‘Alles wat ik nu nog kan winnen, beschouw ik als een bonus’, zegt Richard Virenque. Maar wat graag zou hij Quick Step-Davitamon en zichzelf een nieuwe bolletjestrui schenken.

Geliefd, verguisd en vervolgens weer in de armen gesloten : dat is het verhaal van Richard Virenque. De nu vierendertigjarige Fransman stond twee keer op het podium van de Tour. In 1996 eindigde hij als derde, in 1997 als tweede. Nog een jaar later kwam hij aan de start met slechts één doel : met de gele trui de Champs Elysées oprijden. Maar toen barstte de bom. “Alle camera’s stonden op mij gericht terwijl ik niet anders was dan de anderen”, weert Virenque zich ruim vijf jaar later nog altijd als een duivel in een wijwatervat. En dat hij niet onmiddellijk de waarheid sprak ? “Waarom zou ik dat dan doen, pourquoi me couper les ailes ?”

Liever dan te grasduinen in een soms pijnlijk verleden, kijkt Virenque – die vorige week enkele uren in België vertoefde voor de opname van een tv-spot voor Quick Step – naar de toekomst. Sinds zondag is hij aan de slag in Parijs-Nice, maar zijn ambities liggen elders. Net als vorig seizoen kreeg hij van de ploegleiding van Quick Step-Davitamon carte blanche voor de Ronde van Frankrijk. In 2003 bedankte hij met een ritzege, een dag in het geel en een zesde eindoverwinning in het bergklassement.

Wat wordt het deze keer ?

Richard Virenque : “Ik mik opnieuw op ritwinst en op de bolletjestrui. In de wereldbekerwedstrijden na de Tour verwacht ik ook nog fysiek op punt te staan om mij te tonen. Alles voor de zomermaanden beschouw ik als la mise en jambes. Maar als er zich eerder een mogelijkheid voordoet om ergens een rit mee te pikken, dan zal ik die niet laten liggen. In de Ronde van de Middellandse Zee werd ik in de laatste rechte lijn nog gegrepen. Daarmee wil ik aangeven dat het niet is omdat ik de goede vorm nog niet te pakken heb, dat ik niet kan winnen : je suis un arriviste des opportunités.”

Een paar keer eindigde je al erg dicht in het nationaal kampioenschap. Droom je er niet van eens met die tricolore trui rond te rijden ?

“Tja ( zucht)… Ik werd al eens tweede en derde, zoals ik ook al een derde plaats behaalde op het wereldkampioenschap en een tweede en een derde in de Tour. Ik zou natuurlijk graag het Franse kampioenschap winnen, maar in die wedstrijd sta ik er alleen voor, kan ik niet rekenen op steun van ploegmaats, wat het er niet gemakkelijker op maakt.”

Met Laurent Dufaux trok Quick Step-Davitamon wel een renner aan die je er heel graag bij wou voor de Ronde van Frankrijk.

“( Enthousiast.) Dat vormde tijdens deze eerste maanden van het seizoen al een groot mentaal voordeel en ik hoop dat we met onze aanvallende rijstijl voor vuurwerk kunnen zorgen in de Tour.”

Hebben jullie al een bepaalde rit aangekruist waarin jullie voor dat vuurwerk willen zorgen ?

“Het zal uiteraard moeten gebeuren in een bergrit, maar helaas staan er dit jaar niet al te veel op het programma van de Tour.”

Het kan een vreemde Tour worden, met de eerste individuele tijdrit pas als 16e rit, en dan nog naar l’Alpe d’Huez. Wat verwacht jij ervan ?

“Het parcours is in elk geval speciaal, ook voor renners die strijden voor het bergklassement. Maar toch zullen weer dezelfde jongens in aanmerking komen voor de eindzege. Het wordt afwachten hoe Joseba Beloki herstelt van zijn val vorig seizoen en of Alexander Vinokourov in dienst zal rijden van Jan Ull- rich. Lance Armstrong beschikt op papier misschien over een minder sterk team dan Ullrich, maar de kwaliteit van het individu blijft de belangrijkste factor. Van mij mag het gerust een record-Tour worden : iemand die voor het eerst zes keer wint en iemand die voor het eerst zeven keer de bolletjestrui pakt ( lachje).”

Wat vind je van de uitspraak van Lucien Van Impe dat je ‘niet eens op de foto zou staan’, mocht hij nog meerijden ?

“Ik respecteer de prestaties van Frederico Bahamontes en Lucien Van Impe, maar ik geloof niet dat je verschillende generaties met elkaar kan vergelijken. Want hoeveel profs telde het peloton vroeger ? En hoeveel rijden er nu rond ? Jaloezie ligt aan de oorsprong van zulke commentaren.”

Je behaalde al zes ritoverwinningen in de Tour. Aan welke bewaar je de beste herinnering ?

“De zege van vorig seizoen, toen ik ook de gele trui mocht omgorden, deed enorm deugd. Net als de overwinning op de Mont Ventoux een jaar eerder en die in Courchevel in 1997. En in 2000 in Morzine loste ik Armstrong en Ullrich en haalde ik de ontsnapte Roberto Heras bij. Maar eigenlijk sla ik geen enkele etappezege hoger aan dan een andere. Het doet me vooral plezier dat ik mijn veertiende jaar als professional aanvatte, dat ik de gele trui droeg in 1992 en dat ik in 2004 nog altijd een bepaalde rol kan spelen in de grootste wedstrijd van het jaar.”

Inderdaad : je mocht de gele trui aantrekken in 1992 en in 2003 nog een keer. Dacht je niet : de cirkel is rond ?

“Wel even, ja. Mijn carrière ligt achter mij, niet voor mij. Alles wat ik nu nog kan winnen, beschouw ik als een bonus. Dat neemt niet weg dat ik nog over een gezonde dosis motivatie beschik.”

Droomde je er al van kindsbeen af om wielrenner te worden ?

“Sinds mijn veertiende, ja, omdat ook mijn broer koerste. Aanvankelijk dacht ik niet dat ik het tot profwielrenner kon schoppen, dat leek mij niet haalbaar. Bij de scheiding van mijn ouders hield mijn broer – die nochtans heel wat talent bezat – het voor bekeken. Voor mij betekende het een déclic in de andere richting.”

Leg eens uit.

“Die scheiding plaatste mij voor een voldongen feit. Vanaf dat moment besefte ik dat je om te slagen in het leven de zaken serieus moet aanpakken, dat je moet vechten. Weet je, als opgroeiende tiener aan de Côte d’Azur heb je geen zin om te gaan trainen. Dan ga je liever naar het strand met de vrienden en vriendinnen, of naar de discotheek ( lachje).”

Daarom allicht dat het zuiden van Frankrijk zelden toprenners voortbracht ?

“Zeker en vast. In Bretagne gaan ze misschien ook af en toe naar het strand, maar dan dragen ze vast een pull met een rolkraag ( lacht).”

In 2001 won je Parijs-Tours, de sprintklassieker bij uitstek. Hoe leg je dat uit ?

“Ik behaalde die overwinning dankzij mijn panache en mijn strijdlust. Patrick Le- fevere gaf me de kans om opnieuw professioneel te fietsen. Ik moest bewijzen dat ik die plaats waard was om een jaar later opnieuw een contract te krijgen. Ik voelde me als een gewond dier en daar moet je altijd voor oppassen.”

Je gebaar toen je de finishlijn overschreed, sprak boekdelen.

“Ja. Veel koersen won ik niet tijdens mijn loopbaan, maar ik denk te mogen zeggen dat ik zelden een overwinning gestolen heb. Aanvallen is mijn lust en mijn leven. Nooit deed ik dat met tegenzin, altijd met de glimlach.”

Zaten er ook opgekropte woede en revanchegevoelens in dat gebaar ?

“Iedereen weet dat ik een bijzonder moeilijke periode kende na de Tour 1998. En die duurde eigenlijk tot na mijn schorsing in 2001. Tijdens de Tour van 1998 wilde men de politiek in het wielrennen veranderen en ik werd daarvoor uitgekozen. Alle camera’s stonden op mij gericht terwijl ik niet anders was dan de anderen. Ze verweten mij zaken die voor alle renners golden. Ça, c’était révoltant.”

Je ploegmaats bij Festina bekenden wel onmiddellijk dat ze doping gebruikten. Waarom bleef jij liegen ?

“Zij die de waarheid vertelden, werden daarvoor gestraft. Waarom zou ik dat dan doen, pourquoi me couper les ailes ?”

Kende je geen spijt, wroeging ?

“Soms wel. Ook achteraf, want het zou wellicht allemaal geen drie jaar hebben aangesleept. Maar omdat ik er niet mee akkoord ging dat ik uitgekozen werd pour faire passer des messages, bleef ik koppig.”

Hoe reageerden de andere renners, zij die wel onmiddellijk bekenden ?

“Ieder nam de verantwoordelijkheid voor zichzelf en aanvaardde de beslissing van de anderen. Het was zeker niet zo dat ze zich tegen mij keerden. We waren met Festina naar de Tour gekomen om die te winnen. We beschikten over een nóg sterkere ploeg dan de jaren voordien, waarin we achtereenvolgens als derde en tweede eindigden. Bij andere teams lachten ze in hun vuistje toen wij uit de Tour gezet werden, want zo konden zij dichter eindigen.”

Toen je na je bekentenissen een schorsing van negen maanden kreeg, overwoog je te stoppen met wielrennen. Waarom besliste je uiteindelijk om dat niet te doen ?

“Ik vreesde aanvankelijk dat ik moést ophouden, omdat niemand me nog wilde. Gelukkig stak Patrick Le- fevere zijn hand uit en daar ben ik hem dan ook erg dankbaar voor. Hij was de enige die me nog een kans bood. Voor 1998 je valais des millions et des millions, in 2001 koerste ik voor het salaris van een neoprof. Om je maar te zeggen… Niet dat het me daarom te doen was, ik stelde dan ook geen enkele financiële voorwaarde. Het enige wat ik tegen Patrick zei, was : ‘Geef me een truitje en een fiets en ik zal bewijzen waartoe ik nog in staat ben.’ Ik wilde mijn carrière niet beëindigen op een moment dat ik nog mooie wedstrijden kon winnen.”

Hoe zwaar was het mentaal om door nagenoeg iedereen in het wielermilieu uitgespuwd te worden ?

“Bijzonder moeilijk. J’ai touché le fond. Je moet weten dat ik de énige renner was die zich moest verantwoorden op het Festina-proces. Drie weken lang moest ik me dagelijks melden in Rijsel. Het leek op dat moment alsof ik de enige schuldige was, de grote boosdoener, terwijl eigenlijk het proces gemaakt werd van het wielrennen. De vele positieve reacties van de supporters hielden me recht en vooral de steun van mijn vrouw en mijn kinderen. We verhuisden toen opnieuw van Genève naar Zuid-Frankrijk, waar ik mijn jeugd had doorgebracht. Je voudrais revenir aux sources om weer met een schone lei te kunnen beginnen. Ik moest mezelf weer in vraag stellen. Achteraf kan ik zeggen dat die hele affaire me nog sterker gemaakt heeft.”

Heeft die zaak jou ook nog op een andere manier veranderd ?

“Ja. Voor 1998 dacht ik dat er niets anders bestond dan de koers. Tegenwoordig kan ik alles veel beter relativeren, ik besef dat er belangrijkere dingen zijn in het leven. Voordien geloofde ik in de goedheid van álle mensen, terwijl ik nu weet wie ik als echte vrienden kan beschouwen. Ook mijn houding ten opzichte van de media wijzigde. Bepaalde mensen moeten me niet meer vragen voor een interview.”

Marco Pantani maakte een gelijkaardige situatie mee. Waarom, denk je, kon hij zich niet herpakken ?

“Je moet kunnen terugvallen op je familie, il faut avoir des bases saines. Pantani raakte geïsoleerd. Als je geen vrouw of kinderen hebt die op je wachten, wat doe je dan ? Je gaat uit, duikt het nachtleven in… Niets houdt je thuis. Een wielrenner heeft innerlijke rust nodig en een stabiel gezinsleven.”

Ze verweten jou zaken, zei je daarnet, die voor alle renners golden. Is de situatie ondertussen genormaliseerd ? In hoeverre heeft het Festina-proces bijgedragen tot een zuiverder wielersport ?

“Het staat vast dat er nu een bepaald bewustzijn heerst dat voordien ontbrak. Maar of de situatie volledig genormaliseerd is, weet ik niet. Ik kan niet zeggen hoe het er bij andere ploegen aan toegaat.”

Stond je nooit stil bij de gevaren van het gebruik van epo ?

“We werden daarin begeleid door dokter Rijckaert en we stelden ons vertrouwen in hem. Hij gaf me altijd de indruk te weten waarmee hij bezig was. Mocht dat niet zo geweest zijn, dan had ik na 1998 niet meer voor de prestaties kunnen zorgen die ik nu wel nog leverde. Dat ik dat nog kan, wijst erop dat we er zeker niet overmatig misbruik van maakten.”

Ben je niet bang van de gevaren op langere termijn ?

“Daar probeer je niet te vaak aan te denken.”

Hoe leg je uit dat je in Frankrijk na die hele affaire nog steeds de ‘chouchou’ bent van het publiek, dat je zelfs nog po- pulairder bent dan voordien ?

“Omdat de mensen intelligent zijn, ze weten dat ze mij niet als de enige schuldige moeten beschouwen van wat er in het verleden foutliep. Ze houden van de manier waarop ik koers, aanvallend en nooit aflatend.”

Kan je door je populariteit nog een normaal leven leiden in Frankrijk ?

“Naar de winkel gaan met mijn vrouw en kinderen kan ik niet. Maar je leert er na al die jaren mee leven. Ongetwijfeld komt er een tijd dat ik wel weer de dingen van alle dag zal kunnen doen.”

Slotvraagje : weet je al waarmee je je wil bezighouden na je carrière ?

“Daar werk ik stilaan aan. Ik wil namelijk een gezondheidscentrum oprichten, een soort kuuroord annex hotel.”

door Roel Van den broeck

‘Aanvallen is mijn lust en mijn leven. Ik doe dat altijd met de glimlach.’

‘Aan de gevolgen van epo op lange termijn probeer ik niet te vaak te denken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content