Luciano D’Onofrio wordt geroemd om zijn kennersoog en netwerk. Aan die twee kwaliteiten van hem zijn de Luikse landstitels van 2008 en 2009 vaak toegeschreven. Terecht? Sinds hij in 1998 naar Luik terugkeerde, realiseerde D’Onofrio 156 inkomende transfers.

Van slechts drie daarvan kan worden gezegd dat zij nadien internationaal topniveau haalden: Sérgio Conceição, Daniel Van Buyten en – onder voorbehoud nog – Steven Defour. Niet eens twee procent van het totaal. Sterker nog: eigenlijk had de komst van zowel Van Buyten als Defour niets met D’Onofrio’s adresboekje te maken. Iedereen kan bij Charleroi en Genk binnenstappen.

Iets breder beschouwd komen we aan 36 geslaagde transfers. Onder hen Ivica Dragutinovic, Vedran Runje, Manuel Dimas, Michaël Goossens, Eric Deflandre, Karel Geraerts. Nog altijd minder dan één transfer op vier. Verder zien we nog 33 spelers die het niet onaardig deden, maar toch vooral in de nationale competitie goed presteerden.

Vijfenvijftig procent van de transfers die D’Onofrio deed, waren flops. Toch geen fraai cijfer. Onder hen Robert Prosinecki die kwam uitbollen, Milan Rapaic die af en toe een goede vrije trap gaf, Sá Pinto die al veel te oud was, Jorge Costa die het hele defensieve compartiment destabiliseerde, Robert Spehar die in één seizoen maar drie keer scoorde, Olivier Dacourt die nooit kon aantonen waarom hij ooit tot de Europese top behoorde, en Ricardo Rocha die zich dertien wedstrijden lang afvroeg wat hij in België kwam doen. Tegenover een goede transfer zoals die van Mohamed Sarr staan namen als die van Aliu Datti, Sergei Kovalenko en Fabian Carini, die respectievelijk voor AC Milan, Juventus en Inter hadden gespeeld, maar hier nooit doorbraken.

In een recent artikel maakte de Franstalige Brusselse karnt Le Soir de balans op van D’Onofrio’s transfers van de laatste vijf jaar. Daaruit bleek dat bijna 39 procent van de binnengehaalde spelers minder dan vijf wedstrijden speelde. Iemand als Rodrigo Costa speelde in 2006 onder Jan Boskamp maar één keer mee. Hetzelfde geldt voor Lovre Vulin en Digão, het kleine broertje van Kaká. Maar het kan nog erger: Alen Pamic en Tiago speelden geen enkele officiële wedstrijd. In 2006 werden met grote trom drie Portugezen aangekondigd, die Standaard dankzij het fameuze adresboekje had kunnen binnenhalen en van wie werd verwacht dat ze de pannen van het dak zouden spelen. Helaas, Nuno Coelho, Rogerio Matias en Miguel Areias bleven niet eens een jaar. En wat te zeggen van Victor Ramos die voor twee miljoen euro werd aangetrokken? Hij verliet Sclessin afgelopen zomer langs een achterpoortje.

Zelfs sommige succesverhalen staan los van het netwerk van D’Onofrio. Milan Jovanovic belandde als bij toeval op Sclessin toen hij zijn knie liet behandelen door toenmalig Standarddokter NebojsaPopovic. Ook de doorbraak van de jonge talenten Marouane Fellaini en Axel Witsel was niet gepland. Hun entree in 2006 kwam er enkel omdat de drie al hoger genoemde Portugezen en andere nieuwkomers zoals Frédéric Dupré, Hakim Bouchouari, Mladen Pelaic, Rodrigo Costa, Sá Pinto en Junior Standard een van de meest belabberde competitiestarts ooit bezorgden. Mocht Luciano D’Onofrio dat seizoen beter hebben ingekocht, zouden Fellaini en Witsel zeker toen nog niet zijn doorgebroken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content