‘De eendracht bij KRC Genk is groot’

© BELGAIMAGE

Met het ontslag van Hannes Wolf zet KRC Genk een stap achteruit in zijn sportief project. Waarom kan de Limburgse club toch zo moeilijk continuïteit in de sportieve uitbouw stoppen?

Het is bloedheet op Waregem, waar KRC Genk op de allereerste competitiespeeldag net Essevee partij heeft gegeven. Hannes Wolf en Cyriel Dessers glunderen wanneer ze na de wedstrijd de pers toespreken. Na een tamme eerste helft toont KRC Genk zich na de rust de ploeg die dit seizoen verwacht wordt: één die minstens mee kan dingen voor een van de dure plaatsjes in de top vier, en wie weet zelfs meer. Toen Club voor de competitiestart zijn ambities boudweg poneerde, en KAA Gent in de media de handschoen opnam om daar tegen in te gaan, dacht men in Genk: laat hen maar in de schijnwerpers staan, wij gaan dit seizoen vlammen.

Velen ontsnappen na succes en grijpen dan de opportuniteiten die zich aandienen. Ik ben gebleven.’ Dimitri de Condé

Daar leek de club op dat moment ook de nodige argumenten voor te hebben. Het haalde niet alleen twee dure spelers, met de topschutter uit de Nederlandse Eredivisie, Cyriel Dessers en een Colombiaans international, Daniel Muñoz, maar behield tevens zijn sterkhouders, ondanks een bod met dubbele cijfers op Jhon Lucumí, nu al gegeerd in de topcompetities en nog altijd maar 21 jaar. En met Joakim Maehle was een afspraak gemaakt om dit seizoen nog niet te vertrekken, bij geen enkel bod, klinkt het bij de start van de voorbereiding.

Peter Croonen: 'Het geloof in een trainer moet wit-zwart zijn. Grijs is de voorbode van zwart.'
Peter Croonen: ‘Het geloof in een trainer moet wit-zwart zijn. Grijs is de voorbode van zwart.’© BELGAIMAGE

Straffe taal was dat, toen.

Maar al een week na Waregem krijgt het Genkse zelfvertrouwen een flinke knauw. Van de stiekem gekoesterde gedachte dat er een kampioenenploeg in wording in de steigers staat, blijft na de thuismatch tegen het noodelftal van promovendus OH Leuven niet veel over. In de Luminus Arena legt Marc Brys, iets meer dan een jaar eerder zelf in beeld als één van de kandidaten om de naar Club Brugge vertrokken Philippe Clement op te volgen, als een echte meester-tacticus de pijnpunten van Genk op het veld bloot. De thuisploeg pakt die middag nog gevleid een punt, maar in de tribune valt het onvermogen op van Hannes Wolf of de spelers op het veld om voor Brys’ aanpak een tactisch antwoord te verzinnen.

Energie

Drie wedstrijden later is het verhaal-Wolf afgelopen. Met steeds wisselende opstellingen voelen de spelers meer en meer twijfel, er is geen duidelijkheid en herkenbaarheid. En wanneer spelers twijfel ruiken bij de coach, is het einde nabij. De laatste weken was Wolf de greep op zijn spelers kwijt en stond er geen team meer op het veld.

Dat was wel anders bij de komst van de Duitser, toen de spelers zich laafden aan de energie die de trainer elke dag uitstraalde. Wolf tolereerde niet dat iemand op training de intensiteit naar beneden haalde. Spelers, vond hij, moeten energie brengen, niet wegnemen. Dat zagen technisch directeur Dimitri de Condé en het bestuur graag: energiek voetbal is ook het minste wat de mensen in Genk in de tribunes verwachten.

Zij waren op dat moment in hun nopjes met de nieuwe trainer, zoals voorzitter Peter Croonen toen verwoordde: ‘Hier zijn allemaal zeer getalenteerde spelers die zich constant afvragen: zit ik bij Genk nog op mijn plaats? Zo’n groep moet constant voelen dat er een nieuwe lat is waar ze over moeten. Wat ik zie en hoor van spelers, is: deze trainer maakt ons beter.’

KRC Genk zal onder Wolf wel best pittig en enthousiast getraind hebben, maar dat kreeg amper vervolg in de wedstrijden. In zowat elke match toonde de ploeg vlagen van haar potentieel, maar liep het bij momenten ook flink fout.

Uiteindelijk speelde Genk onder Wolf amper een volledige goeie wedstrijd. Geen goed voetbal en geen resultaten, dat is een dodelijke combinatie voor een trainer.

Er was niet één moment of één reden die aanleiding was voor het ontslag, benadrukt de voorzitter: ‘De afgelopen weken kwam een aantal elementen samen. Begin dit seizoen vonden we Hannes allemaal nog de juiste man op de juiste plaats. Als bestuur maken wij samen met de td een constante evaluatie, met de resultaten én het spel als rode draad. Als de resultaten tegenvallen, kijk je naar het spel. Dat was niet meer de harde inzet in de duels, en evenmin vlot voetbal. De stabiliteit verdween, waardoor het voor de spelers steeds moeilijker werd om in de wedstrijd de taken in te vullen die van hen verwacht werden. Het geloof in het volgende resultaat bepaalt je beslissing als bestuur. Als je niet meer gelooft dat het volgende resultaat goed gaat zijn, is er een probleem. Het geloof in een trainer moet wit-zwart zijn. Zolang dat wit is, zit je goed. Grijs is de voorbode van zwart.’

Waar Genk bij monde van de voorzitter niet wil van weten, is dat de kwaliteit van de aanwezige spelers overgewaardeerd is. ‘We geloven nog steeds dat we een heel goeie groep hebben met veel kwaliteit, en dat het er vooral op aan komt een goeie klik tussen die spelers en de trainer te vinden. Alleen kan je daar geen timing op zetten. Malinovski en Pozuelo hadden hier ook een inloopperiode nodig voor ze echt vlamden.’

Storm

Na de trainerswissel wordt voor het eerst met scherp geschoten op De Condé, voor wie de afgelopen jaren net geen standbeeld opgericht werd, toen hij het ene na het andere toptalent naar Genk haalde, en vervolgens voor veel winst hielp verkopen. Het werd hét businessmodel waar KRC Genk in grote mate op stoelt en waar het mee floreert. Een businessmodel dat pas echt vorm kreeg met de verkoop van Kalidou Koulibaly, die nog door Dirk Degraen aan Napoli werd verkocht, en later Sergej Milinkovic-Savic. Die extra inkomsten lieten de club toe om de huidige vzw-structuur te behouden, met een sterke lokale verankering.

Dimitri de Condé
Dimitri de Condé© BELGAIMAGE

Het gevolg is dat geen sjeik hier aan de poort moet kloppen, zo lang de club met zijn model een flink spaarpotje aan kan leggen, waarmee het moeilijke tijden kan doorkomen en al eens neen kan zeggen wanneer er een bod komt voor een van de betere spelers.

Natuurlijk vertrok niet elk jong buitenlands talent langs de grote poort en met winst. Voor sommige beloftevolle spelers werd naar verhouding te veel betaald, maar die mislukkingen worden De Condé intern niet aangerekend. Ze zijn ingecalculeerd in het transferbeleid van Genk waarbij het motto is: you win some, you lose some. Dat er van de tien jonge buitenlanders die gehaald werden voor om en bij de twee miljoen euro vijf of zes niet doorbreken of met winst verkocht worden: het zij zo.

Wel vertraagt het hoog democratisch gehalte in de bestuurskamer van KRC Genk het sportieve beslissingsproces. Elke makelaar weet dat, wanneer hij naar Genk rijdt, een zaak niet in een paar uur beklonken zal zijn, maar dat iedereen eerst uitgebreid zijn mening zal geven, aanmerkingen maken, om dan toch vast te stellen dat zonder de voorzitter geen beslissing genomen wordt. Het is een heel ander model dan bij pakweg KAA Gent, Club Brugge of Charleroi waar één of twee mensen over een beslissing gaan.

Niet alleen makelaars hebben daarmee te maken, ook Dimitri de Condé zelf moet met al die meningen kunnen omgaan. Droomt hij er soms niet eens van om in een club te werken waar het sneller gaat, en waar hij maar met één of twee man rekening moet houden, zoals bijvoorbeeld bij Club Brugge, waar hij een paar jaar geleden uitgenodigd werd door Vincent Mannaert maar voor dat aanbod bedankte?

Dat is op dit moment niet aan de orde, zegt hij, er aan toevoegend dat niet alleen Club al eens naar hem informeerde, maar ook andere clubs, ook uit het buitenland. ‘Ik ben trots om te werken voor de club die mij deze kans heeft gegeven. Maak ik daar mijn leven gemakkelijker door? Nee. Maar het is naar mijn gevoel wel de juiste keuze, al besef ik dat je dat niet vaak meer vindt. De meesten ontsnappen na succes en grijpen dan de opportuniteiten die zich aandienen. Ik ben gebleven. Door mijn directheid en het feit dat men weet dat ik me focus op mijn club, krijg ik veel steun van spelers en bestuur. Daar haal ik mijn voldoening uit. Dat het af en toe eens stormt, hoort daar bij.’

U23

Bij de mislukte start van een topclub wordt niet alleen naar de sportieve leiding, maar ook naar de absolute top van die club gekeken, en dat is bij KRC Genk, met zijn vele meningen binnen een vzw-structuur, niet anders. Maar in tegenstelling tot wat er buitenaf beweerd wordt, rollen ze in de Genkse bestuurskamer niet vechtend over elkaar, en worden er, verzekeren alle gecontacteerden binnen de club, geen messen geslepen.

Dat voorzitter Peter Croonen de zaken binnenshuis de afgelopen maanden onvoldoende stuurde en/of ondergeschikt maakte aan het algemeen belang van het Belgisch voetbal, waarmee hij als voorzitter van de Pro League ook mee bezig moest zijn, weerlegt hij ten stelligste, net als de bewering dat zijn positie binnen KRC Genk in vraag gesteld werd: ‘Dat het niet de gemakkelijkste periode was, geef ik grif toe. Maar de eendracht bij KRC Genk rond onze te volgen strategie is groot, al hebben we wel eens onze discussies onderling.’

Ook de beslissing om de U23 van Club te laten aantreden in 1B en niet die van de eigen vereniging, die minstens evenveel kwaliteit bevat, was de juiste, vindt hij vandaag. Natuurlijk was men binnen KRC Genk ontgoocheld dat er op dit moment geen plaats was voor de eigen jongens, maar er was evenzeer begrip voor de moeilijkheidsgraad om een oplossing te vinden voor het algemeen belang binnen een wel erg korte tijdsspanne. Croonen verdedigt de oplossing die de Pro League in een mum van tijd uitdokterde: ‘Met zeven aantreden in 1B was geen optie en op dat moment was de U23 van Club de eerst gerangschikte van de ploegen die beantwoordden aan de criteria die voor 15 mei waren opgesteld. Meer U23-teams in 1B was op dat moment niet haalbaar, en het was strategisch fout geweest om iets wat we allemaal belangrijk vinden, met name het beter inpassen van beloften in het profvoetbal, niet door te voeren. Want wat is ons opleidingsprobleem? Dat die grote talenten van 15 en 16 jaar te goed zijn om nog met de jeugd te spelen, maar vaak nog niet goed genoeg om in 1A een rol van betekenis te spelen. Luca Oyen en Elias Sierra, om maar een paar voorbeelden van bij ons te noemen, staan dicht bij 1A maar gaan daar niet altijd meespelen, terwijl ze wél klaar zijn om te vlammen in 1B. Daar kunnen ze veel sneller grotere stappen zetten. Daarom is het zo belangrijk dat er nu in 1B een U23-ploeg zit. Dat volgend seizoen naar meer U23-ploegen uit te breiden is een grote wens. Het zal nooit meer één ploeg zijn, zoals nu. Het worden er meer, of geen, als dit mislukt, wat we niet hopen.’

Rest de vraag: blijft het op termijn verenigbaar om die twee petten te dragen, die van clubvoorzitter en die van voorzitter van de Pro League? ‘Dat blijft verenigbaar in een ledenvergadering waar het logisch lijkt dat een lid van een vereniging voorzitter wordt. Maar het is bij momenten niet gemakkelijk, en ik ben niet gehecht aan die functie bij de Pro League. Ik wil mijn rol blijven spelen, maar wanneer blijkt dat een neutraal iemand of iemand anders dat beter kan doen, sta ik daar voor open. Voor mij is het geen noodzaak.’

Blauw bloed

Een gevoelig punt in Genk blijft dat door geduld te tonen met jong buitenlands talent (dat minstens twee jaar nodig heeft om zich te ontwikkelen) amper ruimte rest voor de inbreng van eigen ‘blauw bloed’ in de ploeg.

De voorbije jaren waren de sterkhouders in de wedstrijdkern zo sterk dat de eigen jeugd hen amper kon bedreigen. De concurrentie kwam nog te zelden van binnenuit, zoals dat bij Red Bull Salzburg wel het geval is, constateerde Genk vorig jaar tijdens zijn Champions Leaguecampagne. Vanaf dit jaar moest dat ook bij Genk het geval worden. Met liefst tien spelers uit de eigen opleiding in de kern – als je Casper De Norre meerekent die in Genk werd opgeleid maar via een omweg werd teruggekocht, zijn het er zelfs elf – bestaat de kern uit 32 procent eigen spelers. Met die doorstroming wilde Genk, zoals vroeger, meer terug naar de eigen groentetuin.

‘Op middellange termijn gaan we hier drie jongens in het eerste elftal kunnen brengen’, sprak De Condé deze zomer de hoop uit. ‘Niet vandaag, maar ze moeten er af en toe bij zijn, we hebben binnen de club besloten dat dat moet. Enkele jaren waren onze jongeren degelijk, maar niet van dien aard dat ze de gevestigde waarden konden bedreigen. Nu zijn ze dat wel.’

Alleen lukte dat in de openingsfase van de competitie amper. Waarbij de vraag kan worden gesteld of het de afgelopen weken zo veel slechter was uitgedraaid had men in plaats van een aantal bleek acterende buitenlandse aanwinsten Luca Oyen of Elias Sierra opgesteld. Dat Genk, toen het kalf op Beerschot al verdronken was, in de slotfase mét Oyen en de debuterende Sierra met negen man de elf spelers van de thuisploeg bij momenten wegtikte, was in elk geval opmerkelijk. Zondag kwam Oyen voor het eerst aan de aftrap. Hij mocht meteen de negentig minuten volmaken en deed dat helemaal niet slecht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content