Coaches Vital Heynen en Dominique Baeyens aan de vooravond van Maaseik – Roeselare, deel 13. ‘Het zou niet verbazen als we opnieuw een finale over vijf wedstrijden krijgen.’

Voor de dertiende keer op rij beginnen ze eraan, aan de finale van de play-off, en ‘ze’ dat zijn Maaseik en Roeselare, de vaandeldragers van het Belgische volleybal. Dominique Baeyens, bezig aan zijn twaalfde seizoen als coach van Roeselare, miste daarvan dus enkel de eerste. Zijn collega ‘aan de overkant’, Vital Heynen maakte ze zelfs allemaal mee, negen als speler, eentje als assistent-coach en drie als sportieve hoofdverantwoordelijke. In de aanloop naar de finale bracht Sport/Voetbalmagazine beide coaches samen in Leuven. Het relaas van een drie uur lang durend gesprek over een gezamelijke passie, volleybal genaamd.

Opluchting

Heren, dertien keer op rij dezelfde finale, het begint te vervelen.

Baeyens: “Ik kan wel begrijpen dat de neutrale volleyballiefhebber zo begint te denken, maar ja, je kan niet van ons verwachten dat wij de rode loper gaan uitrollen voor andere ploegen om het Belgisch volleybal aantrekkelijker te maken.”

Heynen: “Voor de sport was het beter geweest dat we eens geen Maaseik – Roeselare kregen. Gelukkig kwam er al een andere bekerfinale. Dominique en ik zijn het daar waarschijnlijk over eens, maar alleen met dien verstande dat het de andere is die de finale niet haalt.” ( grijnslachje)

Hoe erg zou het zijn voor Roeselare en Maaseik om die finale, en dus Champions Leaguevolleybal, voor een jaar te moeten missen?

Heynen: “Wij zaten vorig jaar in de play-off in een gelijkaardige situatie als Roeselare dit seizoen. De druk was bijzonder groot omdat er een nieuw sportcomplex in aanbouw was. Stel je voor dat je het eerste jaar geen Champions League speelt. ‘Dat kan toch niet, alles behalve dat!’ Je voelt dat het voor de uitstraling van de club bijzonder belangrijk is en dan heb ik het nog niet over de verdere gevolgen. Nu, ik denk wel dat Maaseik het aankan om één seizoen te spelen zonder Champions League. Dat is een persoonlijk gevoel, want ik heb nooit aan de voorzitter gevraagd: ‘Mogen we eens een jaartje missen?'” ( lacht)

Baeyens: “Als coach kan ik dat wel relativeren. Je houdt er vooraf rekening mee dat het kan gebeuren, maar dat neemt niet weg dat wanneer het écht zo is, je een van de zwartste seizoenen in je carrière meemaakt. Die lat ligt nu eenmaal hoog, en je moet erover of je zit met een probleem. Voor de club – commercieel, sportief, noem maar op – kan ik het slechts een beetje inschatten, maar voldoende om te weten dat het mislopen van de Champions League een negatief lawine-effect zou teweegbrengen.”

Het had dit jaar zover kunnen zijn, en dan hebben we het over die ‘gelijkaardige situatie’ die Vital net aanhaalde. Asse-Lennik pakte halverwege de play-off de tweede plaats door Roeselare met 3-1 te verslaan. Vreesde je niet, Dominique, dat Maaseik het in de daaropvolgende wedstrijd wat rustiger zou aanpakken tegen datzelfde Asse-Lennik, waardoor het er echt benauwd zou uitzien voor Roeselare?

Baeyens: “Ik heb nooit gedacht dat Maaseik moedwillig wat gas zou terugnemen om ons er proberen uit te kegelen, maar ik vreesde wel een beetje dat de adrenaline bij de spelers van Maaseik zou ontbreken. Ze waren immers al zo goed als zeker van een finaleplaats.”

Heynen: “Volgde je de wedstrijd Lennik-Maaseik ook?”

Baeyens: “Nee, ik wou bewust niets weten tot nadat we zelf hadden gespeeld. Toen onze wedstrijd tegen Averbode afgelopen was, hoorde ik dat jullie op 1-2 gekomen waren en een mooie voorsprong hadden in de vierde set. Dat was wel een opluchting, moet ik toegeven.”

Volkslied

Maaseik won op één na alle onderlinge confrontaties dit seizoen – Supercup, reguliere competitie, play-offs – met 3-0. Het beheerste de competitie volledig en heeft het thuisvoordeel. Jullie starten met andere woorden als groot favoriet, Vital?

Heynen: “De favoriet wint niet altijd, dat is vorig jaar en het jaar voordien gebleken. In de finale begin je weer vanaf nul en het gaat om de vorm van het moment. Daarmee wil ik de favorietenrol zeker niet van ons weghouden, dat zou een beetje dwaas zijn om te beweren als je het hele jaar gedomineerd hebt. Die laatste onderlinge wedstrijd heeft echter aangetoond dat we het moeten opnemen tegen een tegenstander van formaat. Het zou me niet verbazen als we opnieuw een finale krijgen over vijf wedstrijden.”

Waar lag/ligt het verschil tussen beide ploegen dit seizoen?

Baeyens: “Maaseik is constanter, punt. Ze beschikken ook over een heel uitgebalanceerde ploeg. Ik spreek niet graag over namen, maar Pinheiro vind ik een zeer mooie, goede speler, die volgens mij uiterst belangrijk is voor de ploeg. Ze haalden bovendien sterke resultaten met verschillende bezettingen.”

Heynen: “Pinheiro is inderdaad de enige speler die 95 procent van de wedstrijden gespeeld heeft. We hebben geen basisploeg.”

Baeyens: “Dat maakt het ook niet gemakkelijk voor de tegenstander om een wedstrijd voor te bereiden tegen Maaseik. Je kan moeilijk honderd verschillende mogelijkheden op papier zetten, want dan snappen de spelers het uiteraard ook niet meer. Die variatiemogelijkheden vormen de grote sterkte, en als je blijft winnen, Vital?”

Heynen: “Dan aanvaarden spelers dat. Ze hebben natuurlijk liever dat het op hun bordje geserveerd worden: vandaag speel ik, morgen niet en de dag nadien val ik tijdens de derde set in. Zo werkt het niet als je de keuze hebt tussen meerdere goede volleyballers. Ik beslis meestal pas een uurtje voor de wedstrijd over de opstelling. Wat ik nu wel merk, is dat er enorm scherp getraind wordt. Omdat ik het soms zelf echt niet weet, hangt het van details af. De trainingen spelen een veel belangrijkere rol dan de voorbije jaren in de opstelling. Toen keek ik eerder naar de laatste wedstrijd en bouwde ik daarop verder. Hoe kleiner de kloof tussen de spelers wordt, hoe moeilijker de beslissing voor de trainer.”

Baeyens: “Voor de spelverdeler en de opposite deed zich in de play-off voor ons hetzelfde voor. Pas de dag voor de wedstrijd besliste ik wie er in de basis startte. In de jaren dat we kampioen speelden, koos ik bijna elke keer voor een typeploeg. Dat is op zich het eenvoudigste, maar je bent afhankelijk van het spelersmateriaal. Met Frank Depestele en Iván Contreras vroeger wist ik voor negentig procent dat ze zich na een slechte of minder goede set zouden herpakken. Sommige spelers, zo leer je als coach, slagen daar niet of veel moeilijker in. Dan is het toch duidelijk wat je moet doen? Iemand anders in de plaats zetten.”

Akkoord, er zijn de vele wisselmogelijkheden, maar jullie kennen elkaar ondertussen toch door en door. Kan je de andere dan nog wel verrassen?

Baeyens: “Het zou erg zijn, mochten we het niet meer proberen. Het is toch telkens onze betrachting om ergens iets te vinden waar we de tegenstander pijn mee kunnen doen.”

Heynen: “Laat me die lijn doortrekken: hoe kunnen wij, Roeselare en Maaseik, Europees mee? Door op andere vlakken te scoren dan op kracht, want daarin schieten we tekort, op tactiek dus. Ik probeer de spelers dan ook duidelijk te maken dat dat een wapen is waarmee wij andere ploegen kunnen verslaan.”

Baeyens: “En dan zal je merken dat sommige spelers sneller meedenken dan anderen. Dat is normaal, niet iedereen heeft dezelfde kwaliteiten.”

Over kwaliteiten gesproken: als je er – algemeen gesproken – eentje van de andere club zou kunnen overnemen, welke zou dat dan zijn?

Heynen: “De commerciële structuur, op dat vlak staat Roeselare een stap verder dan ons. Sportief werken we aan hetzelfde verhaal, denk ik, maar commercieel is Roeselare ons een jaar of vijf, zes geleden voorbijgestoken. Die achterstand moeten we proberen in te halen.”

Zelfde vraag aan jou, Dominique?

Baeyens: “Het Limburgs volkslied.” ( dat weerklinkt sinds dit seizoen voor elke thuiswedstrijd, nvdr).

Heynen: ( lacht, al dan niet wat verveeld) “Grapjas!”

Baeyens: “Nee, serieus. Ik vind het vooral knap dat ze het lef hadden om in deze economisch moeilijke tijden miljoenen euro’s te investeren in een eigen zaal.”

Psycholoog

En als we het puur over het volleybal op zich hebben: wat vinden jullie elkaar sterkste en zwakste punt?

( Algemeen gelach. )

Baeyens: “Je begrijpt ook dat we op zulke vragen onze joker inzetten.”

Heynen: “Weet je, onlangs legde ik het nog uit op een vipdiner voor een aantal sponsors. Om een wedstrijd tegen Lennik voor te bereiden bekeek ik enkele weken geleden zeven wedstrijden, in totaal 6000 acties. Urenlang bekijk je 6000 acties om íéts te vinden. Als je er één punt per set mee wint, dan heb je een uitstekende scouting verricht. Het gaat dus niet om oppervlakkigheden, maar om details.”

Baeyens: “Wij worden betaald om te winnen. Ik kan een verhaaltje opdissen, maar in alle eerlijkheid ga ik hier en nu toch niet vertellen: ‘Dat vind ik speltechnisch of -tactisch knap van Maaseik en dat vind ik heel zwak.’ Misschien dat trainers die minder tijd steken in of belang hechten aan het tactische aspect die vraag wel sneller zullen beantwoorden omdat zij niet geloven dat die ene actie het verschil kan maken. Op dat punt hebben Vital en ik hetzelfde idee. Het neemt vaak uren en uren in beslag voor de video of de computer, waarbij je soms tegen je assistent zegt: ‘We herbeginnen want we hebben de clue niet te pakken.’ Maar je doet het omdat je gelooft dat die kleine zaken nog iets extra’s kunnen opleveren.”

Hoe belangrijk is het mentale aspect?

Baeyens: “Een topprestatie in de sport is het gevolg van een combinatie van verschillende capaciteiten. Uiteraard is er het fysieke, technische en tactische, maar er is ook het mentale. Een speler of een ploeg die niet mentaal in orde is, kan geen topprestatie leveren. In die optiek werken wij ook samen met een sportpsychologe.”

Heynen: “In België is men daar nog zo preuts in. Een trainer die toegeeft dat hij met een psycholoog werkt, wordt als een zwakkeling beschouwd. Als mensen die ergens vijf, zes jaar voor gestudeerd hebben en een jarenlange ervaring hebben, mij niets meer kunnen leren… Ik krijg hulp van een fysical trainer, een fysiotherapeut, een dokter en ook een psycholoog die mij begeleidt naar de ploeg toe. Een goede coach is diegene zoekt tot hij op elk gebied de goede input krijgt. En dan moet hij nog de juiste beslissing nemen, natuurlijk, want als het fout loopt, wijzen alle vingers naar hem.”

Baeyens: “Het behoort zeker ook tot de taken van de coach om zijn team mentaal scherp te houden, maar, sorry, om een echt psychologisch profiel op te maken van iemand heb je een specialist nodig. Dan hoor je mensen zeggen: ‘Roeselare heeft een mentaal probleem en daarom contacteren ze een psycholoog’, terwijl die persoon al van in augustus voor ons werkt. Voor mij is zo iemand gewoon een logische schakel in een professioneel geheel.” S

door roel van den broeck – beeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content