn spelers hadden een ijzersterke fysiek.

‘Laat ze nu zo ‘wetenschappelijk onverantwoord’ trainen en de blessures zouden, ondanks de betere begeleiding, niet te tellen zijn. Nochtans waren er in die tijd niet méér geblesseerden. En toen werkten we ook een driedubbele campagne af: competitie, beker en Europacup. Bovendien met een veel kleinere kern van achttien man, van wie de helft overdag nog ging werken. De reden? Moeilijk te verklaren. Het minder ruwe spel van toen misschien? Het tempo lag ook lager en spelers legden per match minder kilometers af, maar weegt dat op tegen de professionelere verzorging van tegenwoordig? Ik weet het niet. Spelers gingen alleszins niet minder uit. Integendeel… Maar nadat Philippe Desmet en co op maandagnacht tot vier uur uitgingen, stonden ze de volgende morgen wel paraat op training. Op de eerste rij.’

DE FOTOKADER VAN LEYE

VANDERHEEREN: ‘Het persoonlijke contact met spelers wordt steeds minder. Omdat ik sinds vorig seizoen alleen nog de thuiswedstrijden volg, maar ook omdat er veel na één of twee seizoenen al vertrekken. De vriendschapsrelatie die ik indertijd met Marc Millecamps, Franky Dekenne, Yvan Desloover, Wim De Coninck of Vital Borkelmans kon opbouwen, is nu bijna niet meer mogelijk. En zelfs met hen is het contact intussen verwaterd. Deels mijn schuld, want om af te spreken had ik nooit tijd.

‘Toen ik zelf nog jong was, stond ik meer tussen de spelers, vertelden ze rapper eens dat ze ruzie hadden met hun vrouw of wat ze de nacht ervoor hadden uitgestoken. Vaak ging ik zelfs mee, naar sponsorsoupers of matchbalverlotingen – toen nog een vaste, verplichte afspraak na de wedstrijd. Nu wordt dat allemaal niet meer georganiseerd, spelers zouden je zot verklaren. De tijd dat ze met hun allen samen uitgingen, is voorbij, hé. Zijn de resultaten goed, dan ook de groepssfeer, maar de échte kameraadschap – zoals ook in de beginperiode van Zulte Waregem met Merlier, Leleu, D’Haemers, Matthys, Meert, Van Nieuwenhuyze… – is verdwenen. Tegenwoordig zijn jongeren vooral bezig met hun smartphones en iPads. Bovendien zijn er minder Vlamingen en wordt er meer Frans dan Nederlands gesproken. Jammer, maar het is niet anders…

‘Met Mbaye Leye heb ik wel nog een heel goeie band. Als kerstcadeau gaf hij me vorig jaar zelfs een grote kader, met foto’s van hem en mij na de match Zulte Waregem-Lokeren en met als onderschrift: ‘Voor de beste kine van mijn voetbalcarrière.’ Het mooiste cadeau dat ik ooit van een speler gehad heb. Ik was ontroerd, ja… Bijzonder dankbaar was Mbaye omdat ik hem na zijn zware knieblessure (op Oostende, augustus 2013, nvdr) begeleid heb tijdens zijn revalidatie. Een heel moeilijke periode, want hij vreesde dat hij nooit meer zou voetballen. Niet dat ik toen bewust als een psycholoog op hem heb ingepraat, maar ik ben blijkbaar wel heel empathisch. Dat zegt mijn vrouw toch altijd.’ (lacht)

DE TACKLE VAN HAAN

VANDERHEEREN: ‘De vuilste fout die ik in al die honderden wedstrijden vanop de bank gezien heb? Niet die van Yvan Desloover op Juan Lozano – een ongeluk, géén opzet – wél die van Arie Haan op Hervé Delesie, in 1976 op Anderlecht. Met twee voeten vooruit vol op de knie van Hervé, die zijn kruisbanden scheurde en bijna twee jaar out was. Zijn prille interlandcarrière in de kiem gesmoord. Het straffe was dat Haan het nog tijdens de match had gezegd: ‘Ik ga je pakken!’ Wat hij ook deed, zonder geel te krijgen. Delesie speelde maar voor SV Waregem, hé…

‘Nochtans was het voetbal in de jaren zeventig, tachtig niet brutaler dan nu. Integendeel. Toen had je nog strenge refs als Alex Ponnet, Fred Delcourt, Alphonse Costantin… Sterke persoonlijkheden tegen wie spelers niet durfden reclameren. Zeker van Costantin waren ze bang, want die gaf dikwijls rood. Maar hij volgde wel een rechte lijn, terwijl vandaag de willekeur heerst. Voor de ene overtreding krijg je niets, voor de andere geel of rood. En als een arbiter eens enkele rode kaarten uitdeelt, springt de pers er meteen op en wordt die bedolven onder kritiek. Voor nieuwe spelers net hetzelfde: meteen veroordelen, in plaats van iemand wat tijd te gunnen en dan te oordelen.’

DE TRANEN OP DE HEIZEL

VANDERHEEREN: ‘Voor het voetbal heb ik nooit mijn slaap gelaten. Ik ben vrij nuchter, beleef zelden hoge pieken of diepe dalen. In die veertig jaar vloeiden er slechts twee keer traantjes. De bekerwinst van 2006 was het moeilijkste moment: vier dagen ervoor overleed mijn moeder, twee dagen erna werd ze begraven. Toch was ik erbij op de Heizel, omdat ma – een groot voetbalfan – dat zou hebben gewild. Na de late 2-1 werd ik overmand door een mix van vreugde en verdriet, zeker toen enkele spelers mij troostten. Ze hadden ook voor mij gewonnen…

‘Dezelfde tweeslachtige gevoelens overheersten na de gemiste titel in 2013 op Anderlecht. Na de 0-1 van Jens Naessens waren we er zó dichtbij en dan door een stomme afgeweken vrijschop van Lucas Biglia die titel toch nog uit handen zien glippen… Tranen bij veel spelers, zelfs bij anciens als Leye, Davy De fauw en Karel D’Haene, maar ook bij mij – je maakt elkaar emotioneel, hé. Een immense ontgoocheling die echter helemaal omsloeg toen duizenden supporters ons ’s avonds op de Waregemse markt als helden onthaalden. Kippenvel.

‘Qua beleving zet ik dat hele seizoen nog iets boven de fameuze Europese campagne in 1985/86. Na de uitschakeling tegen FC Köln in de halve finale waren we zelfs amper teleurgesteld: 4-0, weggespeeld, weliswaar door een gedopeerd team. Na de megastunt op AC Milan (1-2 in de achtste finales, nvdr) heerste er natuurlijk wel grote euforie. Onvergetelijk, ook door wat er zich na de match heeft afgespeeld. Ruim zestigduizend woedende tifosi die het Milanbestuur op de tribunes belaagden en van alles op het veld gooiden: flessen, muntstukken, sinaasappels, autoradio’s… Met een grote boog moesten we naar de spelerstunnel in de hoek lopen. Ik heb er zelfs de bloedende wenkbrauw van de grensrechter, geraakt door een batterij, verzorgd. En na twee uur wachten in de kleedkamer omsingelden boze supporters onze bus, waarin ook de ouders van Marc en Luc Millecamps met een bang hartje kwamen schuilen. Met een politie-escorte zijn we toen gelukkig heelhuids in het hotel geraakt. Zelfs dertig jaar later klinkt het nog altijd onvoorstelbaar.’ (lacht)

DOOR JONAS CRETEUR ? FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Haesaert liet zijn spelers keihard trainen: de Kluisberg tientallen keren omhoog spurten tot ze moesten overgeven.’ JOHAN VANDERHEEREN

‘Om zichzelf op te naaien bonkte Urban met zijn hoofd tegen de muur van de kleedkamer.’ JOHAN VANDERHEEREN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content